ongeboren‘Zo’n foetus van zeventien weken is volgens ons recht geen rechtssubject.’ Geschreven in formele, juridische termen klinkt het heel zakelijk en afstandelijk. Maar in gewoon Nederlands besef je pas goed wat er gezegd wordt: er is in ons land geen rechtsbescherming voor een ongeboren kind van 17 weken. Dat is er pas na 24 weken. Over een gekunstelde grens in ons rechtsbestel.

 

In februari besteedde het Reformatorisch Dagblad aandacht aan een uitspraak van de Dordtse rechtbank. Een achttienjarige vrouw had door haar zwangerschap de familie-eer geschonden. Haar familie wilde een abortus. Om dat te voorkomen verzocht de Kinderbescherming de rechtbank om ‘ondertoezichtstelling van de foetus’ van 17 weken oud. Maar de rechtbank oordeelde dat zoiets pas mogelijk is als het ongeboren kind ouder is dan 24 weken. Want tot die tijd mag een kind worden geaborteerd.

Dubbel

Een jaar eerder echter had de Amsterdamse rechtbank wel een foetus van zestien weken beschermd. Het ging om een verslaafde vrouw met een psychiatrische stoornis, die een bedreiging vormde voor het kind in haar schoot. De rechtbank besliste dat de inbewaringstelling (IBS) van de vrouw voortgezet moest worden. Op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) kon de rechter beschermingsmaatregelen nemen. Een IBS kan immers toegepast worden wanneer er sprake is van een psychiatrische stoornis én gevaar voor zichzelf of anderen. De rechter oordeelde dat bij gevaar voor die ‘anderen’ ook het ongeboren kind van zestien weken gerekend moest worden.

Het heeft iets dubbels. Het ene ongeboren kind wordt door de rechter beschermd, terwijl de andere foetus van nagenoeg dezelfde leeftijd die bescherming moet ontberen. Het ene kind had het ‘geluk’ dat zijn moeder een verslaafde, psychiatrische patiënte was, zodat bescherming middels de Bopz mogelijk was. Want in onze Nederlandse rechtspraak heeft een foetus jonger dan 24 weken geen rechtsbescherming. Zoals gezondheidsrechtspecialist mr. W. Kastelein in het Reformatorisch Dagblad zei: „Zo’n foetus is volgens ons recht geen rechtssubject. Het klinkt misschien raar, maar eigenlijk is er geen sprake van een persoon.”

Taboe

Het ongeboren kind gedepersonaliseerd tot een non-persoon. Die truc wordt vaker toegepast. In het pro-abortuskamp wordt het woord ‘kind’ zorgvuldig vermeden. Daar wordt stelselmatig gesproken over ’embryo’, ‘foetus’, ‘vrucht’, ‘zwangerschapsproduct’ of wel heel onpersoonlijk ‘het’. Zo van: „We zullen ‘het’ maar weghalen.” Inmiddels wordt het ongeboren kind haast letterlijk doodgezwegen. Het is het taboe van de seculiere, moderne Nederlander geworden. Daar praat je niet over. Toen Dorenbos van Schreeuw om leven met een model van een foetus van tien weken oud aan Nederland wilde laten zien hoe compleet het kind er al uitzag, werd hij aan de hedendaagse schandpaal van de tv bij Pauw en Witteman monddood gemaakt. Het was te confronterend voor ons volk.

De 24-wekengrens, het moment dat het leven in de moederschoot volgens onze wet een ‘rechtssubject’ wordt, is gebaseerd op het tijdstip dat het ongeboren kind ‘levensvatbaar’ wordt. Dat is echter een behoorlijk arbitraire grens. Want wanneer het kind buiten de baarmoeder levensvatbaar is, is onder andere afhankelijk van de stand van de medische techniek. In de praktijk blijkt dat kinderen nu eerder levensvatbaar zijn. Er wordt in de politiek al gepleit om deze grens naar beneden bij te stellen naar 22 weken.

Pro-abortus

Het dubbele komt ook voort vanuit het besef dat het begrip ‘levensvatbaar’ twee kanten heeft. Wanneer ‘vat’ een kind eigenlijk ‘leven’? Binnen de natuurlijke ruimte van de baarmoeder is het kind beslist levensvatbaar. Het groeit, beweegt en het hartje klopt. De inzet van deze groei en ontwikkeling is begonnen bij de conceptie. Toen heeft dit menselijke leven al ‘leven gevat’! Juridisch heeft het begrip echter een andere betekenis. Levensvatbaar betekent hier, dat het kind buiten de natuurlijke omgeving van de baarmoeder kan blijven leven. Omdat het groeiende, zich ontwikkelende kind nog niet levensvatbaar is buiten de baarmoeder, zou het niet beschermwaardig zijn. Er wordt een voorwaarde voor beschermwaardigheid gesteld, die uitgaat van een onnatuurlijke situatie, gezien de levensfase van het kind!

Maar waarom zou je een kind, dat zich levend en wel in de baarmoeder kan ontplooien, de kans ontnemen om levensvatbaar te worden buiten de baarmoeder? Trouwens, ook na de geboorte is het niet levensvatbaar zonder goede en liefdevolle zorg. We kunnen toch van geen enkel levend wezen verlangen dat het ook buiten zijn natuurlijke omgeving levensvatbaar kan zijn?

Het tijdstip voor levensvatbaarheid en ‘persoon-zijn’ is een arbitraire, gekunstelde en (bewust) te hoge eis, die het pro-abortuskamp heeft bewerkstelligd. De pro-lifebeweging dient zich hier blijvend tegen te verzetten!