Terwijl hij opgroeit in een atheïstisch Joods milieu, stuit Asaf Pelled in een onrustige zoektocht op de betekenis van het Nieuwe Testament. Het zal zijn leven veranderen. Hij moedigt christenen aan om het gesprek met Joden aan te gaan.

Tekst: C.J. de Leeuw Beeld: Anneke Vat-Pul

Of Nederland niet een tikje saai en grijs is voor iemand die in het bruisende oosterse leven is grootgebracht? Asaf Pelled heeft lange tijd bijna onafgebroken op een rustige, weloverwogen manier het woord gevoerd, maar nu barst hij uit in een gulle bulderlach. Alsof er iets in hem ontwaakt. „Jij zegt het! Ja, kleurrijkheid hoort bij ons. Als ik met Israëli’s aan het praten ben, gaan de decibellen omhoog.”

Het liefst zou hij teruggaan naar zijn geboorteland. „Israël roept. Dat voel ik. Maar mijn leven staat in Gods dienst. Als ik hier weg zou willen, moet de Heere me dat duidelijk maken. Ik ben geroepen als verkondiger van de goede Boodschap onder mijn volk in Nederland.”

Ontgoocheling

De Israëlische Asaf Pelled evangeliseert onder Joden in Amsterdam en Antwerpen. Dat dit nog eens zou gebeuren, daaraan denkt geen mens als Asaf in een volstrekt seculiere, atheïstische kibboets ter wereld komt als zoon van een Nederlandse vrijwilligster en een Joodse vader. „Mijn moeder kwam uit een christelijk nest, maar had dit losgelaten en het Joods-zijn volledig omarmd. Ze spreekt feilloos Hebreeuws. Voor mij klonk haar naam – Truus – net zo Israëlisch als Jaäkov.”

Alles wordt anders als in 1995 de Israëlische premier Rabin wordt vermoord. „Rabin was in een vergevorderd stadium van vredesonderhandelingen met de Palestijnen. Toen hij gedood werd, werd er niet alleen een staatshoofd vermoord, maar ook een droom. De droom van vrede en welvaart in Israël.”

Ook Pelleds ouders zijn ontgoocheld. „Het socialisme en zionisme bleek niet te brengen wat ze gehoopt hadden. Ze besloten naar Nederland te verhuizen.”

Zoektocht

Ze zijn dan nog onwetend van het feit dat hun Asaf al veel eerder ontnuchterd is. „Toen ik een jaar of vijftien was, werd ik onrustig. Ik liep met grote vragen als: waarom ben ik op aarde? Wie ben ik als Jood? Waarom is de Joodse geschiedenis zo doortrokken van lijden? 

Ik zocht antwoorden in het socialisme en zionisme, maar dat stelde teleur. De jaren negentig maakten heel duidelijk dat al die ‘ismen’ het papier waarop ze geschreven zijn niet waard zijn. Ze zijn te optimistisch, gaan uit van het goede in de mens. 

In die tijd werd ik – zogezegd – God gewaar. Ik liep door school, zag buiten de bomen, het gras, de struiken en ineens kwam de gewaarwording bij me: hier zit een scheppende hand achter. Opeens besefte ik dat mijn zoektocht een verticale dimensie had. 

Een halfjaar lang voerde ik gesprekken met een orthodoxe rabbijn die in het kader van de verbinding in de samenleving op onze seculiere kibboetsschool les kwam geven. 

Een wijze, aimabele man. Maar het viel me op dat het in het Jodendom vooral gaat om wat je moet doen en niet doen. Het gaat relatief weinig over Wie God is en wat Hij doet. De traditie boeide me, maar ik voelde intuïtief: dit is het niet. Dit gaat me niet vervullen.”

In zijn zoektocht stuit hij op een boekje in de kast van zijn ouders: het Nieuwe Testament. „Ik besefte dat ik die als rechtgeaarde Jood niet hoorde te pakken.” Lachend: „Maar zestienjarigen staan er niet om bekend dat ze naar regels luisteren.

Wat ik las, raakte me. De Persoon van de Heere Jezus sprong als het ware op uit de bladzijdes. Hij werd een levende werkelijkheid voor me.

Hij sprak niet zoals rabbijnen – die zich baseren op vroegere bronnen, op wat al geformuleerd is – maar als de Auteur van het boek. Dat raakte me diep. Toen voelde ik: mijn zoektocht is voorbij.”

