Heilig, heilig, heilig.’ Zo spreken de serafs in Jesaja 6 en de vier dieren in Openbaring 4 over de Heere. Het lijkt alsof dit besef in onze tijd verdampt. Er wordt over God gesproken als Vriend, als Broer, als liefdevolle Vader. We vroegen ds. C. Sonnevelt om deze ontwikkeling te duiden. “De natuurlijke mens wil gestreeld worden. Ezechiël, bij uitstek de profeet van Gods heiligheid, had daar ook al mee te maken. Hetzelfde geldt van Jesaja. Zijn hoorders hoorden graag spreken van ‘zachte dingen’. Als we ons eigen hart een beetje kennen, zijn we daar niet verbaasd over.”

Tekst A. Steenpoorte Beeld Anneke Vat-Pul

Ds. C. Sonnevelt is al meer dan veertig jaar predikant en diende in verschillende landen en culturen. Wie hem wel eens heeft gehoord, weet dat hij veel voorvallen uit zijn ambtelijk leven gebruikt om te illustreren wat hij zegt. Ook nu komen er heel wat herinneringen boven aan wat hij meemaakte of las.

“Het besef van de onmetelijke afstand tussen God en de mens, de Schepper en het schepsel, de Heilige en de onheilige was er zo’n vijftig jaar geleden veel meer. Die afstand kon alleen overbrugd worden door Gods eigen Zoon, Die Zich offerde aan het kruis. Het wonder van Zijn ontfermende genade moet ons geopenbaard worden door Zijn Woord en Geest. Dan blijft er verwondering en onwaardigheid over. In de ‘getuigenissen’ die je vandaag hoort of leest, hoor je daar zo weinig van. Het gaat vaak op de manier van: ‘Ik heb God altijd gezien als een Boeman, maar toen werd mij verteld dat Hij een liefhebbende Vader is en dat Hij er ook is voor mij.’ En dat is het dan. Ik vind dat heel zorgwekkend.

Nu is dat niet helemaal nieuw. In 1980 volgden mijn vrouw en ik een cursus bij de Wycliffe Bijbelvertalers in Engeland. De openingsbijeenkomst was indrukwekkend. We moesten een klassieke hymne zingen met een prachtige inhoud. Kort daarna organiseerden de Nederlandse deelnemers een gebedskring. Nadat iedereen op het rijtje af had gebeden, eindigde een jongeman op een luchtige toon: ‘Dankjewel, Jezus, dat we jou onze oudste broer mogen noemen.’ Bij de volgende gebedsbijeenkomst ben ik maar een rondje gaan lopen. We kwamen twee jonge Ierse paters tegen die liepen te mediteren. ‘Hoe vinden jullie het hier?’ was onze vraag. ‘Och, de mensen zijn wel aardig, maar er wordt zo makkelijk over God gepraat. We willen niemand veroordelen, maar we missen het besef van Gods heiligheid.’”

Veel mensen lijken dat niet te missen. Kerken en stromingen waar meer de nadruk op Gods liefde dan op Gods heiligheid ligt, hebben grote aantrekkingskracht. Veel jongeren, ook uit de reformatorische kerken, bezoeken de EO-jongerendag. Hoe komt dat?

“De natuurlijke mens wil gestreeld worden. Ezechiël, bij uitstek de profeet van Gods heiligheid, had daar ook al mee te maken (Ezech. 33:31-32). Jesaja’s hoorders vroegen in hoofdstuk 30:10 om ‘zachte dingen’ tot hen te spreken. Als we ons eigen hart een beetje kennen, zijn we daar niet verbaasd over.

Ik heb na mijn ommekeer een jaartje doorgebracht in de evangelische wereld, maar ik merkte dat veel blijdschap opgeklopt is. Zelf ben ik ermee vastgelopen en heb ik de weg terug mogen vinden naar mijn eigen kerkverband.

Vandaag moet godsdienst vooral leuk zijn. In een samenleving waar van alles een feestje wordt gemaakt, moet ook een kerkdienst niet te somber zijn. Niet dat ik pleit voor somberheid. De dienst van de Heere is een liefdedienst. Er ligt een blijdschap in die met niets kan worden vergeleken. Maar die blijdschap wordt pas gevoeld als we God hebben lief gekregen, ook in Zijn heiligheid, als we weten van berouw over de zonde, en als we Christus in het oog mochten krijgen.”

