Tekst D. de Bruin-Palland Beeld Hanno de Vries

Ongeveer één op de zes echtparen krijgt te maken met ongewenste kinderloosheid of verminderde vruchtbaarheid. Wat gebeurt er met mensen die te horen krijgen dat er onder hun dak waarschijnlijk geen kinderen geboren zullen worden? Anne Lize de Bruin (31) en haar man kregen zo’n boodschap. „Ik kom zelf uit een gezin van negen kinderen. Eerlijk gezegd heb ik er, voordat we trouwden, geen rekening mee gehouden dat wij geen kinderen zouden krijgen.”

Anne Lize de Bruin houdt van haar man, van kinderen en van mensen. Van contacten met familie, vrienden of bekenden fleurt ze helemaal op. Blijkbaar houdt ze ook van vogels, want het eerste wat iemand hoort als hij de deur van huize De Bruin opent, is het gekwetter van twee pyrrhura’s en twee grasparkieten.

Anne Lize: „Onze vogels zijn geen vervanging, hoor. Maar er zijn er wel een paar blij als we thuiskomen. Ze vragen en geven aandacht. Zo mooi!”

Deze opmerking typeert Anne Lize, zo blijkt al snel. Ze draait niet om de feiten heen, maar zegt rechtuit wat ze te zeggen heeft en kwijt wil. Met anderen praten over kinderloosheid is geen gemakkelijk onderwerp. Toch durft ze het aan, zelfs voor een interview, want „stel dat ik hierdoor iets voor anderen kan betekenen.”

Bij jullie was er meteen een kinderwens?

„Misschien wat naïef, maar ik was ervan uitgegaan dat ik vrij snel zwanger zou raken. Ik kom zelf uit een groot gezin en toen we tien jaar geleden trouwden, hadden we al heel wat neefjes en nichtjes.

Omdat we dolgraag kinderen wilden, zijn we na anderhalf jaar al in het ziekenhuis beland voor onderzoeken. Toen kregen we de boodschap mee dat de kans heel minimaal was dat ik moeder zou worden. De mogelijkheid is er wel, maar die is bijna te verwaarlozen.

Wij weten op dit moment niet of die kans nog bestaat, maar eigenlijk willen we dat liever ook niet weten. Een heel klein beetje hoop hebben we nog.

We mogen weten dat alles in de hand van de Heere ligt. Dat betekent niet dat het altijd gemakkelijk is, integendeel, maar het mag voor ons wel een gebedszaak zijn.”

Wat deed die boodschap met je?

Aarzelend: „Ik vind het heel lastig om dat goed onder woorden te brengen. Daarom zeg ik liever iets over de gevolgen van de boodschap. Die waren nogal heftig.

Het had op mij zo veel impact dat ik op een gegeven moment mijn werk niet meer kon doen. Mijn lichaam stagneerde. Ik heb toen een hele tijd thuis gezeten, maar daar wordt een mens ook niet beter van.

Een van mijn zussen werkte toen op de afdeling geriatrie van het ziekenhuis. Zij heeft mij zover gekregen dat ik daar vrijwilligerswerk ging doen. Ik maakte een praatje met de mensen die in de huiskamer zaten, deed spelletjes met hen of las samen met hen de krant. Ik hielp daar waar ik nodig was.

Nooit had ik kunnen bedenken dat ik in de zorg zou gaan werken, want als ik een ziekenhuis binnenkwam, kreeg ik het spontaan benauwd. Mijn omgeving heeft me ervan kunnen overtuigen dat ik een zorghart heb.

Om een lang verhaal kort te maken: ik ben later aangenomen in de gehandicaptenzorg bij Adullam. Daar kreeg ik de mogelijkheid om de bbl-opleiding Helpende en zijinstroom te doen. Ik ben begonnen in Alblasserdam en sinds anderhalf jaar werk ik in Puttershoek, nu op de groep ouderen met een meervoudige beperking.”

Denk je dat je nu de moeilijkste periode achter de rug hebt?

„Dat is moeilijk te zeggen, maar ik ga graag naar mijn werk en kan over het algemeen mijn zegeningen weer tellen. De Heere geeft me nog zo veel.

Ik heb gesprekken gehad met een psycholoog en dat zie ik als een verrijking. De drempel om naar haar toe te gaan was erg hoog, want daarmee moest ik toegeven dat ik het alleen niet redde. Nu weet ik dat het helemaal niet erg is om bij anderen aan te kloppen voor hulp.”

