Alles wat wielen heeft en geduwd of getrokken kan worden, vindt hij boeiend. Zo boeiend zelfs dat hij verschillende soorten gerij als miniatuur namaakt. Dat doet hij veelal aan de hand van zelfgemaakte tekeningen en foto’s van iets wat hij ergens ziet staan. „Daardoor is het echter en vaak is er ook een bepaalde geschiedenis aan zo’n voorbeeld verbonden. Dat maakt het extra interessant,” vertelt modelbouwer Joop Haverkamp (75) uit Vaassen.

tekst L. Dalhuisen

In de omgeving waar hij woont, zijn meerdere straten vernoemd naar oude ambachten en beroepen. Zo is er onder meer een straat die herinnert aan de wagenmakerijen die er vroeger gevestigd waren: Wagenmakersstraat. Het had gekund, maar toch was dat voor Joop niet de aanleiding om zo’n veertig jaar geleden te starten met zijn hobby: allerlei wagens en koetsen in het klein nabouwen. „Als timmerman leek het mij wel leuk om in mijn vrije tijd ook iets met hout te gaan doen, alleen op een andere manier dan overdag.”

Kruiwagens

In een hobbyblad las hij een beschrijving voor figuurzaagwerk van een driewielige kar, die in het boerenbedrijf veel gebruikt werd voor het vervoer van mest of aarde. Je kon er ook een plantje in zetten. „Dat was mijn eerste maaksel. Toen ik het klaar had, kon ik het meteen verkopen en daarna maakte ik er nog een paar, die ik her en der verkocht. Toch bevredigde mij het maken van die triplexdingen niet helemaal. Ik bedacht dat het nog veel mooier zou kunnen. Kort hierna waren wij met vakantie in Drenthe en bij een bezoek aan het Veenmuseum zag ik een turfkruiwagen staan. Na de afmetingen en andere details te hebben genoteerd, heb ik hem thuis op schaal nagemaakt. Het was mijn eerste kruiwagen en daarna volgden er na verloop van tijd nog zo’n vijftig. Allemaal op een schaal van 1:10 en heel verschillend. Ik ging nooit op vakantie zonder duimstok en blocnote en elke keer weer kwam ik aparte modellen kruiwagens tegen. Vaak in musea, maar soms ook bij particulieren of zomaar ergens langs de weg of in een tuin. De vorm van de ouderwetse kruiwagen was meestal afhankelijk van het doel waarvoor hij diende, zoals het vervoer van mest, hooi, meelzakken of grond. Bovendien gaf elke streek er weer een eigen draai aan. Meestal heeft een kruiwagen één wiel, maar in Zeeland zag ik ze ook met drie wielen. Elke streek heeft ook zijn eigen kleur. In Groningen was dat blauw met wit en in Staphorst rood met groen en wit.”

Grotere modellen

Naast de tientallen kruiwagens heeft Haverkamp in de afgelopen jaren ook vijfendertig grotere wagens en koetsen nagebouwd. Bij een antiquair vond hij ooit een Argentijnse ossenkar, die hij namaakte. Andere grotere creaties zijn een Brabantse hoogwagen, een glazen wagen en een Friese sjees. Maar ook een jachtwagen, een Staphorster boerenwagen, een Zeeuwse hooiwagen en een Gelderse speelwagen maken deel uit van de verzameling. „Voor enkele grotere wagens moest een schaal van 1:8 worden gebruikt. Anders werd het te klein en was het niet te doen.” Eén van zijn laatste werkstukken is een bakkerswagen, die nog herinnert aan de opa van zijn vrouw, die een bakkerij in Epe had. In de meeste gevallen werkte Haverkamp aan de hand van zelfgemaakte tekeningen en foto’s. „Ook kocht ik weleens een kant-en-klare werktekening bij de Nederlandse Vereniging van Modelbouwers.” Het resultaat daarvan is onder andere de kleurrijke en geheel ingerichte zigeunerwagen uit Engeland met allemaal tierelantijntjes. Tientallen versieringen zaagde de Vaassense miniatuurbouwer daarvoor uit dun hout dat hij vervolgens verfde in de kleuren groen en rood. De lampjes goot hij van ijzer. De versierde tijgerkoppen zijn goudgekleurde plastic speelgoedbeestjes, die zijn kinderen eens kregen bij een bezoek aan een dierentuin. Tot in het kleinste detail is de wagen compleet, tot de handrem toe. „Vier jaar lang heb ik erover gedaan.”

De rest van dit artikel (compleet) verschijnt in de GezinsGids van 25 februari 2021 D.V.