Al 65 jaar zijn Hanny de Jonge-Walhout (71) en Annie Meeuwse-Walhout (71) vriendinnen. Vanaf hun zesde zaten ze samen in de schoolbank, op hun zestiende gingen ze met een Amicitia-reis naar Luxemburg en namen ze de jongens flink in de maling. Nog steeds zoeken ze elkaar regelmatig op én spelen ze samen Wordfeud. Hanny: „We zijn zo vertrouwd met elkaar. Net of we zussen zijn.”

Tekst: C.A. Schipaanboord-de Vos Beeld: Anneke Vat-Pul

Hanny en Annie kennen elkaar al vanaf de kleuterschool, al speelden ze toen nog niet vaak bij elkaar. „We woonden in Borssele. Hanny woonde aan de toegangsweg. Ieder uur reed de busdienst door het dorp, dus we mochten niet zomaar naar elkaar toe,” vertelt Annie.

„Ik herinner me van onze kleutertijd het sinterklaasfeest nog. Er kwam een sinterklaas op school en Hanny zei opeens: ‘Dat is oom, hoor!’”

Hanny lacht hartelijk. „Ik herkende hem aan z’n schoenen.”

Ondanks dat ze dezelfde meisjesnaam hebben, zijn Annie en Hanny geen familie. „Alleen héél erg in de verte.”

Algebra

Toen de meiden zes waren, werden ze vriendinnen. „We waren allebei niet zulke drukteschoppers, dus onze ouders overlegden met elkaar dat het wel handig was als wij vriendinnen werden,” zegt Hanny in plat Zeeuws.

Annie, met hetzelfde dialect: „Dat namen wij klakkeloos over. En we hebben nog nooit ruzie gehad.”

Hanny knikt instemmend. „Toen ik zes jaar was, kwamen we naast elkaar in de schoolbank te zitten en dat veranderde nooit meer.

In de zesde klas kregen we algebra en daar snapte ik niets van. Van m’n hele boek had ik twee sommen goed, waarbij ik er één van Annie had afgekeken,” lacht ze.

„We zaten toen op de tweede rij en de bank van de jongen voor ons grensde aan het traporgel. Er zat een gaatje in de achterkant van het orgel.

Als de meester speelde, stak die jongen z’n pen in het gat en klonk het vals. De meester wist niet hoe dat kwam. Daar genoten wij wel van.”

Koken

Hanny herinnert zich nog goed dat ze voor het eerst bij Annie thuis kwam. „Zij had zes broers en een hond. Ik was toen nog enig kind, dus het was erg overweldigend,” zegt ze.

Annie: „Als ze mocht blijven eten, nam ze soms hagelslag op haar brood. Voordat ze strooide, riepen m’n broers dan al dat ze niet te veel moest pakken. Dan durfde ze helemaal niet meer!”

De vriendinnen lachen er hartelijk om. Annie: „Bij ons was er altijd reuring.”

Hanny: „Bij ons was het stil. Aan tafel mocht je niets zeggen.”

Annie: „Als ik dan iets vertelde, zei je vader dat ik moest eten en niet moest praten. Die stilte had ook wel wat. Bij jou thuis was er veel meer vrijheid. Bij mij was er altijd wel iemand die op ons lette.” Hanny knikt instemmend. „Ik weet nog dat we een keer wilden koken. We waren zeven of acht jaar, denk ik. M’n moeder was even weg en we woonden bij een oudere oom in huis, die alles goedvond. Dus we pakten een groot blik en gooiden er van alles in, zoals eieren en sinaasappels. De oven aanzetten durfden we niet, dus we zetten het blik voor het elektrische kacheltje.”

Annie glimlacht: „Je moeder was weleens kwaad als ze zoiets zag. Maar ik ging aan het einde van de middag toch weer naar huis.”

Hanny: „Lang boos bleef ze nooit.”

Autootjes

Ideeën hadden de vriendinnetjes genoeg. „Maar we speelden ook gewone dingen,” zegt Annie.

Hanny: „Ik moest jou leren hoe je een pop vast moest houden.”

Annie lacht. „Ik was niet zo popperig. Ik speelde altijd met autootjes.”

Hanny: „Als ik bij jullie speelde, kreeg ik een oud, afgedankt autootje, want ik kon toch niet met auto’s spelen, volgens je broers. Dan moest ik ‘broem, broem’ zeggen tijdens het spelen. Dat vond ik zo gek!”

Annie: „Ik weet nog dat we een soort glijbaan maakten op een hooiwagen die nog op het land stond. Toen m’n ooms dat zagen, waren ze woest. We vlogen naar binnen en verstopten ons onder de tafel.”

Hanny: „Toen we wat ouder waren, maakten we samen de puzzelvragen van de rubriek van oom Ben uit de Kleine Gids, zoals de GezinsGids toen heette.”

Dezelfde jurken

Na de lagere school gingen Annie en Hanny beiden naar een andere school, waardoor ze elkaar minder vaak zagen. „We ontmoetten elkaar toen eigenlijk alleen op zaterdagavond.

Toen we zestien waren, mochten we met Amicitia op vakantie naar Luxemburg. Hanny naaide voor ons een jurkje van dezelfde stof.”

Hanny knikt. „Dat ging niet vanzelf. Mijn jurkje was af en toen ik de jurk voor Annie knipte, lag de stof ongelijk. Aan de achterkant was het stuk toen te kort. Van m’n zakcenten kocht ik toen een nieuw stuk stof. Later gaf ik de stof die over was aan je moeder.”

