Het is dat Jan Moerkerken is verhuisd naar Uddel, waar hij in één van de Adullam-woningen zijn intrek heeft genomen, anders was hij nog gewoon voor het zevenentwintigste jaar ‘hulpkoster’ in Capelle aan den IJssel. „Maar misschien heeft de Heere hier ook werk voor me,” zegt hij enigszins hoopvol.

Tekst: W. de Jongste Beeld: Anneke Vat-Pul

Jan werd geboren in Rotterdam, maar verhuisde al jong mee toen zijn vader als predikant een beroep aannam naar een nieuwe gemeente. Toen hij in Gouda woonde, zat hij op de Beversluisschool. Voor velen bleef hij geen onbekende, omdat hij het contact met anderen niet schuwde.

Toen zijn vader met emeritaat ging en hoofddocent werd van de Theologische School, verhuisde Jan naar Capelle aan den IJssel. Hij woonde er nog geen half jaar of de koster van de kerk vroeg hem of hij bereid was een aantal klusjes voor hem te doen.

Jan: „Hij vroeg of ik misschien af en toe eens koffie wilde schenken. Dat was in het begin alleen voor de leiding van de zondagsschool.

Maar van lieverlee kwamen daar wat klusjes bij en vertelde hij dat hij zo’n hulpje als ik ook bij andere dingen goed kon gebruiken. Toen hebben we dat jarenlang zo mogen doen.”

Dorpelwachter

Omdat Jan het wel wat vond om in de kerk iets te kunnen betekenen en de koster blij was met hoe Jan zijn taak invulde, mocht Jan ook een keer meehelpen met collecteren. Hij vertelt hoe de uitbreiding van zijn taken ging.

„Eén van de eerste keren was het collecteren tijdens een kerstfeestviering. Daarna mocht ik ook meehelpen tijdens de zondagse diensten.

Vervolgens werd ik ook ingezet bij het koffieschenken wanneer er een dovendienst was. Ook vroeg de koster me te helpen bij het stoelen klaarzetten voor allerlei vergaderingen die bij ons in de kerk werden gehouden en voor kopieerwerk, als dat nodig was.

Soms vroegen mensen me of er een cd te bestellen was en dan wees ik hen de weg. Ik heb ook wel meegemaakt dat een vrouw vroeg of ze ergens een hoed kon vinden of dat mensen om een kerkbode vroegen.

Mensen vroegen mij soms ook of ze de kerkenraad konden spreken. Nou, dan wees ik ze de weg naar de consistorie.

Uiteindelijk werd ik echt een soort dorpelwachter, omdat ik de sleutel meekreeg om de kerk te openen. Door de komst van het coronavirus is wel het één en ander aan hulpkosterswerkzaamheden stil komen te liggen.”

Liefdedienst

Als hij er nu op terugkijkt, zegt de domineeszoon: „Ik heb het mógen doen. Het was een opgave, maar ook een liefdedienst.

Als ik iets voor het eerst deed, had ik er daarvoor tegen opgezien. En toch is het me altijd weer tot vreugde geweest om mijn gaven en talenten in de dienst van de Heere te mogen gebruiken.

Het was ook mooi om contact te hebben met sommige predikanten en studenten als ze belden om de psalmen die gezongen moesten worden door te geven. De band met de koster was mooi en het contact met hem en de besprekingen met elkaar heb ik altijd gewaardeerd.

Soms was ik een beetje op de hoogte van dingen die er leefden in de kerk, dingen die anderen niet wisten. Die blijven natuurlijk in de kerk.”

Als anekdote noemt Jan het voorval dat hij een predikant die om een kopje koffie had gevraagd, geruime tijd op zijn koffie had laten wachten. „De broeders kerkenraad moesten er hartelijk om lachen en deelden mee dat ik, ondanks mijn fout, ‘altijd mocht blijven’.”

Gat

Met de verhuizing naar de Veluwe is er een beetje een gat gevallen in zijn ‘kerkelijke bezigheden’. Jan: „Ja, eigenlijk stond ik altijd klaar als er een beroep op me werd gedaan. Het is me nooit te veel geweest.

Mijn beperkingen hebben, geloof ik, nooit een bezwaar opgeleverd om het werk te kunnen doen. Ik ben tot de overtuiging gekomen dat ieder mens wel ‘iets’ heeft. De gemeente en de kerkenraad konden mij altijd vinden als er iets te doen viel.

Als Psalm 84:5 werd gezongen – dat vers gaat over de dorpelwachter – sprak me dat altijd aan. Soms mocht ik bij ogenblikken ook moed putten uit het Woord. Indrukwekkend was de laatste dienst, toen ik nog werd toegesproken en er een extra versje werd gezongen. Als je dan ineens je naam hoort noemen, ga je wel een beetje door de grond. Maar misschien kan ik ergens anders ook iets betekenen.”

Dit artikel verscheen in de GezinsGids van 17 november 2022