Hebben anderzijds ontsporingen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte op zaterdagavond en oudejaarsdag ook te maken met het afnemend besef van Gods heiligheid?

“Daar zou veel over te zeggen zijn. Ik neem het niet voor ontsporingen op, maar ik moet altijd weer denken aan mijn eigen jeugd. Mijn oma Den Hengst zei: ‘De jonge mensen van nu zijn niet slechter dan wij toen we jong waren, maar de verleidingen zijn nu zoveel meer en zoveel sterker.’ Dat was nota bene in 1973! Als wij een film wilden zien, moesten we naar een bioscoop in de binnenstad. Door de komst van internet en de smartphone is inmiddels iedere film, iedere popsong, iedere game en iedere voetbalwedstrijd binnen handbereik. Hierdoor schakelen velen tussen de zondag en de maandag. Helaas zie je ook jongeren afhaken. Het mag ons wel dringen tot bezinning, aanhoudend gebed en liefdevolle aandacht voor onze jeugd.

Nog één opmerking. Het valt inderdaad op dat reformatorische jongeren soms wilder zijn dan niet-reformatorische jongeren. Dat moet ons niet verbazen. Jongeren voelen instinctief aan: als het waar is wat ik op zondag hoor, dan is het mis met me en kan ik zo niet verder. Daar ga je dus door steigeren, net als Paulus in Romeinen 7:7-14. Onder een ‘makkelijke’ prediking hoef je niet te steigeren: je bent immers een verbondskind, een Jesus-kid of wat dan ook. Dus waarom zou je vervelend doen op catechisatie en uit je dak gaan op vrijdag- of zaterdagavond? Psychologisch kun je dat goed verklaren.”

Hoe komt het dat het besef van Gods heiligheid lijkt af te nemen?

“In 2001 schreef Stefan Paas een boek met de titel ‘Jezus als Heer in een plat land’. Nederland is letterlijk een plat land, maar het is ook een land waar standsverschillen verdwenen zijn en mensen vaak plat met elkaar omgaan. We willen wel gaan voor ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ of zoals men nu zegt ‘solidariteit’, maar daarbij gaat het om het eigen ik. We willen niet betutteld worden. Ook binnen de kerk zijn velen inmiddels wars van ‘wetjes en regeltjes’. Hoe breng je dan de boodschap van de ‘Heer’ Jezus? Hoe spreek je met buitenkerkelijken over het gezag van Gods Woord, de heiligheid van Gods wet, de heerschappij van Christus? Paas heeft zich met die vragen beziggehouden. De uitweg die hij kiest in zijn knap geschreven boek is mijns inziens een verkeerde en zelfs een misleidende weg, maar hij heeft het probleem als zodanig helder aan de orde gesteld.

Dat mensen zich bij een grote en heilige God weinig meer kunnen voorstellen, is een andere oorzaak. Wetenschap en techniek hebben een hoge vlucht genomen. Onweer is niet langer de stem van God en een regenboog kunnen we makkelijk verklaren. In feite is dat een erg oppervlakkige benadering, want op dit punt sluiten geloof en wetenschap elkaar niet uit. Een kleuter die zich bij het zien van de regenboog afvraagt ‘of de Heere God ook kleurpotloden heeft’ heeft minstens zoveel gelijk als een rationalist die niet ziet wat prof. A. van den Beukel noemde: ‘De dingen hebben hun geheim’. We moeten weer leren kijken met de verwonderde ogen van een kind.

Nog een oorzaak ligt, denk ik, in de welvaart. Onze maatschappij was lange tijd een verzorgingsmaatschappij onder leiding van ‘Vadertje Staat’. Mensen voelen zich gauw tekortgedaan. Zoals de regering ons dient te verwennen, zo moet God het ook.

Velen, ook jongeren, voelen zich inmiddels onzeker. Alle houvast in gezin en samenleving dreigt weg te vallen en politici zijn ook al niet te vertrouwen, toch? Als je dan hoort dat God om je geeft, dat Hij meelijdt met deze wereld en dat Hij niets liever wil dan dat iedereen blij en gelukkig wordt, dan spreekt dat natuurlijk wel aan.”

Het hele interview met ds. C. Sonnevelt verscheen in de GezinsGids van 11 januari 2024 jl.