MennoMenno de Bruyne is voorlichter bij de SGP Tweede Kamerfractie. Op deze plek geeft hij een kijkje achter de schermen van het hof en het Binnenhof

 
In Nederland komen verreweg de meeste wetten uit de keuken van het kabinet. Dat is normaal, want de ministers kunnen stuk voor stuk duizenden ambtenaren aan het werk zetten om die wetten te fabriceren. Die ambtenaren zijn ervoor opgeleid. Dus wetten komen in principe uit de koker van het kabinet. Maar ook leden van de Tweede Kamer mogen wetten indienen. Waarom? Honderd jaar geleden werd dat nog zó onder woorden gebracht: ‘Om een traag en onwillig gouvernement tot activiteit te nopen.’ Iets hedendaagser gezegd: als de regering iets niet wil of een bepaalde
kwestie laat sloffen, mag een Kamerlid zélf de hand aan de wetgevingsploeg slaan. Zonder ondersteunende ambtenarij is dat best een hele hijs, maar het mag.

 
En het gebeurt ook regelmatig. De allereerste Kamerleden die een eigen initiatiefwet indienden waren liberalen en rooms-katholieken die in 1852 de accijns op schapen- en varkensvlees wilden afschaffen omdat de regering dat níet deed. De beroemdste initiatiefwet is het ‘Kinderwetje’ van Sam van Houten. En nog vers in het geheugen zit het wetje van Marianne Thieme die het ritueel slachten bij wet wilde verbieden. Kort voor Kerst verwees de Eerste Kamer het wetsvoorstel van Thieme echter naar de prullenbak.

Mag een minister weigeren om een eenmaal door de Kamers aangenomen initiatiefwet te ondertekenen? Toen medio jaren ’70 toenmalig minister van Justitie Van Agt aankondigde niet te zullen meewerken aan een door de Kamers aangenomen abortus-initiatiefwet, vonden sommigen dat ongehoord. Een minister móest een aangenomen initiatiefwet tekenen, zeiden ze.

Mooi niet dus. De huidige staatsrechtboeken zijn er helder over. Een handtekening weigeren mag.Lees maar: ‘Heersende opvatting is dat geschreven noch ongeschreven recht eraan in de weg staan dat bekrachtiging wordt geweigerd.’ Of: ‘Dat de regering het recht heeft bekrachtiging te weigeren, kan staatsrechtelijk niet betwijfeld worden.’ Daar is geen speld tussen te krijgen.

Trouwens, de handboeken kunnen schrijven wat ze willen, het is al een paar keer gebeurd dat een kabinet besliste om haar handtekening niet te zetten. Al in 1917 weigerde het toenmalige kabinet-Cort van der Linden een aangenomen initiatiefwet van het Kamerlid Marchant te ondertekenen over de onderwijzerssalarissen. Het mooiste geval van niet-ondertekening deed zich tien jaar geleden voor. Bij de PvdA had je het Kamerlid Willem Vermeend en bij het CDA Kamerlid Vreugdenhil. Deze twee financieel specialisten konden het goed met elkaar vinden en werden daarom ‘Knabbel en Babbel’ genoemd. Welnu, met ruime meerderheid loodste dit duo een wetsvoorstel naar de eindstreep waarmee het midden- en kleinbedrijf aan de nodige lastenverlichting werd geholpen.

Maar de toenmalige staatssecretaris van Financiën piekerde er niet over om zijn handtekening eronder te zetten. Totdat… Totdat er een nieuw kabinet aantrad met als kersvers staatssecretaris van Financiën, niemand minder dan … de PvdA’er Willem Vermeend. Maar in plaats van dat die z’n eigen wetje alsnog ondertekende, trok hij het in. Om kort daarna namens het kabinet een nieuwe wet in te dienen die wel verdacht veel leek op z’n eigen initiatiefwet. Dat alles onder het motto: waarom zou je het
makkelijk doen als het ook moeilijk gaat…