Samen groei je op en een groot deel van je leven is met je broer of zus verweven. Lea Verschuure – Niewenhuijse verloor negen jaar geleden haar broer Markus. „Op die dag ging er een stukje vrolijkheid uit me weg. Het gemis wordt nog steeds groter.” Bert Hofman verloor zijn tweelingbroer Herman. „Er is geen punt achter de relatie gezet, maar de band verduurt de eeuwigheid. Daar put ik troost uit.”
Ze kwam thuis uit haar werk en zag haar ouders huilend op de bank zitten. „Ze zeiden: ?We moeten je iets ergs vertellen’,” vertelt Lea Verschuure. „Ik zag ze zitten en het viel me op dat ze in één klap oud waren geworden. Ze vertelden dat mijn broer Markus omgekomen was bij een verkeersongeluk. Ik kon en wou het niet geloven. We scheelden vijf jaar en hadden een hele goede band. Uren konden we samen kletsen en we bespraken alles. Hij was alleen in de weekenden thuis en meestal praatten we dan op vrijdagavond bij. De laatste keer dat ik hem sprak, was op zo’n avond. Ik weet nog dat we om half twee nog zaten te kletsen. Ik zei tegen Markus dat ik echt moest gaan slapen, want de volgende dag moest ik weer werken. Het is mijn mooiste en laatste herinnering aan hem, maar tegelijkertijd voel ik me soms schuldig. Ik had hem toen nooit weg moeten sturen.”
Dubbele band
Ook Bert Hofman had een goede relatie met zijn tweelingbroer Herman. „We hadden ieder onze eigen woon- en werkplek en Herman had het als predikant altijd druk. Maar we telefoneerden regelmatig, bezochten elkaar en wisselden publicaties uit,” vertelt hij. „Behalve broers in hetzelfde domineesgezin, waren we ook broers in de Geest. Zo hadden we een dubbele band met elkaar. We konden geloofservaringen delen. De vreugde die we beleefden in de omgang met God, maar ook de aanvechting en de zorgen die we doormaakten.” Bert en zijn vrouw Francien schrokken dan ook heel erg toen ze hoorden dat hun broer en zwager longkanker in een vergevorderd stadium had. „Het viel ons wel op dat tijdens het preken zijn ademhaling erg snel ging, maar we dachten dat dit kwam doordat hij ouder werd. De boodschap was een schok voor ons. Al snel konden we bij hem op bezoek. De Heere was bij hem overgekomen met Psalm 103: ‘Loof de Heere mijn ziel, Die al uw ongerechtigheden vergeeft, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid.’ Herman besefte dat zijn werk op deze wereld af was. Hij was verenigd met de wil van God. We ontdekten geen spoor van vrees. We hadden samen een aangenaam gesprek. Dat bracht ons nog dichter bij elkaar en gaf ons rust. De laatste keer dat we hem bezochten, vertelde hij hoe hij in de afgelopen nacht werkzaam geweest was met het wel en wee van zijn kinderen en kleinkinderen. Hij mocht geloven dat de zegen van de Heere ook op zijn nageslacht zou rusten. Hij was aan het eind van zijn krachten en verzocht mij samen met de aanwezige kinderen Psalm 72:17- 19 voor te lezen en met gebed te eindigen. Daarin konden we onszelf en de nabestaanden aan de Heere overgeven.afschei.met e kracjuig e handdruk einde zou betekenen.k de aanvechting en de zorgen die we doormaakten, besprtaken we met elka Het was een onvergetelijk moment. Met een krachtige handdruk namen we afscheid.”
