Joost Bos (46) uit Maarn traint al jaren honden voor wie de toekomst in overheidsdienst ligt. „Het is vreemd, maar een politiehond moet sociaal zijn en niet op alles bijten wat hij maar tegenkomt. Iedereen moet ermee kunnen werken. De hond moet gezond, niet angstig, maar wél gedreven zijn, anders hebben we er niets aan. Hij moet aan behoorlijk strenge eisen voldoen, wil hij geschikt zijn voor het politievak,” zo stelt hij.
Joost, eigenaar van een groentezaak, is vanaf zijn geboorte bekend met honden, zo vertelt hij. Zijn vader had al honden en nog voor hij zijn zestiende verjaardag vierde, verdiende hij in acht zaterdagen de benodigde tweehonderd gulden bij elkaar om zélf een hondje te kopen. „Ik ben er helemaal verkeerd mee omgegaan, maar op zijn veertiende jaar, ook zijn laatste levensjaar, pakte hij toch nog wel een inbreker. Het beestje had nauwelijks tanden meer in de bek, maar dat wist die inbreker ook niet,” zo gniffelt Joost nog na zo veel jaren. „Inmiddels heeft zowel mijn zoon als mijn dochter dezelfde kriebels ten aanzien van honden.”
Karakter
Elke woensdagavond en zaterdagmiddag, weer of geen weer, is Joost in Overberg op een speciaal daarvoor ingericht terrein aan het oefenen met zijn honden. Niet alleen, maar samen met de andere trainers van de club, waar hij lid van is: de Politie Honden Dressuur Club Het Vrije Veld. De Mechelse herder Doerak is van hemzelf, de andere twee, veel jongere honden, behoren de kinderen toe. Joost houdt de honden meestal een jaar of twee, daarna worden ze verkocht. Aan Doerak heeft hij zich echter erg gehecht. Ondanks dat hij dat niet van plan was en het, normaal gesproken, ook niet de bedoeling van een politiehondentrainer kan zijn. „Maar het zou best eens kunnen, dat ik deez’ houd. Het is een heel goeie hond,” laat hij zich ontvallen.
Stamboom
„In principe eist dit werk geen honden met een stamboom. We willen wél graag de afstamming weten. Het karakter van de ouderdieren is belangrijk. Het kan desondanks voorkomen dat er van de tien puppy’s vijf of zes afvallen die niet geschikt zijn voor de opleiding tot politiehond. Dan hebben we ook nog liever een reu dan een teef, tenzij we er zelf mee willen fokken. Een teefje is voor een deel van het jaar niet inzetbaar voor de politie. Steriliseren is geen oplossing: de honden veranderen dan van karakter en worden dikker en luier,” vertelt Joost.
Hond aanschaffen
Wanneer de door de dressuurclub getrainde honden er ‘rijp’ voor zijn, gaan ze naar een landelijk erkende keuring. Met deze keuring kunnen honden een officieel certificaat ‘politiehond’ krijgen. Politiemedewerkers van de hondenbrigade komen dan tijdens die, door de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging georganiseerde, keuringen een hond aanschaffen. „Na de aanschaf traint de politie de honden vaak zelf nog op het staande houden van de burger. Vroeger deed men dat in de opleiding die wij geven, maar dat werd te duur,” vertelt Bos. Voor een hond die geschikt is voor de politietraining wordt gemiddeld vierduizend euro betaald. „Maar als je ziet hoe veel uur training daaraan voorafgaat, is dat niet in de juiste verhouding met elkaar. Een flink deel van je bezigzijn is dan ook echt hobbyisme,” vertelt de Maarnse hondentrainer.
Belonen en straffen
Op het terrein in Overberg is Joost niet de enige. Er zijn meer leden van de Politie Honden Dressuur Club Het Vrije Veld, ieder met een eigen hond. Joost: „Trainen is een teamaangelegenheid. We kunnen niet zonder elkaars hulp. We hebben bijvoorbeeld helpers die de bijtpakken dragen. Deze ‘pakwerkers’ hebben we heel hard nodig. Maar ook de mensen die ons de opdrachten en instructies geven. Als één van de honden voor de keuring gaat, zijn we er dan ook allemaal bij.”
Van twee tot vijf zijn de mannen in de weer om de honden bij te brengen wat moet en wat juist niet mag. „Dat gebeurt het meest door belonen en soms ook door straffen, maar dan moet het wel direct na de verkeerde handeling, want anders weet de hond niet meer waarom hij gestraft wordt. Een tik op de neus is al voldoende. Een hond moet niet bang worden, want dan ben je ‘m vaak voorgoed kwijt voor het doel waarmee je bezig bent,” legt Joost uit. „Een pup die angstige momenten heeft gehad in de eerste weken, raakt de gevolgen daarvan vaak al niet meer kwijt. Belonen doet veel meer. Dat doen we in de vorm van knuffelen en aaien, het geven van iets lekkers of alleen maar het geven van een bijt- of speelbal. In ieder geval iets wat de hond prettig vindt.”
Commando’s
Als Joost de deuren van zijn aanhanger op zijn eigen terrein opent, zien de honden er gevaarlijk uit en klinkt er onophoudelijk geblaf. „Als ik Doerak nu los zou laten, vliegt hij je aan. Dit is zíjn terrein. Ik heb hem hier ook als bewaker. Bovendien: als de honden de aanhanger zien, gaat er al een knop om. Ze weten wat er komt er wat er van hen gevraagd wordt. Straks, op vreemd terrein, is die bewakingsdrift er niet,” zo stelt hij gerust.
Langs het parcours dat de gevorderde honden afleggen, staan verschillende jonge honden aangelijnd. Ze moeten wennen aan wat er allemaal gebeurt. Binnen de kortste keren schallen de bevelen over het terrein. “Blijf!” en “Volgen” zijn wel de meest voorkomende. De commando’s die aangeven aan welke kant de hond van de begeleider moet lopen, al of niet op de fiets, weten de honden nagenoeg feilloos. Ook de complimenten zijn niet van de lucht. Na een paar rondjes over het veld volgt er een spannender actie. Een sprong over een meter hoog hekwerk. De tweeënhalf jaar oude Doerak draait er z’n ‘poot’ niet voor om, maar de veel jongere hond van Joosts zoon Coen heeft er meer moeite mee. Die zal later de sprong over een 1,80 meter brede kuil ook niet wagen. „Niet te vroeg mee beginnen. Slecht voor de heupen, de rug en de ellenbogen,” weet Joost. „Dat zijn nu net de belangrijkste lichaamsdelen waarop een politiehond wordt gecontroleerd. Voor het verkrijgen van het officiële certificaat wordt er zelfs een röntgenfoto van de hond gemaakt.”
Dit is een selectie uit een artikele dat geplaatst is in het WinterNummer van de GezinsGids.