Tekst A. Steenpoorte Beeld Gerben Vat

Er is veel veranderd in een paar generaties. Was het vroeger beter? En hoe erg is het gesteld met ‘de jeugd van tegenwoordig’? Verschillende generaties uit verschillende families gaan met
elkaar om tafel. Online een voorproefje met ds. M. Karens, zijn dochter Carine van der Maas en haar zoon Marten van der Maas. „Misschien moeten we wel klagen over de ouders en grootouders van tegenwoordig.”

Ds. M. Karens (74) herinnert zich dat zijn ouders hem in liefde en bezorgdheid soms wat ‘kort hielden’. Hij en zijn generatiegenoten maakten grote veranderingen mee op het gebied van normen en waarden. „Een echtscheiding was in mijn jeugdjaren opzienbarend. Ongehuwd samenleven heette ‘hokken’. De buren namen televisie (zwart-wit), waar je soms stiekem naar een jeugdserie of een voetbalwedstrijd ging kijken.” In die tijd groeide ds. Karens op „in een warm en bevoorrecht gezin met beide ouders die er altijd voor je waren. De vreze des Heeren werd voorgehouden als het allerbelangrijkste. ‘Eén ding is nodig!’ De oproep tot bekering en de waarschuwingen voor onder andere het wegblijven van de plaatsen van de zonden klonken door in de opvoeding. Je voelde dat dit oprecht was, maar het werd door mij lang niet altijd gewaardeerd!”

Begrip

Toch lijkt het of er nu minder geklaagd wordt over ‘de jeugd van tegenwoordig’. Zowel de dochter van ds. Karens, Carine van der Maas-Karens (48) uit Aagtekerke, als haar zoon Marten (23) horen het niet vaak. Beiden kunnen het echter wel goed begrijpen. Carine: „Ouderen zullen grote verschillen zien tussen vroeger en nu. De laatste decennia zijn er grote veranderingen geweest, bijvoorbeeld veranderende omgangsvormen en toenemende mondigheid. Denk ook aan de opkomst van ICT. Ook is de wereld een dorp geworden. Verre reizen maken is makkelijk en gangbaar geworden. In deze tijd worden er steeds meer keuzes gevraagd. De jongere generatie gaat daar op een andere manier mee om dan de oudere generatie. Ervaringen uit je eigen jeugd neem je heel je leven mee. Als je je eigen jeugdtijd als uitgangspunt neemt, bekijk je de jongere generatie tegen die achtergrond. Oudere generaties zullen veranderingen daardoor niet altijd een verbetering vinden.” Toch duidt Marten dat niet direct negatief: „Ik vind het te makkelijk om het weg te wuiven als reactionaire hunkering naar vroeger, toen het allemaal beter was. Het is denk ik juist goed om het op te vatten als oproep tot bezinning.”

Psalm 78 en 1 Korinthe 10

In Gods Woord staan veel waarschuwingen voor de jeugd. Toch is er ook een andere kant. Psalm 78 is bekend als de ‘onderwijspsalm’. Vaak wordt dan gekeken naar het eerste gedeelte. Dat betreft niet alleen het onderwijs op school, maar juist de opdracht aan ouders en grootouders om Gods daden bekend te maken. Voor ds. Karens is het bij de bediening van de Heilige Doop rijke stof om te preken. „Het doel van de opdracht bestaat uit drie dingen: dat zij hun hoop op God zouden stellen, dat zij Gods daden niet zouden vergeten en dat zij Gods geboden zouden bewaren. Spurgeon schrijft: ‘Hoe meer de ouders hun kinderen onderwijzen, hoe beter! Predikanten en onderwijzers zijn nooit bestemd geweest om de tranen van de moeder of de gebeden van de vader te vervangen’.” Een veel groter gedeelte van deze psalm, dat veel minder bekend is, gaat echter over het verkeerde voorbeeld van het voorgeslacht. Ds. Karens: „Naast de opdracht en het doel van de opvoeding klinkt in deze psalm een ernstige waarschuwing: ‘En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders…’ (vers 8). Vanuit de geschiedenis wijst Asaf hier op: zó niet! Hij wijst op een waarschuwend voorbeeld. Het voorgeslacht was ondankbaar, ongehoorzaam en ontrouw! ‘Zij vergaten Zijn daden en Zijn wonderen, die Hij hun had doen zien’ (vers 10-11). Hoe is dat bij mij als ouder en grootouder? Herken ik hier iets van bij mijzelf? Een opvoeding die misschien wel de vorm heeft, maar zo nalatig, oppervlakkig, zo weinig tot jaloersheid verwekkend is? Zou ons kind of kleinkind niet merken of het uit ons hoofd of ons hart komt? Wulfert Floor zegt: ‘Hoe kan iemand zeggen dat hij zijn kinderen liefheeft, als hij hun eeuwige welstand verwaarloost?’”

