Tijdens de tweede zondagse kerkdienst wordt bijna overal in Nederland de apostolische geloofsbelijdenis voorgelezen. Is dit alleen maar een goede gewoonte of is het meer dan dat? Een gesprek hierover met dominee C.P. de Boer: „De belijdenis is voor mij vertroostend en geeft te midden van alle kerkelijke malaise hoop op God en verwachting voor de kerk.”

Dominee C.P. de Boer (48) is predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Renswoude en docent Bijbelse vakken aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Eerder diende hij de gemeenten van Werkendam, Urk-Maranatha en Sliedrecht Beth-El. Hij is getrouwd en vader van negen kinderen.

Iedere zondagmiddag of -avond klinkt in onze kerken de apostolische geloofsbelijdenis. Hoe bijzonder is dat? Dominee De Boer: „Het hoort helemaal bij de kerkelijke traditie van ons land. In het buitenland zijn er nauwelijks plaatsen waar een tweede kerkdienst wordt belegd en ook in Nederland wordt deze steeds vaker afgeschaft.
Het is dus op zich al bijzonder dat wij op zondag twee keer naar de kerk kunnen gaan. Bovendien mogen we dan ons geloof belijden, gericht op wie God is en op wat Hij doet. En dat met de kerk van alle tijden en van alle plaatsen.”

Hoe belangrijk is dit laatste?
„Als we iedere zondag ons geloof belijden samen met de kerk van alle plaatsen, dan benadrukken we daarmee de eenheid met al die gemeenten die dezelfde geloofsbelijdenis onderschrijven. Hoe mooi is dat! Maar dit houdt tegelijkertijd in dat we het bestaan van onze eigen kerkelijke denominatie onder kritiek stellen.
Op Urk beginnen alle diensten op precies hetzelfde tijdstip. Dus wordt in al die verschillende kerken bijna gelijktijdig de geloofsbelijdenis uitgesproken. Dit is wat ons samenbindt, en toch zitten we met de brokstukken.
Als ik de apostolische geloofsbelijdenis voorlees, doe ik dat daarom als het ware met gesloten ogen. Daarmee bedoel ik dat ik even m’n ogen sluit voor onze kerkelijke gebrokenheid. Doe ik dat niet, dan voel ik de moedeloosheid op me neerdalen. Ik weet dat God bij machte is om al die breuken te helen, maar als Hij dat werkelijk doet, dan wordt dat wel pijnlijk, want dan moeten we veel van onszelf verliezen.”

Wat bedoelt u precies?
„Als gereformeerde gezindte hebben we bewezen dat we op heel wat terreinen dicht bij elkaar staan. We hebben bijvoorbeeld eigen scholen, een eigen krant, eigen organisaties en een eigen Bijbels Beraad. We zijn in staat om nauw samen te werken, maar tegelijkertijd gaat op zondag iedereen zijns weegs.
In het begin van de afscheiding riep iedereen nog dat we in noodkerken zaten, maar wie heeft het daar tegenwoordig nog over? We hebben allemaal onze eigen kerken en tradities en vinden kanselruil ingewikkeld. En wie weet niet uit eigen ervaring hoe verschillend kerkelijke gemeenten kunnen zijn, ook binnen het eigen kerkverband? Toch hebben we allemaal dezelfde apostolische geloofsbelijdenis.”


Daarmee belijden we niet alleen ons geloof samen met de kerk van alle plaatsen, maar toch ook van alle tijden?
„Lang heeft men gedacht dat de apostelen de opstellers van het Apostolicum waren, maar dat klopt niet. Toch circuleerde deze belijdenis al rond het jaar 115 in de vroegchristelijke kerk, dus zo’n dertig jaar nadat het laatste Bijbelboek – Openbaring – is geschreven.
Het was voor mij een eyeopener toen ik doorkreeg dat het Apostolicum is ontstaan in een Joods milieu. Deze belijdenis slaat dus een brug tussen mij, christen van heidense komaf, en Israël. Die gedachte kan me diep ontroeren.
De Twaalf Artikelen verbinden me daarnaast ook met alle christenen uit de daaropvolgende eeuwen. Al in de tweede eeuw zijn ze onderdeel van de doopliturgie in de paasnacht. In de tijd van Calvijn zong de gemeente deze geloofsbelijdenis, omdat ze bedoeld is als lied, als loflied op de drie-enige God. Zingen is één van de manieren om jezelf betekenisvolle teksten toe te eigenen.”

Wij zingen het Apostolicum niet, maar bij ons wordt het voorgelezen. Beseffen wij de volle rijkdom er nog wel van?
„De inhoud is inderdaad rijk en geeft verwachting. Niet van mensen, maar van onze God. Ik geef toe dat het best uitmaakt hoe de voordracht van de predikant of voorlezer is. Wordt er bijvoorbeeld op het juiste moment gepauzeerd? Bewust lees ik iedere zondag het Apostolicum voor, hoewel ik het echt wel uit het hoofd ken, maar ik kan me geen fout permitteren.
Wijlen professor L.H. van der Meiden (1882-1962) leerde zijn studenten om nadrukkelijk een stilte te laten vallen na het uitspreken van de trappen van Christus’ vernedering. Dus voordat we overgaan tot de trappen van Zijn verhoging. Een verzorgde voordracht kan sleur voorkomen.”

Kunnen we nog meer schatten uit de Twaalf Artikelen halen?
„Graag zou ik nog twee dingen willen noemen. Allereerst is het goed om te beseffen dat de bouwstenen van het Apostolicum in het Nieuwe Testament staan, bijvoorbeeld in 1 Petrus 3:18 en 22. Als je deze verzen naast elkaar legt, zie je de kern van ons belijden. De kerk zegt na wat het Woord voorzegt.
Daarnaast biedt de confessie ons de ruimte om de verschillen die er tegenwoordig in onze gezindte zijn, met elkaar te bespreken. Het lijkt wel alsof wij steeds meer de drang hebben om onszelf te profileren ten koste van de ander. Wij voeren onze theologische discussies tot op de vierkante millimeter en bestrijden niet mensen die de belijdenis afwijzen, maar mensen uit eigen kring.
Vroeger ging het ook echt niet allemaal goed binnen de kerken, maar als ik zie hoe Calvijn in staat was om de eenheid te zoeken met lutherse theologen, dan kan me dat jaloers maken. Ook verwerkte hij middeleeuwse theologen in zijn denken; Calvijn dacht katholiek.
Wie het Apostolicum belijdt met de mond en gelooft met het hart, is een katholiek christen. Hem of haar mag ik niet zomaar afwijzen. De belijdenis is voor mij vertroostend en geeft te midden van alle kerkelijke malaise hoop op God en verwachting voor de kerk.”

Dit artikel is verschenen in de GezinsGids van 13 juni 2024, als onderdeel van een tweeluik over de Apostolische Geloofsbelijdenis.