Dit klinkt allemaal moedgevend.

Lachend: „Inderdaad. Maar er zijn momenten dat ik weer eventjes in de put terechtkom. Dan kan ik het opeens niet meer aan. Dan gebeurt er iets, vaak op het alleronverwachts, waardoor ik geconfronteerd word met ons gemis.

Laatst hadden we een avond van de vrouwenvereniging en na een lezing gingen we in kleine groepjes met elkaar praten. Eén van de vragen was: ‘Mag iemand die geen kinderen heeft jaloers zijn op iemand die wel kinderen heeft? En wordt er tijdens verjaardagen niet vaak zo veel over kinderen en kleinkinderen gepraat dat we zelf in de hand werken dat iemand jaloers wordt?’

Ik begon spontaan te huilen en ben weggelopen. De manier waarop ze me toen hebben opgevangen was hartverwarmend. Aan het eind van die avond heb ik de microfoon gevraagd en uitgelegd dat ik iedereen echt hun kinderen gun, maar dat het me af en toe even aanvliegt.”

Wordt er op verjaardagen vaak over kinderen of kleinkinderen gepraat?

„Ja, echt wel. Ik ben weleens weggegaan tijdens een verjaardag. Toch kan ik begrijpen dat mensen dan over hun kinderen gaan praten. Lekker makkelijk voor henzelf, maar moeilijk voor mensen die geen kinderen hebben. Soms praat ik dan over mijn neefjes en nichtjes, maar dat voelt toch anders.

Ik herinner me dat we voor het eerst op de koffie waren bij een ander stel. Zij hebben toen de hele avond gepraat over hoe geweldig hun kinderen waren. We zijn later nooit weer bij hen geweest.

Op zich heb ik er geen moeite mee dat mensen over hun kinderen praten, want die zijn belangrijk voor hen. Maar mag het daarnaast ook over andere dingen gaan?

Het komt weleens voor dat we bij een collega van Adullam op visite zijn. Dan doen drie personen ongeveer hetzelfde werk, terwijl de vierde een heel andere baan heeft. Voor die vierde persoon is het toch ook niet leuk als we een hele avond alleen maar over de zorg praten?

Waar het op aankomt, is of je interesse en belangstelling hebt voor de ander. Als dat zo is, dan ga je niet voortdurend over jezelf praten, over je kinderen, je kleinkinderen of je werk.”

Zijn jullie vanaf het begin open geweest over jullie kinderwens?

„Toen ik anderhalf jaar na ons trouwen nog niet in verwachting was, hebben we aan onze families en vrienden gewoon gevraagd of ze niet geheimzinnig wilden doen wanneer iemand zwanger was. We wilden graag meeleven.

Met mijn moeder heb ik er altijd fijn over kunnen praten en ze gaf me verschillende adviezen. Omdat mijn cyclus nogal onregelmatig was en is, heb ik heel wat zwangerschapstesten gedaan in de eerste jaren van ons huwelijk. Mijn moeder zei toen: ‘Anne, doe dit niet. Het is niet goed voor jou en ook niet voor je portemonnee. Het geeft zo veel spanning en onzekerheid!’

Zij was het die me wees op Psalm 113, waar staat dat de Heere de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin. Ook raadde ze me aan om ‘gewoon’ naar kraamvisites te gaan om niet verbitterd te raken.”

Hebben jullie veel steun gehad?

„Zeker weten. Ik besef heel goed dat dat nauw samenhangt met de manier waarop wij zelf reageren. Er zijn mensen die als een muur om ons heen stonden en nog staan.

We hebben een speciale band met onze neefjes en nichtjes. Ze komen graag bij ons en wij bij hen. Kinderen van onze vrienden laten regelmatig tekeningen bij ons achter. Eén nichtje is naar me vernoemd, Rosa Lize. Een ander nichtje mocht ik in de kerk brengen toen ze gedoopt werd.

Toen één van mijn vriendinnen zwanger raakte, heeft ze me bij het hele proces betrokken. We gingen samen dingetjes kopen voor de kleine. Ik voelde me meegenomen en kon daar enorm van genieten. Maar de meeste steun hebben mijn man en ik gelukkig aan elkaar kunnen geven.”

Wat wil je daarover kwijt?

„We hebben veel gepraat samen, zijn heel open naar elkaar en steeds verder naar elkaar toegegroeid. Dan zal het best waar zijn dat een man de dingen anders verwerkt dan een vrouw, maar we weten ons hierin helemaal één. We mogen ons verdriet samen dragen.

