Menno de Bruyne is voorlichter bij de SGP Tweede Kamerfractie. Op deze plek geeft hij een kijkje achter de schermen van het hof en het Binnenhof
Hameren
Gek eigenlijk, maar ik heb Kamervoorzitter Verbeet eigenlijk nog nooit met haar hamer in het geweer gezien. Terwijl daar toch alle aanleiding voor zou zijn met de heetgebakerde politici die het Binnenhof anno 2011 onveilig maken. Misschien dat die onder dreiging van de hamer van Verbeet weer eens normaal gaan doen…
Hamer is overigens wel een groot woord voor het miserabele ding dat nu fungeert als voorzittershamer. Het lijkt meer op een gootsteenontstopper dan op een attribuut dat gezag afdwingt. Toen de Tweede Kamer in 1992 verhuisde van de oude balzaal met de groene bankjes naar de nieuwe zaal met de blauwe zetels kreeg de Voorzitter dit moderne ‘kunstwerk’ aangeboden. En ja, een gegeven hamer kijk je niet in de bek. Om sommige bekvechters het zwijgen op te leggen is het ding ook ten enenmale ongeschikt.
Hamertaal
Jammer, want alle voorgangers van Verbeet bezigden stuk voor stuk een soort hamertaal. De voorzitter die daarin het best was, was Dick Dolman – Mijnheer de Voorzitter in de jaren ’80 van de vorige eeuw. Dolman hanteerde de hamer heel behendig. Niet slechts sloeg hij de laatste slag, ook tikte hij stilletjes tientallen stukken weg. Woede uitte zich in een draconische dreun, ongeduld in voorzichtig vermanend geklop. Hield hij z’n hamer verticaal, dan wist degene die aan het woord was dat zijn geduld op was en de hamer spoedig zou vallen.
Eén van Dolmans voorgangers was Frans Joseph van Thiel, een aimabele Brabander wiens bourgondische instelling vermaard was. Van Thiel zwaaide van 1963 tot 1972 de hamer over de Kamer. Hij werd zozeer met het symbool van zijn macht vereenzelvigd, dat hij ‘de man met de hamer’ werd genoemd. Degenen die aan het kleindochtertje van Van Thiel vroegen: „Wat doet je opa?,” kregen ten antwoord: „Die timmert in Den Haag.”
Slaperigheid
De vaardigheid waarmee voorzitter Van Thiel de Kamer onder de hamer had, staat in schril contrast tot één van zijn voorgangers in de Eerste Kamer, de afgevaardigde A. van Namen van Eemnes. Deze wordt ons geschilderd als een man met twee linkerhanden, iemand wiens „geheele korte, gedrongen figuur het kenmerk draagt van goedigheid en slaperigheid tevens.”
„Slaperigheid tevens,” liefst letterlijk te lezen, want Van Namen had de onhebbelijkheid gedurende de debatten in te dutten. De wakkere griffier aan ‘s voorzitters rechterhand zag zich zo genoodzaakt zijn linkerbuurman tegen de rechterarm te stoten, waardoor deze „niet steeds de beheersching over het teken zijner waardigheid behield… Dan daalde deze soms met krachtige klap op de lessenaar neer – hij kan verbazend hard tikken – om een debat te sluiten waarvoor nog één of meer sprekers zich aanmeldden.”
Afvoerputje
De oude hamer was een cadeau van de aannemer die de oude Grote Vergaderzaal in 1956 renoveerde. Op de hamerkop zat een plaat die hieraan herinnerde. Verder was die hamer verrijkt met enerzijds het rijkswapen en anderzijds het wapen van de stad ‘s-Gravenhage. Aldus hielden de Nederlandse leeuw en de Haagse ooievaar de vaderlandse volksvertegenwoordigers in toom.
Zou het geen idee zijn om die oude hamer weer in ere te herstellen en de huidige door het afvoerputje te spoelen waar ‘ie voor gemaakt is?