Of hij nu een christen was? „Ik bevond me in een soort niemandsland. Ik had wel iets met Jezus, maar het was nog vaag wat Hij voor mij persoonlijk betekende. Ik las het Nieuwe Testament, maar had geen geestelijk inzicht in Wie Hij werkelijk was.”

Naar de kerk

Hij houdt het voor zijn omgeving geheim. Maar als hij een jaar later met zijn ouders in het Twentse Vriezenveen neerstrijkt, komt het openbaar. „Als vanzelf ik ging ik daar naar de kerk, vanuit een innerlijke drang. In Israël was ik nooit naar de kerk geweest. In de Negev-woestijn waar we woonden had je hooguit een handjevol Messiasbelijdende gemeenten. En het was het pre-Google tijdperk, hè? Het was niet zo makkelijk om een gemeente te zoeken.”

Vriezenveen alleen al telt zo’n vijftien kerken. „Dat was een behoorlijke cultuurschok. In een baptistengemeente waar ik terechtkwam, hebben ze zich over me ontfermd. Ik luisterde naar wat ze vertelden vanuit de Schrift en keek hoe ze hun leven leidden.

Ik zag dat christenen iets hadden wat ik niet had. Hoe ouders met hun kinderen omgingen, echtparen met elkaar, hoe de gemeente zich onderling tot elkaar verhoudt: dat was heel anders dan ik kende uit de kibboets. Het maakte diepe indruk op me.”

De echte verandering komt als hij dienst bijwoont waar een Messiasbelijdende Jood preekt over Gods heiligheid in Zijn handelen met Israël, vanuit Jesaja 6. „Tijdens die preek werd me iets van Gods heiligheid geopenbaard. Voor het eerst in mijn leven zag ik iets van wat het betekent als je te maken krijgt met een heilige God. Dan kun je niet langer aanspraak maken op iets buiten Jezus. Ook niet op je Joods-zijn. 

De enige plek die overblijft is het graf. Ik ging door de knieën en ervoer op een heel krachtige manier waar het Evangelie om gaat: dat de Heere Jezus kwam om verloren zondaren te redden. Om ook mij te redden en uit de duisternis te trekken.”

Gereformeerd denken

Door een bijbaantje bij een bakkersfamilie die bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is aangesloten, komt hij in aanraking met het gereformeerde denken. „Ik botste enorm op met name de uitverkiezing. Toch kon ik het niet zomaar van me afschudden, want ik kwam het heel duidelijk tegen in de Bijbel.”

Later zal de uitverkiezing hem juist troost bieden. „Ik ontdekte: de zekerheid ligt buiten mij in Hem. Aan mijn kant is er weliswaar altijd reden om te twijfelen, maar Gods werk ligt vast in het ene offer van de Heere Jezus.”

Richtinggevend wordt voor hem de Christenreis van Bunyan, die hij van iemand cadeau krijgt. „In de evangelische wereld kwam ik weinig bewuste doordenking tegen van wat er gebeurt als een mens van dood levend wordt gemaakt. Bij Bunyan las ik dat wel.

Dat hielp me. Want doordat mijn weg heel anders was dan die van menig kerkmens – mijn bekeringsweg in Nederland was vrij kort, ik had niet echt een bekommerde staat gekend – raakte ik aan het twijfelen over wat er in mijn leven gebeurd was. Maar in wat Bunyan schreef, herkende ik me. Veel zaken waar Christen mee worstelt, zag ik ook bij mezelf. 

Ik begon andere boeken van puriteinen te lezen. De Mortification of Sin van John Owen bijvoorbeeld. Het merg van het Evangelie van Edward Fisher. De Erskines. Ze raakten me.”

Verwachting

Eén ding valt hem op in zijn ontdekkingstocht door de reformatorische wereld. „Oudvaders en puriteinen zeggen positieve dingen over de toekomst van Israël. Toch zie je de neiging om aan Israël voorbij te gaan bij het lezen van profetieën. 

Maar de plaats van Israël is diep verankerd in het Evangelie. Daarom is bezig zijn met Israël niet een optie, een liefhebberij, een virus dat je wel of niet hebt. 

Zeker, het gaat om de Messias. Hij is de kern van alles. Maar Hij koos ervoor om betrokken te zijn op dit volk. 

