Sparen voor je uitzet. Gebeurt dat nog? En hoe ging dat vroeger? Mevrouw Van ’t Hof-Achterberg (84) en kleindochter Arieke Heikens (22) praten er samen over. „Waarom had u zó veel slopen nodig?”

Fotografie P.J.A. van Nederpelt Tekst Rosalie Hattem

„Kijk, Arieke, dit is één van de tafelkleden die ik destijds gespaard heb. Echt damast. Ik had er drie van. Dat ze al die tijd nog zo mooi gebleven zijn, hè? Ze zijn nu meer dan zestig jaar oud.” Aan het woord is mevrouw Van ’t Hof-Achterberg (84). Vanuit haar seniorenappartement in Gorinchem – waar ze als weduwe woont – neemt ze ons samen met één van haar vijfentwintig kleinkinderen, Arieke Heikens (22), mee in de wereld van ‘sparen voor je uitzet’. 

Arieke komt graag bij haar oma. „Ik ben naar mijn overleden opa Arie vernoemd, dat geeft een band.”

Van alles zes stuks

Oma Van ’t Hof weet nog precies hoe dat vroeger ging. „Je moest van alles minstens zes stuks hebben, maar het liefst twaalf stuks. We woonden destijds in Utrecht. Eén keer per maand kwam een koopman uit Nieuwer ter Aa aan de deur. 

Ik zie hem nog aan komen rijden met zijn leren jas op zijn grote transportfiets met koffers erop. Mijn moeder gaf hem dan altijd een kop tomatensoep en daarna stalde hij zijn koopwaar uit. Bij deze man kocht ik onze lakens en slopen. Net zolang tot je er genoeg van elk had. 

Ik betaalde dat zelf van het geld dat ik verdiende in de kruidenierswinkel en in de huishoudens waar ik werkte. Ook naaide ik kleding voor andere mensen. Voor een jurk kreeg ik vijftien gulden. Dat was een heel bedrag, want mijn verloofde die militair was, verdiende één gulden per dag. Later als korporaal kreeg hij opslag en verdiende hij anderhalve gulden. In die tijd was naaien een goede bron van inkomsten. Mijn schoonmoeder zei altijd: ‘Corrie brengt haar handen mee’.”

Waarom had ze twaalf lakens nodig, wil Arieke weten. Oma legt het haarfijn uit. „Je had toen nog geen hoeslakens of dekbedden. Dus als je een bed opmaakte, had je al twee lakens per bed nodig. En je gebruikte ook altijd een gewoon sloop en een ondersloop. Iedereen wist toen die aantallen. Dat was een richtlijn die iedereen aanhield.”

Gebaksstel

In haar servieskast heeft de oma van Arieke nog steeds stukken staan die ze destijds met haar aanstaande bij elkaar spaarde. „Ik hield erg van winkelen en ging uit mijn werk dan serviezen kijken. Dat deed ik al voordat ik verkering had.

Het servies hebben we samen uitgezocht voor ons trouwen. En ik vind het nog steeds mooi met dat gouden randje. Ze noemden het een ‘pas-aan’ servies, maar helaas konden we het na een aantal jaren al niet meer aanvullen. 

Het gebakstel had ik zelf al een keer gezien in een winkel, maar ik kon het toen niet kopen. Later heeft mijn moeder het gehaald. De mevrouw achter de toonbank zei toen tegen mijn moeder dat ik een goede smaak had. Ik heb er nog steeds tien bordjes van.

 Je kocht niet alleen dingen zelf, maar vroeg ook uitzetstukken voor je verjaardag of verloving. Ik had een klein kladblokje met op elk blaadje iets wat we nodig hadden. Mensen die je iets wilden geven, konden er een blaadje uit scheuren.” 

Arieke vindt dat leuk om te horen. „Dan gaat het bij ons wel anders, oma. Ik heb mijn lijstje op internet staan op www.lijstje.nl.” 

De rest van dit interview lees je in de GezinsGids van 8 oktober.