„God heeft iets van Zijn heerlijkheid in mensen gelegd.” Ds. M.W. Muilwijk stelt dat we Gods beeld verloren bij de zondeval, maar daarmee niet gelijk werden aan de dieren. Het geleden verlies werkt door in alle relaties. Christus kwam om dit beeld te herstellen. Daarmee drukt de Heere volgens de predikant Zijn barmhartigheid uit.

tekst A.S. Middelkoop

Sinds enkele jaren dient ds. M.W. Muilwijk (40) de hersteld hervormde gemeente van Aalst. Samen met zijn catechisanten dacht hij in het verleden na over de vraag wat het betekent om een beelddrager van God te zijn. Wat verloor de mens en wat is er nog over? Wat betekent Christus’ verzoeningswerk in dit verband? Een helder zicht op deze thematiek behoedt voor een te optimistische, maar ook een te donkere opvatting van wat het betekent om mens te zijn na Genesis 3.

De mens is geschapen naar Gods beeld. Wat houdt dit in? 

„Als eerste komen de drie termen van de Heidelbergse Catechismus bij mij naar boven, namelijk ‘ware kennis, gerechtigheid en heiligheid’. Maar dat moet worden uitgelegd. Wat is gerechtigheid? Dit betekent dat je in een rechte verhouding tot God staat. Als het recht ligt tussen mij en mijn kinderen, dan kijken ze mij recht aan. Als het niet goed ligt, kijken ze weg. Zo gaat het ook in andere relaties en zo lag het ook in het paradijs. Gods wil en onze wil kwamen overeen. Een ander aspect is de heiligheid van God. Dit betekent dat de mens helemaal toegewijd was aan God. We beantwoordden helemaal aan wat de Heere vroeg.

Dat ging samen met kennis van God. Het gebruikte woord in de Bijbel duidt de meest intieme gemeenschap van man en vrouw aan. Dat wordt namelijk ook met ‘kennen’ uitgedrukt. Het gaat om diepe, persoonlijke omgang. Dit drukt uit wat het betekent om naar het beeld van God gemaakt te zijn.

Mensen werden gemaakt naar ‘Ons beeld en Onze gelijkenis’. Daarmee zijn het de enige schepselen waar de Heere iets van Zichzelf in legde. Ursinus stelt dat God op een bepaalde manier Zijn spiegelbeeld in ons zag. Wij weerspiegelden iets van Hem.

Het geschapen zijn naar Gods beeld raakt ook de relationele omgang. Binnen de Drie-eenheid zijn de drie Personen op elkaar gericht. Er is, met eerbied gesproken, sprake van sociale cohesie. Zij kunnen niet zonder elkaar. Op deze manier waren mensen ook op God en elkaar gericht. God legde iets van Zichzelf daarin.

Het is zeer aanbevelenswaardig om te lezen wat ds. G. Boer daarover schreef. Hij gebruikt het beeld van een torenkap waarin licht brandt. Mensen die daaronder staan, worden omstraald door licht. Zo werden mensen omstraald door de Goddelijke heerlijkheid. Dergelijke beelden zijn menselijke pogingen om iets van de heerlijke verhouding tussen God en mens uit te drukken.”

Wat is daar nog van over? 

„De mens verloor het beeld van God bij de zondeval. Daarmee is het beeld van God echter niet geheel verdwenen. Je kunt dit op twee manieren benaderen, namelijk door te kijken naar wat verloren is, of door te kijken naar wat er nog overbleef. Als ik het positief zeg, dan betekent het feit dat er nog iets overbleef van het beeld van God in mensen allereerst dat men een verantwoordelijkheid houdt ten opzichte van God. Vervolgens zijn we niet aan de dieren gelijk geworden. De mens blijft in staat om een medemens lief te hebben.

Tegelijkertijd bracht de zondeval met zich mee dat we geneigd zijn om God en de naaste te haten. Een catechisant merkte eens op: ‘Maar ik ben toch niet de hele dag bezig om iedereen te haten?’ Nee, dat klopt. Maar we zijn er wel toe geneigd. Er is maar iets nodig of een houding van genegenheid slaat om naar een houding van haat. We lijken in de verste verte niet meer op wie we in het paradijs waren. Hoewel wij veel van Gods beeld kwijtraakten, hielden we genoeg over om ons voor onze gedragingen verantwoordelijk te weten voor Gods aangezicht.

