kaarsTijdens een kersbijeenkomst die ik een aantal jaren geleden bijwoonde kreeg elke aanwezige een kaarsje. In de hoek van de zaal werd één kaarsje aangestoken met een lucifer. De andere kaarsjes moesten gaan branden door het lontje tegen het vlammetje van het brandende kaarsje te houden. Binnen korte tijd verspreidde het licht zich door de hele zaal. Elk kaarsje begon te branden…

De kerstdagen zijn inmiddels voorbij. Langzaam maar zeker zullen de lichtjes die in veel huizen branden, weer doven. Maar hopelijk zijn andere lichten juist feller gaan schijnen door het kerstfeest.

De Heere Jezus zegt in Mattheüs 5 tegen Zijn discipelen dat ze een lichtend licht en een zoutend zout moeten zijn. Niet-kerkelijke mensen krijgen inzichten over God en de Heere Jezus aan de hand van wat ze van christenen zien. Dat is logisch. We noemen ons christelijk en de wereld heeft het recht ons daarop aan te spreken. Als refo’s vallen we uiterlijk in ieder geval op. Dat blijkt wel als ik een gesprek heb met niet-kerkelijke vrienden. Ze beginnen dan vaak over uiterlijkheden. Maar gaat er verder nog wat van ons uit?

Toen zo’n gesprek wat dieper ging, vroegen die vrienden wat het Heilig Avondmaal precies was. En gaat iedereen daar aan? Leg dat maar eens uit. Mensen die naar de kerk gaan geloven toch? Ze geloven dus, maar toch geloven ze niet, want ze gaan niet aan het Heilig Avondmaal? Daar begrijpen ze niets van. En dat kan ik me voorstellen.

Misschien hebben we eigenlijk niets uit te stralen omdat we donkerheid ervaren in ons leven. Kunnen we dan toch spreken over de Bijbel? Ik denk aan een voorbeeld dat ik onlangs hoorde. Een oudere vrouw sprak altijd alleen maar goed van de Heere. Iemand vroeg haar eens of ze dan geen strijd kende. Maar ze zei: ‘Dat houd ik voor mezelf. Ik wil alleen goed van mijn Koning spreken.’

Het is belangrijk om bewust met de opdracht van de Heere Jezus om te gaan. Hoe gedragen we ons op straat, in de supermarkt en tegenover de buren? Als God ons vervult met Zijn Geest, kan dat niet verborgen blijven. Als Hij de opdracht geeft om een lichtend licht te zijn, wil Hij ook kracht geven om die opdracht te vervullen. Met Zijn zegen zal Zijn licht zich dan verspreiden.