Opstandig
De eerste dagen na het overlijden van haar broer Markus, werd Lea geleefd. „Je moet van alles regelen, maar je wilt niets. Je wilt alleen maar stil en alleen zijn. Maar alles gaat door. Je moet eten en drinken, ook al wil je niet. Ik kon het gebeurde niet goed verwerken. Ik wilde er alles aan doen om mijn ouders te steunen in hun verdriet. Altijd luisterde ik, hielp ik en toonde ik begrip voor hen. Ik heb nog drie andere broers, maar ik was de enige die nog thuis woonde, dus er kwam veel op mij af. Je vergeet op zo’n moment bijna dat je er zelf ook nog bent. Doordat m’n ouders veel aan mij vertelden, zat ik op den duur zelf ook vol. Veel mensen vroegen aan mij hoe het met m’n ouders ging, terwijl ikzelf ook mijn broer heel erg miste. Gelukkig heb ik een schoonzus aan wie ik alles kon vertellen. Het is heel belangrijk dat je iemand hebt die met je meedenkt en meevoelt. Dat deed ze altijd. Een andere broer van mij had het ongeluk voor z’n ogen zien gebeuren. In elkaars ogen lezen we de diepe pijn en dat herkennen we van elkaar, maar hij kon en kan er bijna niet over praten. Dat doet pijn,” vertelt ze. „Mijn ouders ervoeren steun uit het geloof, maar ik werd opstandig. Ik was heel boos op God. Waarom nam hij mijn broer weg? Aan de ene kant wilde ik er niets meer van weten, maar aan de andere kant zocht ik er toch soms steun in.”
Dagboek
Bert ervoer na het overlijden van zijn twee-eiige tweelingbroer een mengeling van droefheid en vreugde. „Ik was intens bedroefd. Ons leven begon op dezelfde datum, maar hij werd al afgelost. Mijn taak hier was nog niet vervuld. Ik miste een liefhebbende broer, een aanspraak, ontmoetingen en telefoongesprekken. Ik was een stukje eenzamer op de wereld en huilde vanwege het gemis. Toch zat in dat huilen soms vreugde verborgen, bijvoorbeeld als ik troost mocht putten uit Bijbelteksten. Door in de Bijbel te lezen, kreeg ik soms indrukken van de heerlijkheid waarin Gods kinderen mogen delen,” vertelt hij. Bert vertrouwt al jarenlang zijn dagelijkse belevenissen aan dagboeken toe. „In de rouwperiode hielp mij dat heel goed om mijn gevoelens te uiten. Wat op je afkomt, is een bonte mengeling aan gebeurtenissen. Door erover te schrijven, kreeg ik alle zaken op een rijtje,” legt hij uit. „Mijn broer miste ik, maar toch leefde het besef in mij dat de band niet voorgoed was verbroken. Ik wist dat Herman nu bij God was, Die niet een God van de doden, maar van de levenden is. Ik hoefde me hem niet voor te stellen als voorbij, behorend tot het verleden. Er staat geen punt achter de relatie, maar de band blijft bestaan en verduurt de eeuwigheid. Daar put ik troost uit.”
(Ver)werken
Om het verdriet te verdrijven, richtte Lea zich op haar werk. Pas toen ze trouwde en met haar man ging varen, kwam ze er meer aan toe om zelf het verlies van haar broer te verwerken. Ze had wat meer rust en dacht veel terug aan haar broer. Haar man kende haar broer ook goed en dat vindt Lea heel fijn. „We hebben samen herinneringen aan mijn broer en ik hoef niets over hem uit te leggen. Mijn man staat dicht bij me en ervaart hetzelfde als ik. Dat geeft steun,” vertelt ze. „Toch stortte ik me nu weer op m’n werk, om de leegte en het diepe gemis te verdrijven. Totdat ik een miskraam kreeg. Door het verlies van ons kindje, kwam het verdriet om het verlies van mijn broer dubbel op me af. Het veranderde de kijk op het leven. Ik moest beide verliezen verwerken. Ik besefte opeens dat ik niet altijd door kon gaan met m’n hoofd in het zand steken. Ik besefte dat ík nog wel mag leven, dat ik nú voor mijn kinderen mag zorgen en mag genieten van elke dag. Ik ging toen door veel dieptes. Nu gaat er nog steeds geen dag voorbij zonder dat ik aan m’n broer denk, maar de scherpe pijn is weg. Toch wordt het gemis steeds groter. Wij verwachten nu ons derde kindje, maar hij zal onze kinderen nooit zien. Ik vraag me ook weleens af hoe zijn leven er nu uitgezien zou hebben,” vertelt Lea. „Inmiddels ben ik ouder dan hem. Dat vind ik een vreemd idee. Ik houd er ook niet van om mijn verjaardag te vieren, terwijl het juist ook mooi is dat je weer een jaar mag ontvangen.”