Benieuwd vraagt Annie: „Wat zou ze met die stof gedaan hebben?”

Hanny: „Dat weet ik nog wel. Toen ik zeventien was, kreeg ik een zusje. Toen gaf ze me de stof terug, zodat ik er voor haar een jurkje van kon naaien.”

Annie: „Jij weet echt nog veel meer dan ik.”

Hanny: „Jij was in die tijd veel onbezorgder. Ik beleefde alles veel intenser.”

Zusjes?

Maar de reis naar Luxemburg herinnert Annie zich nog goed. „We hadden dezelfde achternamen en de jongens wilden graag weten hoe dat zat. Waren we zusjes? Of nichtjes? We lieten ze in het ongewisse.

Op een gegeven moment vroegen ze hoe onze vaders heetten en die heetten allebei Jaap. Later zagen ze onze paspoorten en bleek dat wij slechts twee maanden schelen. Een tweeling of zusjes konden we niet zijn. Op den duur dachten ze dat we van dezelfde vader, maar van een verschillende moeder waren,” vertelt Annie.

Hanny lacht: „Dat hebben we aangewakkerd, hoor!”

Annie: „We hadden er samen erg veel lol om. Van m’n moeder mochten we niet te veel met de jongens omgaan.

Na de reis kwamen de jongens ons een keer ophalen om foto’s te kijken. Toen zei m’n moeder: ‘Denk erom, geen grappen, hoor!’ Daar gniffelden we om.” 

Vertrouwd

Op een gegeven moment kreeg Hanny verkering en werd Annie druk met haar werk. „Toen veranderde de vriendschap wel wat. Hanny trouwde en kreeg kinderen en was daar druk mee. Ik was alleen en dat is een heel ander leven. We hadden nog steeds contact, zoals bij verjaardagen, maar het was minder intensief,” vertelt Annie.

„Maar nu spreken we weer regelmatig af. Ook proberen we elk jaar minstens één uitje te plannen, spelen we samen Wordfeud (scrabble via een app, red.) en appen of bellen we elkaar als er iets is.”

Hanny: „Er ligt een lang, gedeeld leven achter ons. Het lijkt soms net of we zussen zijn die in een ander huis opgroeiden. We voelen ons erg vertrouwd bij elkaar en kunnen alles tegen elkaar zeggen.”

Annie: „Hanny accepteert me zoals ik ben. Ook weet ik dat het onder ons blijft als we iets met elkaar delen.”

Geduldig

Hanny wilde als kind weleens wat meer als Annie zijn. „Ik maakte me vaker zorgen en piekerde regelmatig. Annie was zorgeloos en zei altijd dat het wel goed zou komen,” vertelt Hanny.

Annie: „Nu is het andersom, denk ik. Hanny heeft veel meer geduld dan ik. Ik kan best driftig zijn. Zij zit in een rolstoel, vanwege dystrofie in onder andere haar benen. Ze heeft daar – in ieder geval voor de buitenwacht – vrede mee. Ik weet niet of ik daar zo geduldig mee om zou kunnen gaan.”

Hanny: „De nood brengt dat mee. Als ik veel protesteer, is dat niet fijn voor de mensen in mijn omgeving.

Bovendien krijg ik die vrede. Die heb je niet opeens en niet altijd. Maar de Heere leert me vragen: ‘Leid me op Uw wegen’. Want anders kan ik dat ook niet. Ik ben een opstandig mens.”

Ook over het geloof delen de vriendinnen soms iets met elkaar. „We bespreken weleens welke dominee we hadden of waarover het ging in de kerk,” zegt Hanny.

„Ik weet ook nog dat we er als kind mee bezig waren. Zo speelden we een keer met de poppen en toen zei jij dat je pop ziek was. Het was heel erg, want ze had kanker en kon niet meer beter worden. We wisten amper wat het betekende, maar hadden zoiets van de volwassenen gehoord.

We baden toen samen of de pop beter werd. Ook herinner ik me dat we een keer iets deden wat niet mocht en daarna samen de knieën bogen om om vergeving te vragen.”

Herinneringen

„Zoals we nu herinneringen ophalen, doen we dat vaak als we bij elkaar zijn,” zegt Annie.

Hanny: „Als je ouder wordt, denk je vaak terug aan vroeger. Je merkt dat je nu meer levenservaring hebt. Je snapt sommige dingen achteraf beter.”

Annie: „Op een gegeven moment word je toch ouder en wijzer, zeggen ze.”

Hanny pakt een fotoboek van de tafel. „Dit maakte ik voor Annie toen we 63 jaar getrouwd waren.” Ze barst in lachen uit. „Toen we 63 jaar vriendinnen waren, bedoel ik.”

Samen bladeren ze het fotoboek door, waarin zelfs foto’s uit hun kleutertijd staan. „We kunnen nog wel een uurtje doorgaan met herinneringen ophalen.”

Annie: „Ik ben thuis aan het opruimen en kwam onlangs een behoorlijk stuk stof tegen van de jurken die Hanny naaide voor onze vakantie. Ik had het bewaard om rondjes uit te knippen voor jampotjes, maar nooit gebruikt. Nu heb ik het aan haar gegeven.”

Hanny: „Ja, dat stukje stof koester ik. Er zitten mooie herinneringen aan.”