Menno de Bruyne is voorlichter bij de SGP Tweede Kamerfractie. Op deze plek geeft hij een kijkje achter de schermen van het hof en het Binnenhof

mennoharmonieStel nou eens dat een meerderheid van het Nederlandse volk over wil schakelen op een republiek. Kan dat? Niet dat veel daarop wijst, want de meeste Nederlanders vinden het maar best zo. Maar stel dat het zo is, kan het dan? Tot 1922 luidde het antwoord op de vraag of Nederland een republiek kan worden: nee. Nederland was tot dat jaar een verplichte monarchie. De grondwet schreef voor dat ‘ingevalle er geen bevoegde Erfopvolger mogt bestaan’ een opvolger bij de Eerste en Tweede Kamer moest worden voorgedragen. En als de koning kwam te overlijden zonder dat er een opvolger was aangewezen, dan moesten de Staten-Generaal ‘eenen opvolger benoemen, uitroepen en aan den volke bekend maken’. De monarchie was dus plicht.


Vreemde prins

Dat veranderde in 1922. De harde verplichting die vanaf 1814 had gegolden, werd er in dat jaar uit gehaald. Weliswaar ging de hoogste staatswet nog altijd uit van het voortbestaan van het koninkrijk, maar door de woorden ‘moet worden benoemd’ te vervangen door ‘kan worden benoemd’ werd de deur naar een republiek op een kier gezet. Reden van deze wijziging was dat velen in die jaren vreesden dat er, bij gebrek aan directe afstammelingen van koning Willem I, een vreemde prins(es) op de troon zou komen. Daarvan lagen er al verschillende op de loer. Om die reden besloot de toenmalige regering drastisch te gaan snoeien in de wat al te ver weggegroeide takken van de oude Oranjestamboom. Tegen diezelfde achtergrond werd de mogelijkheid geopend om over te stappen op een republiek.


Benoemde koning

Zo is het nu nog. Het artikel waar dat in staat is artikel 30 van de grondwet. Dat artikel bepaalt dat als het vooruitzicht bestaat dat er een opvolger zal ontbreken, het kabinet en het zittende staatshoofd alvast vooruit kunnen werken door een geschikte opvolger te gaan zoeken. In hetzelfde artikel is sprake van een ‘benoemde koning’; dit voor het geval de zittende koning(in) wegvalt en er geen opvolger voorradig is. Hóe dat in z’n werk gaat, is eveneens geregeld. De Kamers moeten worden ontbonden en de kiezers krijgen via de stembus inspraak over de benoeming. Ook dient er een vergadering te worden gehouden van Eerste en Tweede Kamer samen. Dáár valt uiteindelijk de beslissing, waarvoor een meerderheid van twee derde nodig is.


Theoretisch

De staatsrechtdeskundigen die zich hierover hebben uitgela¬ten, zijn het er allemaal over eens dat de grondwet niet dwíngt tot een troonopvolgers- of koningskeuze. Die opvatting sluit ook keurig aan op wat de regering hierover te berde bracht toen artikel 30 in de Tweede Kamer werd besproken. Zowel schriftelijk als mondeling benadrukte het kabinet dat de formulering van artikel 30 bewust zodanig gekozen is, dat we, zonder in strijd te komen met de grondwet, de monarchie kunnen afschaffen.Voorlopig is dit overigens een puur theoretische mogelijkheid. De eerste stap richting republiek kan namelijk pas gezet worden als er geen koning(in) meer is en er ook geen grondwettelijke troonopvolgers meer zijn. Dan treedt eerst (zie boven) de procedure in werking die moet uitmonden in de benoeming van een nieuwe man of vrouw. Pas als die speurtocht naar een nieuwe koning(in) of opvolger niets heeft opgeleverd en regering en Kamers er ook na meerdere pogingen niet uitkomen, ligt de weg naar de republiek in principe open.