Tekst C.J. de Leeuw beeld Gerben Vat

Als de Duitse predikant dr. G.J. van den Brink een preek beluistert van zijn oudoom ds. W. Silfhout, voelt hij de bloedband. Maar er is meer dat hen samenbindt. Ze vertellen over hun staan in de kerk in een heel verschillende context. „Ik moet mezelf weleens tot de orde roepen. ‘Houd voor ogen: de Kerk komt er wel’.”

Opeens plopt er een mailtje in de inbox van ds. W. Silfhout, emeritus predikant van de Gereformeerde
Gemeenten, nu anderhalf jaar geleden. Afzender: dr. G.J. van den Brink, prädikant in de Evangelische Kirche von Hessen und Nassau. Hé, een bekende naam. Is dat niet de zoon van neef Joop? Inderdaad, dit is zijn achterneef. Ds. Silfhout: „Zijn grootvader – ook een G.J. van den Brink – was ouderling in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Die kwam altijd bij ons koffiedrinken als hij in de buurt moest preeklezen.” Via een videoverbinding blikken ze allebei de kamer in. Een echte onmoeting zit er nu niet in: de besmettingen lopen hard op, de Duitse overheid snoert de teugels aan. Speciaal ter voorbereiding op het interview zochten ze elkaar al wel op. In Veenendaal, waar ds. Silfhout woont en dr. Van den Brink opgroeide. „We waren er lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.”

Juristenpreek
Ds. Silfhout kende hem eigenlijk niet zo. Ja, hij wist wel dat er een zoon van Joop naar Duitsland was
verhuisd. Dat was al bijna dertig jaar geleden. „We vonden het als familie destijds een beetje vreemd. Je gaat toch niet als Hollandse jongen naar Duitsland?” Ds. Van den Brink: „Voor mijn werk verhuisde
ik in 1996 naar Duitsland. Omdat ik mijn vrouw er leerde kennen, ben ik er gebleven.” Het mailtje brengt hem opeens weer op de radar. Ds. Silfhout: „Je had een preek van me beluisterd. Toen voelde je de familieband.” Ds. Van den Brink: „De preek ging over Psalm 65: ‘Welzalig die Hij verkiest’. Je rustige preektrant vond ik bijzonder. Alles zit op z’n plek, het gaat niet van de hak op de tak. Ik zag de jurist erin.”
Ds. Silfhout glimlacht. „Ik heb rechten gestudeerd. Men zegt wel vaker dat je dat terug kunt horen. Je
stuurde me ook een preek van jezelf. Ik was er blij mee. Je hoort er iets in terug van de drie stukken.”
Want de achterneef bleek inmiddels zelf ook dominee.

Ds. Van den Brink: „Toen ik een jaar of achttien, negentien was, werd me duidelijk dat ik predikant moest worden, vanuit Psalm 22. Maar mijn vader remde het af. Het was de enige keer dat ik niet naar hem had moeten luisteren.” Ds. Silfhout: „Voor mij waren het de woorden ‘Volg Mij na en Ik zal u vissers der mensen maken’. Ik worstelde nog jaren met het predikantschap voor het tot een doorbraak kwam.”
Ds. Van den Brink: „In Duitsland werd me duidelijk: hier moet het. De prediking heeft er meestal niet veel diepgang. Je gaat vaak net zo leeg de kerk uit als je erin komt. In 1999 kreeg ik volmacht – je wordt er niet bevestigd – als prädikant. Geen pfarrer dus. Ik heb geen eigen gemeente en hoef geen zielszorg te verlenen.”