Praten
Bert had tijdens de rouwperiode veel steun aan de mooie herinneringen die hij aan zijn broer heeft. „De relatie met je tweelingbroer is toch anders dan die met andere broers en zussen. Zo wilde Herman dat ik als ouderling deelnam aan de handoplegging bij zijn bevestiging als predikant en dat ik hem namens de familie toesprak bij zijn afscheids- en intredediensten. Overigens deed ik dat met genoegen. Het is fijn om aan deze gebeurtenissen terug te denken,” vertelt hij. „Francien en de kinderen leefden mee bij de rouwverwerking en daar ondervond ik veel steun van. Ik kon er met hen over praten. Mijn jongste zus woont in Amerika en was overgekomen om alles mee te maken. We konden samen alles delen en dat was goed voor de verwerking.”
Lea vond het ook fijn om met anderen over haar broer te praten, maar merkte wel dat je na een jaar geen verdriet meer mag tonen. „Iedereen gaat door met z’n leventje en er wordt niet meer over gesproken. Toch had ik er nog behoefte aan. Soms begon ik erover, maar dan werd het afgekapt. Later begon ik er al niet meer over. Als je het niet meemaakt, kun je niet beseffen wat het is om een broer of zus te verliezen waarmee een groot deel van je leven is verweven,” vertelt ze. „Ik kan me wel voorstellen dat mensen het lastig vinden om erover te praten en niet weten wat ze moeten zeggen. Maar het is beter om steeds maar weer te vragen: ‘Hoe gaat het nu met je?’ dan het onderwerp te ontwijken. Alleen al dat mensen eraan denken, kan steunend zijn.”
Veranderd
In het laatst van zijn leven merkte Lea dat haar broer veranderde. „Zijn radio bleef uit. Hij ging andere muziek luisteren en christelijke boeken lezen. Hij was duidelijk op zoek. Ik merkte dat hij veranderde en hoop dat hij in de hemel is. Dat wil je heel graag, maar mensen mogen niet oordelen. Toch geeft het wel een beetje vrede in mijn hart.” Lea geeft aan dat ze haar hele leven rouw zal blijven hebben. „Nadat ik het bericht van Markus’ overlijden ontving, ben ik nooit meer onbezorgd geweest. Ik kreeg een knak.” Glimlachend voegt ze toe: „Het is niet dat ik hele dagen huil, maar er ging een stukje vrolijkheid uit me weg.” Na al die jaren vond Lea berusting in het feit dat haar broer overleed. „Stukje bij beetje leerde ik van preken of stukjes die ik las en op mezelf toe kon passen. Ik merkte dat gebed mij sterkte en ik kreeg kracht om door te gaan. De gebeurtenissen brachten me dichter bij God. Toen ging ik me afvragen: Waarom moest Markus hiervoor overlijden? Had God niet iets anders kunnen doen om mij dichter bij Hem te brengen? Zelfs dan wil je het liefst alles nog zelf regelen. Maar je moet juist leren om je leven in Zijn handen te leggen. Het duurde heel lang voor ik dat kon.”
Ook Bert ervaart na bijna vier jaar nog steeds steun aan zijn geloof. „Mijn broers vreemdelingschap is vergeten. Hij is in het Vaderhuis, waarheen ik hem weldra zal volgen en verblijven zal met allen die de verschijning van onze Heere Jezus Christus hebben liefgehad. Mijn hart stroomt vol met een heerlijke vrede en vreugde, hoewel ik niet kan zeggen waaruit het leven Boven bestaat. Daar is onze taal niet toereikend voor. Daarboven, in de eeuwige zaligheid, speelt de aardse bloedverwantschap van tweelingen geen rol meer, maar is Christus alles in allen.”