Tekst B. van de Beek-Pellegrom Beeld Hanno de Vries
In de woonkamer is geen draadje te bekennen, zelfs geen naaimachine. Maar als Loes Schimmel (38) een paar slimme wandkasten opent, komt er een schat aan stoffen, machines en naaipatronen tevoorschijn. Een trui naait ze soms in een uur in elkaar, over een jas doet ze langer. Maar bijna alles wat er in huize Schimmel in de kast of aan de kapstok hangt is zelfgemaakt. „’t Is een hobby van mij, hè, als de kinderen ’t niet meer willen, is het ook helemaal prima. Maar tot nu toe vragen ze erom. En ik heb ’t zo in elkaar gezet. Leuk toch?”
Cvtje
Loes Schimmel (38) is getrouwd met Wouter (39) en moeder van Bart (15), Jacolien (13), Marilène (12), Rosalie (9), Wilco (7) en Lourens (3). Samen met haar man runt ze een boerenbedrijf in Wageningen. Loes naait ruim dertien jaar. Ze had les van twee leraressen en naait inmiddels op professioneel niveau bijna alle kleding voor haar gezin zelf. Sinds vier jaar geeft ze twee keer per maand naailes aan huis.
„We gaan even in de kamer zitten, hoor, ’t is hier nu een beetje chaotisch. Ik ben alle deuren aan het schilderen.” Met een zet duwt Loes de kamerdeur open. „Lust je thee?”
Zoon Lourens zit lief op de bank met een boekje. „Normaal gaat-ie met z’n vader mee naar achteren, maar dit vond-ie wel leuk om te zien,” lacht Loes.
Al haar naai-attributen liggen deze keer uit het zicht, want naaien doet ze in de woonkamer, waar iedereen bij is. Maar nu er een verbouwing aan de gang is, ligt de voorraad veilig opgeborgen. Sinds „een jaar of dertien” naait Loes zelf, vertelt ze.
„Ik ben ermee begonnen toen onze derde een paar maanden oud was. Het leek me leuk om iets voor mezelf te hebben. Ik vind het leuk om iets om handen te hebben wat ook nog nuttig is. Toen ben ik op les gegaan met mijn moeders oude naaimachine.”
En dat bleek een goede match. „Mijn moeder naaide vroeger ook wel, maar niet zo veel als ik nu. Ik zag het dus wel van thuis uit. Ze dacht ook dat het wat voor mij zou zijn.
Uiteindelijk heb ik haar oude naaimachine maar twee keer meegehad, want het was gelijk duidelijk dat ik er écht mee door wilde. ’t Was leuk joh! Ik weet nog precies wat m’n eerste projectje was, een zwart rokje met roezeltjes. Ik was er helemaal gelukkig mee toen-ie af was.”
Na een aantal jaren van twee dames les te hebben gehad, werd de machine verwisseld voor een ander exemplaar. „Ik ging steeds complexere projecten doen en daar bleek mijn machine niet tegen opgewassen. Die ik toen heb gekocht, heb ik nu nog.
In de loop der jaren kwamen er allerlei spullen bij. Een lockmachine, een coverlockmachine, een hittepers, een cricutmaker, allerlei soorten voetjes voor de naaimachine. Ik vind het elke keer weer een sport om handigheidjes op te sporen die het naaien nog preciezer en professioneler maken.
De laatste aankoop is bijvoorbeeld een speciaal voetje om heel exact mee te kunnen rimpelen. De mensen in de naaimachinewinkel wisten er geen raad mee, maar ik heb ’m inmiddels onder de knie en ’t is een stuk makkelijker!”
Namaken
Want naaien kan ze „best rap”, maar wel „héél precies en perfectionistisch,” vertelt Loes lachend. „’t Klinkt gek natuurlijk om van jezelf te zeggen, hè? Maar dat zijn wel de criteria waardoor ik het leuk blijf vinden. Ik houd ervan om kledingstukken in een overzichtelijke tijd af te kunnen ronden, maar ik ben wel súperkritisch op mijn eigen werk.