Woord en Geest
Ze mogen dan allebei predikant zijn, de context is nogal anders. Dient ds. Silfhout als emeritus op
de Nederlandse Biblebelt, ds. Van den Brink preekt regelmatig in de Lutherse Kerk. Ds. Van den Brink:
„Maar ik blijf een calvinist.” Lachend haalt hij een typerend voorval aan: „Toen ik gevolmachtigd werd als predikant, kreeg ik van de dominee die de dienst leidde een cadeautje: Luthers verklaring van de Galatenbrief. Voor mijn mentor had ik ook een boek meegenomen: Calvijns Institutie.” Ds. Silfhout: „Je bent in hart en nieren calvinist en zo mag je de Lutherse Kerk dienen.” Hij doet dat bijvoorbeeld door hoe hij preekt. „In Duitsland staan preken vaak ver van de tekst. Maar dicht bij het Woord blijven is voor mij de kern. Het Woord moet het Woord verklaren. Als daar het licht van Gods Geest bijkomt, ontstaat er een goede preek. Dat licht heb je nodig op de kansel, maar vooral in de voorbereiding. Daar gebeurt het, wat mij betreft. Al zeg je tijdens een dienst weleens dingen die je niet had voorbereid.” Ds. Silfhout knikt. „Dat herken ik.” Ds. Van den Brink: „Je móét op zo’n moment iets zeggen. Dan is er opeens aandacht. Beslag, noemden ze dat vroeger.” Ds. Silfhout: „Soms komt later de reden openbaar. Ik benadrukte eens dat ervaringen prachtig zijn, maar dat ze de Christus niet zijn. Een vrouw werd vreselijk boos. Alles werd haar uit handen geslagen. Later was ze blij: het dreef haar uit naar Christus.”

Nieuwlichter
Van den Brinks gedegen voorbereiding resulteert in een gedetailleerde preekschets. „Ik noteer punten
en subonderwerpen. Soms schrijf ik het uit.” Ds. Silfhout, lachend: „Hij houdt van structuur.” Ds. Van den Brink: „Het helpt je te focussen. Je kunt altijd weer iets weglaten als het te lang duurt.” Dat is ook wel nodig, zegt ds. Van den Brink. „In Duitsland mag je over alles preken, als het maar niet langer duurt dan twintig minuten. Vooral jongeren vinden het lastig lang geconcentreerd te zijn.” Ds. Silfhout: „Als je bij ons na vijf kwartier ‘amen’ zegt, denken ze: wat is dat voor nieuwlichter? Maar langer dan anderhalf uur moet de dienst niet duren. Onwillekeurig val je dan in herhaling. En de kinderen moeten ook zoetgehouden worden.” Die kinderen zijn er veel, zegt ds. Silfhout. „Bij een kinderkerstfeest zie je stromen kinderen naar
de kerk gaan. Prachtig. Al zie je dat ook in onze gemeenten de gezinnen kleiner worden.”
In Duitsland ligt het heel anders. Ds. Van den Brink: „Bij ons zie je veel grijze hoofden. Kinderen gaan pas vanaf hun twaalfde mee naar de kerk. Daarvoor gaan ze naar de kinderkerk. Ze doen wel al belijdenis als ze een jaar of veertien, vijftien zijn. Een gebruik dat stamt uit de tijd van Luther. Vaak ben je jongeren daarna een poosje kwijt. Ze komen weer terug als ze zelf kinderen krijgen. Om ze te laten dopen. Als je dat goed oppakt, zie je dat mensen blijven.” Soms gebeuren er dan verrassende dingen. Ds. Van den Brink: „Ik had een keer een meisje gedoopt. Een poosje later belt de oma: ‘Haar halfbroertje wil ook gedoopt worden’. Een jongetje van vijf, zes jaar. Ik kwam voor het doopgesprek bij hem thuis. Ik vroeg: waarom wil je dat? Ik verwachtte iets als: leuk om cadeaus te krijgen. Want dopen wordt hier groots gevierd. Maar hij zei: ‘Ik wil bij Jezus horen’.” Ds. Silfhout: „Dat zijn bemoedigende dingen. Dan hoop je dat het op latere leeftijd nog zo is.” Ds. Van den Brink: „In Nederland bestaat het beeld dat het in Duitsland allemaal teloorgaat, dat de kerk er als een nachtkaarsje uitgaat. Maar er is ook een andere kant.”

Het complete interview verscheen in de GezinsGids van 24 februari 2022