De Heere zegt tot ons: ‘Je behoort Mijn beeld gelijk te zijn. Het feit dat je dit niet langer bent, stelt je schuldig’. We kunnen de Heere niet dienen zoals Adam en Eva God in het paradijs dienden. De liefde tot God en de naaste is weg. Dit zie je reeds tussen Adam en Eva gebeuren, als Adam zegt: ‘De vrouw die Gij mij gegeven hebt’. Dat is een andere manier van spreken dan zijn lyrische woorden over zijn van God ontvangen ‘Maninne’.”

Adam kreeg zonen naar zijn evenbeeld (Gen. 5: 3). Wat betekende dit? 

„In de eerste plaats wordt in dit hoofdstuk gezegd dat Adam naar Gods beeld is geschapen. Daar zie je zijn afkomst, uit de hand van de Heere. Hij viel en wij zijn gelijk aan die gevallen Adam. Wij dragen zijn gelijkenis van zondaar. Ik vind dit heel aangrijpend, want Adams zoon Kaïn blijkt daardoor in staat te zijn tot moord. Niet op zomaar iemand, maar op zijn eigen broer. Wat er in Genesis 5 gezegd werd over Seth, kun je ook toepassen op Kaïn. Een leeuwenwelp heeft de aarde van de leeuw, wij de aard van Adam.”

Christus is het ‘uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid’ (Hebr. 1: 3). Wat zegt dit over Wie en hoe God is?

„Dit is best een moeilijke tekst. Deze tekst zegt dat in de Heere Jezus het goddelijke wezen en Zijn eigenschappen bekend gemaakt worden. In de eerste komst van de Heere Jezus denk ik allereerst aan de manier waarop er in teksten uit het Oude Testament gesproken wordt over Gods barmhartigheid. Het wordt omschreven als het ‘rommelen’ van Zijn ingewanden in Jeremia 31. In Hosea 11 wordt gesproken over Zijn ingewand dat ‘ontstoken’ is. Dit lijkt met name op God de Vader te slaan. Uit barmhartigheid doet Hij Zijn volk niet naar wat zij verdiend hebben; Hij heeft de redding van zondaren op het oog. Tegelijk gaat dit niet ten koste van de andere eigenschappen van God: wijsheid, rechtvaardigheid en almacht.

Bij de komst van Christus op aarde maakte Hij Zich ten volle bekend. Hij vormde als het ware een plaatje bij de woorden die al in het Oude Testament klonken.

De Heere Jezus zegt tegen Filippus dat wie Hem gezien heeft, de Vader zag. In Zijn spreken zien we iets van het hart van God. Hij draagt de Goddelijke eer en heerlijkheid in Zich, ook al ging dat achter Zijn mens-zijn verborgen. Jezus werd ten volle Mens. Dit betekent niet dat Zijn mens-zijn iets af doet aan Zijn God-zijn. Anderzijds doet Zijn God-zijn niets af aan Zijn mens-zijn. Jezus werd werkelijk mens, uitgenomen de zonde. In Hebreeën 2 laat de Heere zien dat Hij ons in alles gelijk is geworden om ons te redden, om het verloren beeld te herstellen. Jezus heeft het beeld van God uitgedragen in Zijn mens-zijn.

Een predikant zei eens: ‘Je kunt niet zeggen dat Jezus ziek werd’. Daar zou ik echter tegenover willen stellen dat Hij ons in alles gelijk is geworden, ook in ziekte. Luther heeft gelijk als hij zegt: ‘Je kunt Christus niet genoeg in het vlees trekken’. Dat is een enorme troost. Dan kun je met eerbied gesproken tegen je kinderen zeggen: ‘Ook Hij weet wat het is om op een knie te vallen en Zich te bezeren’. Als je daarover nadenkt, staat je verstand stil.