Elke naad moet perféct doorlopen, er mag geen steek verkeerd zitten, ander stoor ik me daar enorm aan. Dus door aan de ene kant in korte tijd wat makkelijkere projecten te naaien en aan de andere kant heel bewerkelijke kledingstukken uit te blijven proberen, houd ik de uitdaging erin.
Pas maakte ik voor de bruiloft van m’n zusje voor alle kinderen een nieuw stel. Dan wissel ik basic truien voor de jongens en ingewikkelde jurken voor de oudere meiden af. Ik krijg er wel stress van hoor, als ’t allemaal af móét. Met die seizoenswissel bijvoorbeeld, in maart en oktober, ben ik altijd flink druk.
En ’t is niet dat het niet uit de winkel mag of kan, hoor, begrijp me goed, maar ik vind het gewoon leuker en passender als het zelfgemaakt is. Voor onze oudste maak ik dan bijvoorbeeld een paar nieuwe truien, met een opdruk of opvallende veterkoorden in de capuchon.
Soms vragen mensen: ‘Wil-ie dat nog wel?’ Dan zeg ik eerlijk: ‘Als hij het niet meer wil, stop ik ermee’. Maar laatst had ik een trui gekocht en die bleef in de kast liggen, hij vond de zelfgemaakte toch fijner zitten. Nou, dan maak ik ’t met liefde zelf!
Voor de meiden geldt hetzelfde. Soms gaan ze shoppen en komen ze terug met foto’s: ‘Mam, kun je deze jurk voor me namaken in een andere print?’ Dan gaan we een stof kopen die ze leuk vinden en zoek ik er een patroon bij dat een beetje past of ik mix een paar patronen.
Ik vind het wel belangrijk dat de kleding past bij wat er in de confectie te zien is. Het moet er niet ‘al te zelfgemaakt’ uitzien. Broeken bijvoorbeeld hebben dat wel al snel, door de wassing van de stof. Dus die koop ik wel altijd nieuw.”
Loes schiet in de lach. „Pas zei iemand tegen me: ‘Bij jouw kinderen zie je echt niet dat het zelfgemaakt is, ’t lijkt nét uit de winkel te komen!’ Mijn man vond dat maar een bijzondere reactie. ‘Wat jij maakt is toch veel leuker dan uit de winkel? Jij maakt echt perfectiewerk,’ zei hij verbaasd.
Terwijl ik het juist een compliment vind als mensen niet zien dat het zelfgemaakt is. Dan is het dus gelukt om iets te maken dat er eigentijds en perfect uitziet.”
Kastenwand
Na heel wat seizoenswissels weet Loes inmiddels precies welke patronen ze voor de kinderen, zichzelf en haar man moet aanhouden. „De één is bijvoorbeeld smaller dan gemiddeld, bij de ander vallen confectiekleren standaard te wijd. Daarvoor is het ook al een uitkomst dat ik zelf kan naaien. Zo kan ik voor de kinderen perfect aansluitende kleding maken, die passen bij hun figuren en in stofjes die ze zelf leuk of fijn vinden.
Als ik een patroon eenmaal uitgetekend heb, is het een kwestie van knippen, spelden, soms niet eens rijgen en dan naaien of locken. Dan heb ik soms in een uur tijd een basic truitje af.
Over jassen of jurken doe ik natuurlijk langer. De gemaakte patronen bewaar ik in snelhechters, zodat ik hetzelfde kledingstuk later nog een keer kan maken.”
Ze loopt naar een witte kastenwand in de kamer, waar keurig geordende mappen, bakken en stapeltjes liggen. „Kijk, deze snelhechters corresponderen met de uitgave van het blad waar het uit komt. Ik spaar al jarenlang alle uitgaven van Knipmode, BeTrendy en bijvoorbeeld Poppy. En ik heb inmiddels heel wat boeken waar ik uit kan putten. Eens per jaar maak ik een overzicht wat ik in een jaar tijd aan patronen heb opgespaard, zodat je makkelijker kunt terugzoeken.”