God is nog niet klaar met het volk. Het Israël dat nu afvallig is door eigen toedoen, zal door Gods trouw weer getrokken worden. 

Daarbij zal de bekendmaking van het Evangelie een heel prominente rol innemen: zoals het Evangelie in Afrika en in China kwam, zo zal het ook in Israël komen. Want niemand komt buiten Jezus om tot God. Ook een Jood niet. Daarom is het belangrijk dat christenen zich beijveren om Hem bekend te maken.”

Hitler

Dat is precies wat hem drijft, sinds zijn leven een nieuwe koers kreeg. „Toen kwam de urgentie om dit Evangelie met anderen te delen. In eerste instantie via gesprekken, later ook door evangelisatie.”

De mening dat evangelisatie onder Joden beter door Messiasbelijdende Joden kan gebeuren dan door christenen uit de heidenen, deelt hij niet. „Prachtig dat ook Joodse organisaties dat doen, maar theologisch gesproken is het de taak van de christelijke gemeente.

Bovendien lopen er nu eenmaal meer gewone christenen rond dan Messiasbelijdende Joden. De kans dat een Jood met de eerste groep in aanraking komt is statistisch gezien dus veel groter. Zeventig procent van de Messiasbelijdende Joden zijn tot geloof gekomen door het getuigenis van een niet-Jood. 

In de praktijk zie ik dat ook. Veel van de contacten met Joden die ik in Nederland heb opgebouwd, zijn ontstaan doordat bijvoorbeeld een christelijke buurman mij bij hen geïntroduceerd heeft.”

Makkelijk werk is het niet. Veel Joden associëren het christendom met antisemitisme en de holocaust. „Als ik aan het evangeliseren ben, krijg ik regelmatig te horen dat ik erger ben dan Hitler. Het is het bekende verwijt: Hitler wilde ons lichaam doden, jullie willen onze geest doden.”

Laat je door die weerstand niet afschrikken, adviseert hij. „Geloof je werkelijk dat het Evangelie levensveranderend is? Heb je dat zelf meegemaakt? Dan durf je er toch wel een discussie of verhit gesprek voor te riskeren?

Joden Jezus onthouden is de ergste vorm van antisemitisme. Want Hij is de Enige Die ons kan redden van de ziekte van de zonde, of je nu Jood bent of niet. Als je iemand liefhebt, wil je toch het beste voor hem of haar? Het enige medicijn achterhouden is niet liefdevol.

De weerstand is groot, maar des te groter is het wonder als mensen hun knieën buigen voor Jezus en Hem omarmen als hun Messias. 

Dat heb ik in de afgelopen jaren verschillende keren meegemaakt. Verblijdend genoeg gebeurt dat nu regelmatiger dan voorheen. In de laatste vijf jaar zo’n vijftien keer. Dat geeft moed. 

Het is een pittige roeping om onder Joden te evangeliseren, maar er is ook geen enkel ander zendingswerk waaraan zo veel beloften verbonden zijn.”  

Overblijfsel naar de verkiezing

Waarom zouden evangelisten erger zijn dan Hitler? De gedachte is dat ze Joden af willen brengen van hun Jood-zijn. „Ze denken dat je niet langer Jood bent als je belijdt dat Jezus de Messias is en dus christen wordt. Ikzelf heb ook lang gedacht dat een Joodse christen zoiets is als een vegetarische biefstuk: een onmogelijkheid. 

Later zag ik dat wanneer ik als Jood door de Messias tot God kom, ik daarmee juist ontdek waar mijn Jood-zijn om draait. Ik zeg dan ook niet dat ze zich van hun Jood-zijn moeten ontdoen, maar ik nodig ze uit: kom en onderzoek of Jezus de Messias der Schriften is. En als Hij dat is, dan is het je plicht als Jood om Hem aan te nemen.”

Er zijn Joodse christenen die afstand nemen van hun Joodse identiteit. Pelled is daar geen voorstander van. „Jood-zijn is geen zonde! Nee, het is juist een voorrecht.”

Ook gaat het ten koste van de verwachting. „Joden die Jezus als Messias hebben aangenomen, worden door Paulus ‘het overblijfsel naar de verkiezing van Gods genade’ genoemd. Ze zijn het teken dat God Zijn volk niet vergeet. Ze zijn een constante herinnering aan wat nog komen moet: de bekering van heel Israël.” 

Dit interview verscheen in de GezinsGids van 20 april 2023.