De reactie van mensen daarop is aangrijpend. Ik denk aan de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden. De koning reisde naar het buitenland en droeg zijn wijngaard op aan de landlieden. Toen hij ten laatste zijn zoon stuurde om de opbrengst op te halen, doodden zij hem. Wij zijn zoals de landlieden als wij op zo’n grote zaligheid geen acht geven. Ten laatste zal de Heere komen om te oordelen. De schrijver van de Hebreeënbrief maakt duidelijk dat wie aan Jezus voorbijgaat, Zijn toorn niet kan ontvluchten. Dan blijft er geen offer over voor de zonde.”

De avondzang zingt: ‘O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk’. Waar bidden we dan eigenlijk om? Hoe raakt dit de navolging vandaag?

„Christus is de laatste Adam. Hij heeft volkomen voldaan wat Adam heeft verloren en wij in hem hebben verloren. Hij heeft ook de vijandige machten overwonnen. Dat is het eerste wat aandacht vraagt.

Christus leert ons vervolgens volmaakt wat het betekent om hier in beginsel het nieuwe leven te leven. De bede ‘o, Zoon, maak ons Uw beeld gelijk’ heeft wat de navolging betreft dit aspect in zich, dat Hij ons laat zien hoe wij moeten handelen en wandelen. Wij moeten daarbij dus op Christus zien.

Een predikant zei eens naar aanleiding van de Bergrede: ‘De Heere Jezus beveelt ons nooit iets wat Hij niet eerst Zelf heeft gedaan’. Dit betekent dat Hij eerst Zelf de scherpte van de wet in praktijk heeft gebracht als Hij die aan ons voorhoudt,. Als Paulus duidelijk wil maken wat het betekent om de ander uitnemender te achten dan zichzelf, maakt hij dit duidelijk aan de hand van het voorbeeld van de Heere Jezus. Het brengt Paulus tot een loflied op Christus.

Jezus zegt: ‘Hebt uw vijanden lief, zegent hen die u vervloeken’. Zelf deed Hij dit voor bij Kajafas. Hij was bij machte om Kajafas ter plekke in de eeuwige godverlatenheid te werpen. Maar Hij deed dat niet. Jezus keek Hem in de ogen. Hij gebruikte Zijn goddelijke macht op dat moment niet om Hem te straffen. Hij sprak Kajafas als het ware toe, opdat hij gered zou worden. Bij Jezus bleek dat Hij niet wederschold toen Hij gescholden werd. Toen Hij leed, dreigde Hij niet. Steeds had Hij de redding van de ander op het oog. Dat is een diepe zelfverloochening. Het leert ons dat wij toch dienen te vergeven als een ander ons krenkte, omdat Christus ons dit voorleefde. O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.

Johannes geeft aan dat wij aan Jezus gelijk zullen zijn als Hij komt op de wolken. Niet in Zijn wezen, maar wel naar lichaam en ziel. Daarom bevat de bede ‘O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk’, ook het gebed: ‘Heere Jezus, kom terug’.”

Welke les bevat het overblijfsel van het beeld van God dat mensen dragen voor jongeren?

„In een tijd waarin men heel erg op het lichamelijke gericht is, kan dit tot troost zijn voor jongeren. Jongeren kunnen zich op allerlei manieren aan mensen spiegelen. Juist het feit dat we naar Gods beeld geschapen zijn, doet het besef doordringen dat Hij ons maakte. We zijn er veel van kwijt, maar hoe wij geschapen werden, is zoals God het wilde. We hoeven ons daarom lichamelijk niet mooier voor te doen dan we zijn. Met eerbied gesproken: de Heere is er tevreden over. Dit maakt ons niet tot ‘een parel in Gods hand’, maar het laat wel iets zien van Hem. Dit sluit uiteraard de noodzaak van wedergeboorte en dagelijkse bekering niet uit, integendeel. Het behoedt echter wel voor een zelfvernietigende visie op onszelf. Het vormt een Bijbels antigif tegen een negatief zelfbeeld.”

Dit artikel verscheen in de GezinsGids van 11 februari 2021.