Ze bladert door tijdschriftenmap van ‘Knippies 2021’ en zet ’m daarna weer keurig in het gelid terug. „Ik ben wel creatief, maar heb ook orde en structuur nodig om het te kunnen blijven doen op een ontspannen manier. Ik heb soms duizend-en-één dingen tegelijk in m’n hoofd die ik wil maken. En zeker als de kinderen ergens om vragen, wil ik dat het liefst zo snel mogelijk in elkaar naaien. Maar je hebt ook je huishouden, de boerderij en nu bijvoorbeeld een verbouwing. Dan moeten sommige projecten even wachten.”
Welke projecten dan precies? Een lachsalvo. „Nou, het verstelwerk, want dáár heb ik echt een hekel aan. En uiteindelijk ook de kledingstukken voor mezelf. Ik heb hier bijvoorbeeld,” – een volgende kast zwaait open – „veel stoffen liggen. Achterin de zomerstoffen, voorin de winterstoffen: straks draai ik dat om.
Zie je die tas onderin? Dat zijn de stofjes waar ik voor mezelf nog rokjes of jurken van wil maken. Maar dan groeit een kind weer wat sneller, en blijft dat toch even liggen.”
Blunder
Het laatste project dat onder haar Janome vandaan rolde, waren gordijnen voor de kinderkamer. „Dat vond ik wel spannend, maar het is gelukt. Dat was een klus waar ik echt weer even heel goed voor moest rekenen en opletten.
Af en toe maak ik ook beddengoed of cadeautjes voor anderen. Maar in opdracht voor anderen naai ik niet, daar krijg ik de kriebels van. Dan wil ik het nóg preciezer doen en dan maak je soms juist fouten. Dan stop ik liever die tijd in kleding voor m’n eigen gezin.
Ik ben dan soms ook bang dat anderen er tóch iets aan zien. Mijn man vindt dat onzin, want die weet hoe verschrikkelijk kritisch ik ben op mijn eigen werk. Maar goed, ik doe ’t dus niet graag voor anderen. Apart is dat, hè?”
Het kledingstuk waar ze het meest blij mee is, in al die dertien jaar, is een rode, gevoerde zomerjas met paspelzakken en een reverskraag voor haarzelf. Ze laat een foto zien op haar Instagram-account.
„Deze vond ik echt goed gelukt. Ook omdat het maken ervan een enorme uitdaging was. Er zaten heel veel verschillende naaitechnieken in, waar je echt kennis van moet hebben om te kunnen toepassen. Het naaien van deze jas zat echt op het niveau van bruidsmode, het moest op de stéék af genaaid worden, anders zie je gewoon dat het niet klopt.
Maar als zo’n project dan perfect lukt en afgewerkt is, kun je daar zó van genieten! Ik heb ’m met heel veel plezier gedragen.”
Blunders zijn er ook geweest. „Ja hoor, die overkomen me nog steeds. Laatst nog, toen ik voor een feestjurk een achterpand met een mouwpand had verwisseld. Hing er halverwege de jurk opeens ‘een staart’ aan. Daar hebben we verschrikkelijk hard om gelachen!”
Dan serieus: „Maar dan moet je dus wel weer de hele boel netjes uithalen. Dat hoort er ook bij, hè?”
Dan gaat de bel, Albert Heijn staat aan de deur. „Even aanpakken, hoor,” wandelt Loes naar de deur. Zoon Lourens is inmiddels toch maar naar buiten vertrokken en springt vrolijk rond, op het erf rijdt een shovel heen en weer.
Loes komt weer binnen. Op tafel ligt nog een opengeslagen patroonmagazine. Ze bladert er nog even doorheen, wijst dan: „Dit is een leuk rokje, joh. Die heb ik zó vaak gemaakt. Misschien is ’t ook nog wel leuk voor…”
En ploep – op dat moment wordt er een nieuw project geboren. Een rokje. Het stofje is er al, het patroon en de machine ook. Dus misschien hangt ’t vanavond al wel in de kast…
Dit artikel verscheen in de GezinsGids van 21 maart 2024