Een enkeling vroeg ons aan wie het ligt dat er geen kinderen komen. We vinden het altijd fijn als mensen het aandurven om met ons over onze kinderloosheid te praten, maar díé vraag vinden we niet gepast. Juist omdat het iets van ons samen is, gaan we die vraag dan ook niet beantwoorden.

We mogen allebei weten dat er Eén boven ons staat Die regeert en Die goed is. Dit zijn geen woorden die gemakkelijk over onze lippen komen, maar ze zijn zó waar.”

Maken mensen wel vaker ongepaste opmerkingen?

„Het raakt ons pijnlijk als iemand die een zesde kindje verwacht, zegt: ‘Het had voor mij niet gehoeven, want wij hebben het al zo druk’.

Vlak na ons trouwen ben ik gestopt met roken. Toen zijn er heel wat kilootjes bij gekomen. Veel mensen vroegen toen of ik zwanger was. Dat vond ik moeilijk. Ook is het niet fijn als mensen onbedoeld nare grapjes maken.

En er zijn mensen die net doen alsof zij precies weten hoe wij ons als kinderloos echtpaar voelen. Dat vertellen ze ons dan. Dat vinden we heel vreemd!”

Wat is voor jou het moeilijkst als het over kinderloosheid gaat?

Anne Lize denkt eerst een poosje na en brengt vervolgens onder woorden dat dit toch wel een lastige vraag is. „Dan denk ik vooral aan de toekomst. Als ik geen moeder word, word ik later ook nooit schoonmoeder of oma. Als we oud mogen worden, zullen er geen kinderen of kleinkinderen om ons heen staan. Worden we dan niet heel eenzaam?

Mijn schoonvader is overleden, maar mijn schoonmoeder heeft wel haar kinderen en kleinkinderen in de buurt. Dat is toch een groot voorrecht?

Ik weet dat in de Bijbel staat dat we ons geen zorgen moeten maken voor de dag van morgen, maar wij zijn wel mensen en de duivel zit niet stil. Hij probeert ons te pakken op onze zwakste punten en ons weg te trekken van de Heere.”

Hebben jullie erover nagedacht om langs een medische weg kinderen te krijgen?

„We zijn ervan overtuigd dat een mens geoorloofde middelen mag gebruiken, maar wij hebben er zelf niet de vrijmoedigheid voor. Een paar jaar geleden hebben we dit onderwerp besproken met onze toenmalige predikant en die verwees ons naar de NPV. Eerlijk gezegd hadden we graag van hem gehoord wat we wel of niet mochten doen, maar zo eenvoudig ligt dat dus niet.

Uiteindelijk hebben we besloten om niet verder te gaan in het medische circuit. Ook voor adoptie of pleegzorg staan we op dit moment niet open. We zijn veel te bang dat we het dan doen omdat we zelf zo graag kinderen willen. Het is nogal wat om kinderen uit hun eigen omgeving te halen, hoewel we natuurlijk ook best de positieve kanten ervan zien.

Wij zien de weg die wij moeten gaan niet los van wat de Heere met ons leven wil. Hij gaf ons allebei een baan bij Adullam en dat zien we als een soort tweede gezin.”

Kun je dat uitleggen?

„Bij Adullam kunnen we veel liefde kwijt en we hebben daar een grote verantwoordelijkheid. We mogen zorgen voor de bewoners en hen iets meegeven. We kunnen met hen praten over het enige nodige. Het zijn natuurlijk niet onze eigen kinderen of familieleden, maar soms toch ook weer een beetje wel, als je begrijpt wat ik bedoel.”

Hebben jullie ook contact met lotgenoten?

„Wij zijn niet bewust op zoek gegaan naar lotgenoten, maar er zijn er wel een paar op ons pad gekomen. Met een vriendin die ook geen kinderen heeft, heb ik een speciale band. Samen zijn we naar een middag van Revoke geweest, naar een bijeenkomst over medische behandelingen.

Wij kunnen elkaar echt tot steun zijn. We zijn ook bevriend geraakt met een echtpaar dat de zeventig al is gepasseerd. Ook die contacten zijn heel waardevol.”

Dit artikel verscheen in de GezinsGids van 4 april 2024 als onderdeel van een tweeluik-artikel. In het tweede deel komt NPV-adviseur Astrid Bokhorst aan het woord.