Een knalgele kerk in Mateuti. Het kruis op de gevel is als een baken van hoop. In het opvangcentrum naast de kerk worden drie dagen per week ongeveer twintig kinderen opgevangen. Leden van de kerkelijke gemeente helpen als vrijwilliger de kinderen in het dorp.

Eén van de vrijwilligers is Elena. „De kinderen komen hier na schooltijd,” vertelt ze. „De meeste kinderen hebben het slecht thuis, soms zijn beide ouders weg. We zorgen dat ze eten krijgen, houden Bijbelstudies met hen en helpen ze bij het huiswerk.”

Broer en zus Alexandru (10) en Juliana (9) zijn vaste bezoekers in het opvangcentrum. „We hebben het redelijk goed thuis,” vertelt Juliana. „We wonen alleen met mama.”

Ze herhaalt het nog een keer. Alexandru kijkt doordringend uit z’n donkere ogen, maar zwijgt. Hij lijkt wat bang. Juliana praat makkelijker. Ze vindt het fijn dat ze geholpen wordt met het huiswerk en dat ze eten krijgen. „En we leren over Jezus en lezen uit de Bijbel.”

Elena luistert, glimlacht naar de kinderen. Even later vertelt ze het werkelijke verhaal: „Hun vader is alcoholverslaafd en was erg agressief. Hij sloeg z’n vrouw en de kinderen vaak. Ze zijn nu gescheiden, maar hij woont maar een paar straten verderop. Regelmatig komt hij in een agressieve bui weer langs. Vandaar dat Alexandru zo angstig is.”

Honger

Chriestien (8) komt hier al twee jaar. Meestal is hij samen met zijn oudere broer, maar die is vandaag ziek. „We wonen in een groot huis,” vertelt Chriestien over zijn thuissituatie. „Bij papa, want mama werkt in Israël. Papa werkt als houthakker in de bossen en kookt eten voor ons. En we hebben wat dieren die ik verzorg.” Wat hij fijn vindt aan de opvang? „We leren over Jezus, kunnen hier fijn spelen en maken ons huiswerk.”

Zijn moeder is in januari onverwacht vertrokken naar Israël, weet Elena te vertellen. „Ze was ineens weg, waarschijnlijk om te gaan werken daar. Vader is alleen achtergebleven en weet niet wat hij moet doen. Hij werkt de hele dag en is ’s avonds laat thuis. De tienjarige broer van Chriestien probeert wat eten te koken. We zien dat ze hier meerdere keren opscheppen bij de maaltijd. Ze hebben honger.”

„En zo zijn er veel meer voorbeelden,” vervolgt Elena. Ze is bewogen als ze de kinderen hoort praten en merkt dat ze de waarheid niet durven te vertellen. „Ik vind het zo moeilijk om te zien hoe slecht de kinderen het hebben. Daarom probeer ik ze ook iets te helpen. 

Of het helpt? Ik hoop vooral dat ze hun leven aan de Heere Jezus geven. En ja, daar zien we verschillende voorbeelden van.”

Ouderen

Op het modderige weggetje tussen Mateuti en Hlinjeni passeert een platte kar met een ezel daarvoor. „Hlinjeni is helemaal hopeloos,” zegt Vitalie. „Tien jaar geleden startten we hier ook een dagopvang en woonden er nog veel kinderen hier. Maar over een paar jaar bestaat dit dorpje niet meer.”

De meeste huizen zijn inderdaad verlaten en lijken meer op een ruïne. Op een paar plekken in het dorpje staan kleurrijke waterputten. Niet voor de sier, maar uit noodzaak. Stromend water is hier nog niet aangelegd en zal er ook wel nooit komen. „Iedereen trekt hier weg, omdat er nauwelijks werk in de buurt is. Het zelfmoordpercentage is hier erg hoog. 

Wat overblijft zijn de ouderen. Ik denk dat de dagopvang binnenkort zich moet gaan richten op zorg voor de ouderen.”