Als klein meisje lag ze angstig onder de dekens. Weggekropen voor het geschreeuw van haar alcoholverslaafde moeder. „Op een keer lag mijn vader op de grond, doordat ze iets tegen hem aangegooid had. Zo kon het niet langer,” vertelt Annemijn (40). Haar onveilige jeugd had grote impact op haar. „Toen ik zelf kinderen kreeg, stortte ik in. Ik wist niet hoe ik moeder moest zijn.” Maar uiteindelijk werd Annemijn er sterker door. „Ik leerde mijn moeder te vergeven. Dat is heel bevrijdend!”

tekst C.A. Schipaanboord-de Vos

Voor de buitenwereld leek Annemijns moeder perfect. „Ze droeg haar steentje bij op school, deed er veel en was daarbij poeslief. Zo handelde ze thuis niet. Daar was veel geruzie, geschreeuw en er waren hardhandigheden. Ik durfde eigenlijk geen vriendinnetjes mee naar huis te nemen,” vertelt ze rustig. „Er gebeurden veel nare, heftige dingen. Bijvoorbeeld dat mijn moeder heel agressief met een knuppel tegenover m’n vader stond. Ook herinner ik me dat ik een keer de keuken inliep en m’n broer met een bebloed gezicht half over de tafel zag liggen. M’n moeder had een harde asbak tegen hem aangegooid,” vertelt Annemijn. „Een andere keer stuurde ze m’n andere broer het huis uit. Ze gooide al z’n spullen op straat en hij vluchtte weg.”

Stevige deken

Annemijn groeide op in een reformatorisch gezin. „We gingen elke zondag naar de kerk, maar ik kan me niet herinneren dat mij ooit een Bijbelverhaal is voorgelezen of dat we christelijke liederen zongen. Er werd amper over het geloof gepraat. Ik weet nog goed dat ik op een avond bang weggekropen in mijn bed lag. Het was beneden weer geruzie en geschreeuw. Ik bad of de Heere mij wilde helpen. Toen kreeg ik het gevoel alsof er een stevige deken over me heen werd gelegd. Daar werd ik heel rustig van en ik wist dat ik niet alleen was. Achteraf zie ik dat God er toen was voor mij,” vertelt ze verwonderd. „Overigens zijn niet alle herinneringen aan vroeger verdrietig. Er waren ook mooie momenten, zoals de vakanties. We kampeerden vaak in Frankrijk. M’n moeder bleef meestal op de camping en zat dan te drinken. Wij deden met mijn vader veel leuke dingen, zoals kanoën en bergbeklimmen. Daar genoot ik erg van,” vertelt ze.

Óf zij óf wij

Toch werd de situatie er thuis niet beter op en op een gegeven moment was de maat vol. „M’n moeder maakte mijn vader altijd voor van alles en nog wat uit en sloeg hem regelmatig, maar hij stak geen vinger naar haar uit. Op een keer zag ik hem op de grond liggen, doordat ze iets tegen hem aangegooid had. Toen zeiden m’n broers tegen m’n vader: ‘Dit kan niet langer. Of zij gaat eruit óf wij gaan weg’. M’n vader wilde niet scheiden, omdat dat in onze kringen ondenkbaar was. Maar na die gebeurtenis koos hij toch voor zijn kinderen. Pas later besefte ik dat het voor m’n vader ook een heel zware periode was. Het moet verschrikkelijk zijn om je vrouw zo te zien. Hij zei achteraf weleens dat hij niet goed wist hoe hij het allemaal moest doen en dat hij misschien wat meer voor ons op had moeten komen.”

Bergen was

Annemijn was er als twaalfjarige meteen uit toen ze moest kiezen bij wie ze ging wonen. „Bij m’n vader. Dat zegt meteen al een heleboel, want kinderen kiezen meestal voor hun moeder. Daar vinden ze – als het goed is – geborgenheid. In de jaren daarna had ik amper contact met m’n moeder. Soms gaf ik haar het voordeel van de twijfel en zocht ik haar weer op. Dan kwam ik toch weer bezeerd terug. Het ging nooit goed,” legt ze uit.

De rest van dit interview verscheen in de GezinsGids van 30 december 2020.