Gezag

Als vanzelf dringt de vraag zich dan op wat we kunnen leren van het verleden. Wat zouden we graag overnemen van vroeger en wat is juist tot waarschuwing voor nu? Ds. Karens: „In ons gezin wisten wij goed wat een begrip als ‘gehoorzaamheid’ betekende. De invloed van mijn ouders op mijn gedrag en dagelijks leven was mijns inziens groter dan nu bij ouders en kinderen. Ook werden veel zaken in mijn jeugd door mijn vader geregeld. Bijvoorbeeld een sollicitatie bij een drogisterij – ik was een jaar of zestien: ‘Hier is mijn zoon, laat hem flink werken en kijk maar wat u hem wilt betalen. Hij moet het juk in zijn jeugd dragen’. Ik accepteerde zoiets zonder mopperen. Zou dat nu nog kunnen?” Toch verlangt de Middelburgse emerituspredikant er vooral naar om weer meer gezag van en ontzag voor het Woord van God bij jongeren te ervaren. Er is echter ook een andere kant. „Er wordt nu meer dan in mijn jeugd bewust gekozen, bijvoorbeeld om openbare belijdenis te doen. Het is minder vanzelfsprekend. Ook zie ik bij onze kleinkinderen dat er nu veel meer dagelijks uit een dagboek gelezen wordt.”

Openheid en luisterhouding

Dochter Carine is het er helemaal mee eens dat we oog moeten blijven houden voor gezagsverhoudingen. Toch ziet ook zij een positieve keerzijde. „De afstand tussen generaties is nu minder groot. Nu is er meer openheid en meer ruimte om het gesprek met elkaar aan te gaan. Dat ervaar ik als winst ten opzichte van vroeger. Voor onderling begrip is het goed te beseffen dat de jonge generatie in een andere context opgroeit dan de oudere generatie.” De oud-herder en leraar van Werkendam geeft met schroom antwoord op de vraag naar een waarschuwend voorbeeld uit de tijd van zijn ouders. „Ik weet het niet zo. Misschien wel dat als ouder een luisterhouding (waardoor kinderen meer gaan spreken en vragen) van grote waarde is. Dus: eerst proberen te luisteren en daarna spreken. Dat is overal het beste, maar vaak moeilijk!” Dat hun vader en opa dat moeilijk vindt, ervaren Carine en Marten echter niet zo. Als je aan hen vraagt wat ze over zouden willen nemen van hun (o)pa of overdragen aan de volgende generatie, komt dit er bij beiden direct uit. Carine: „Mijn vader maakt graag contact en is geïnteresseerd in anderen, zowel ouderen als jongeren.” Marten: „Opa gaat makkelijk en heel open met jongeren om en is bereid om mee te denken. Hij veroordeelt de ander niet snel en komt niet direct aanzetten met pasklare antwoorden, maar luistert liever en gaat het gesprek aan. Dat zie ik als een voorbeeld. Ik denk dat het daardoor komt dat ik niet alleen een familiaire band heb met mijn opa, maar ook een vriendschappelijke band met hem ervaar.” Carine: „Dat ervaar ik ook zo. Naast ernst heeft hij ook een flinke dosis humor en kwinkslagen. Wat ik vooral bij mijn vader zie, is dat Gods Woord en Zijn dienst de belangrijkste plaats in zijn leven innemen. Daar is zijn leven op gericht. Hij heeft een echt levensdoel. Het is goed om de Heere te dienen, dat zie ik bij hem. In alle dingen die hem en ons overkomen, weet hij zich afhankelijk van Hem.”

Het complete, verdere interview – met nog 3 geïnterviewde personen – verscheen in het ZomerNummer van de GezinsGids op 8 juli 2021 D.V.