altZowel Elly van Harten-van der Craats als Jannie Mijnheer-Prins merken dat de emoties en gevoelens een aantal jaren na het overlijden van hun echtgenoten nog heftig zijn. Elly: „Als je je partner verliest, wordt echt álles anders.”

„Mijn man Henk overleed op 9 september 2011, een week voor zijn 49e verjaardag,” vertelt Jannie. „Hij werd gevonden in zijn vrachtauto, overleden aan een hartstilstand. Onbeschrijfelijk hoe dan je leven in één keer verandert. We weten vanuit Gods Woord ‘Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur’. Dat werd nu zo dichtbij ervaren.” Het overlijden van Bert, de man van Elly, kwam minder onverwacht. „Bert kreeg een ontsteking aan zijn alvleesklier. Eerst heeft hij twee dagen op de Intensive Care in Ede gelegen, waar hij zelf IC-verpleegkundige was. Daarna is hij naar Nijmegen gebracht. Ze hebben zeventien weken voor zijn leven gevochten, toen waren de mogelijkheden op.” Elly plaatst het overlijden van Bert in hoger perspectief. „Zijn lichaam was op, maar wat ik nog belangrijker vind: de Heere vond het zijn tijd. Bert mocht Thuiskomen.” Ook Jannie mag weten dat haar man goed heengegaan is. „We mogen geloven dat Henk de kroon des levens heeft ontvangen, die de Heere beloofd heeft aan degenen die Hem liefhebben.”


Kinderen

Door het overlijden van hun man veranderde de hele thuissituatie. „Toen mijn man overleed, was Femke bijna zestien,” vertelt Jannie. „Een leeftijd waarop je natuurlijk al niet meer zo afhankelijk bent. Toch wilde ik er in deze situatie wel graag voor haar zijn.” Dat ‘er zijn’ beaamt Elly. „Ook het leven van mijn kinderen stond op zijn kop. Ze hadden echt een vast thuis nodig. Zo vonden en vinden ze het bijvoorbeeld fijn om duidelijkheid te hebben over de tijden dat ik thuis was.” Jannie herkent dit. Ze vertelt: „Hoewel Femke eraan gewend was dat ik werkte, probeerde ik wel thuis te zijn als zij uit school kwam. Zeker in de eerste tijd leefde dat heel sterk. Ook vond ik het moeilijk om ‘s avonds ergens naartoe te gaan en haar alleen achter te laten. Gelukkig was er familie die dat aanvoelde en daarbij hielp.”

Elly benadrukt het belang van het oog hebben voor elkaar als gezinsleden. „Het is zo belangrijk dat wanneer kinderen nog maar één ouder hebben, die ouder zich ook echt kan geven.” Jannie: „Je probeert oog te hebben voor elkaars verdriet, maar dat is moeilijk. Femke miste haar vader en ik miste mijn man.” Elly: „Het eerste jaar na het overlijden is voor iedereen moeilijk, omdat alles voor de eerste keer komt. Zelf vond ik het tweede jaar na Berts overlijden moeilijker. Dan dringt het echt door dat je alleen verder moet.” Jannie herkent dit: „Het duurt lang hoor, voordat je echt tot het besef komt dat het definitief is.”


Financiën

Na het overlijden van hun man was er soms weinig tijd om te rouwen. Jannie: „Er moet in korte tijd zo veel verwerkt en geregeld worden! Ik heb me achteraf afgevraagd hoe ik het kon.” Elly herkent dit. „Je leven ligt echt op de kop als je een partner verliest. Alles is anders. Ik heb nooit beseft dat het zo’n impact kan hebben.” Eén van de dingen waar duidelijkheid over moest komen, waren de financiën. „Er kwamen onvoorstelbaar veel brieven van allerlei instanties,” vertelt Jannie. „Dan komen vanzelf ook de vragen: ga ik het financieel allemaal redden? Kan ik blijven wonen waar ik nu woon? Moet ik meer gaan werken? Ik vond het een moeilijke tijd. Er moest zo veel geregeld worden, terwijl je worstelt met een diep verdriet.”

Hun situatie is wel wat verschillend, zo blijkt. Elly: „In eerste instantie dacht ik dat ik na een aantal maanden na het overlijden van Bert aan de slag zou moeten. Dat leverde veel stress op. Gelukkig bleek dat ik een partnerpensioen kreeg en een Anw-uitkering (Algemene Nabestaanden Wet. Deze uitkering stopt op het moment dat het jongste kind achttien jaar is, red.) Met deze beide uitkeringen kan ik het redden.” Jannie, die al drie dagen werkte op de basisschool in haar woonplaats, bleef dat na het overlijden van haar man doen. „Toen onze dochter Femke vier jaar was, ben ik een aantal dagen gaan werken. Er zijn wel perioden geweest, toen er sprake was van een leerkrachtenoverschot, dat ik me afvroeg of ik geen plaats moest maken voor jongere mensen. Die stap heb ik nooit gezet.” Ze ziet daar nu de leiding van de Heere in. Jannie: „Het bleek dat ik het financieel kon redden met de huidige taakomvang van drie dagen per week op school en een bepaalde uitkering. Reden tot dankbaarheid!”

 

Dit is een selectie van een artikel dat verscheen in de GezinsGids van 3 september.