Slapen op de kazerne en zodra het alarm gaat, binnen anderhalve minuut in de brandweerwagen zitten. Zo ziet de nacht van brandweerman Anthonie Willemsen (25) er regelmatig uit. „We worden ’s nachts meestal opgeroepen voor autobranden, tilassistentie voor de ambulance, gaslekkages en woning- en industriebranden.” Deel 2 uit een serie in het WinterNummer over nachtwerkers!

Tekst C.A. Schipaanboord-de Vos beeld Anna Hage

„Ik ben beroepsbrandweer in Arnhem en vrijwilliger bij de brandweer in Geldermalsen. Twee à drie keer per week heb ik vierentwintiguursdienst. Die begint om acht uur in de ochtend. ’s Nachts slaap ik dan met zeven collega’s op de kazerne. We hebben allemaal een eigen kamer.”

Wat

„Als het alarm gaat, gaan de lichten in de kazerne aan en horen we via de omroep welk voertuig eruit moet en wat er aan de hand is. Binnen anderhalve minuut moeten we wegrijden.

Regelmatig slapen we de hele nacht, maar soms krijgen we één of twee oproepen. Een enkele keer zelfs drie. Ik houd ervan om mensen te helpen en geniet van de onvoorspelbaarheid.

Dat ik regelmatig ’s nachts moet werken, maakt mij niet zoveel uit. Het hoort erbij.

Na een uitruk slaap ik vaak makkelijk verder, behalve na bijvoorbeeld een reanimatie. Dan vind ik nabespreking belangrijk, om zo een goede tijdlijn van het gebeurde in mijn hoofd te hebben. Dat is goed voor de verwerking.”

Mooi

„Als brandweerman is het enerzijds geweldig als er brand is, want daar oefen je altijd voor. Anderzijds is het de ellende van de ander.

Op een nacht stonden er in Arnhem-Noord twee huizen volledig in de vlam. We kwamen aangereden over de John Frostbrug, waarvandaan je de stad overziet. Het was alsof heel de stad roodgloeiend was.

Van vijf tot negen uur in de ochtend blusten we. Dat was heel mooi om te doen als brandweerman.

Achteraf hoorden we dat er nog twee mensen binnen waren, die zijn overleden. De brand was doelbewust aangestoken.”

Lastig

„Tijdens diezelfde brand blusten mijn collega en ik op de eerste verdieping. Dat mag alleen als er beneden wordt geblust en we hoorden dat ons buurtkorps dat deed.

Op een gegeven moment werd het wel erg warm en besloten we naar buiten te gaan. Toen bleek dat ze beneden niet meer blusten. We hadden dus boven de brand gestaan. Even later kwamen er brandplekken in de houten vloer. Het was kantje boord.

Ik vond het heel indrukwekkend om te zien wat zo’n brand met jouzelf kan doen. Je kunt altijd opgesloten raken, vallen of er kan iets op je vallen.

Verder komen we altijd bij mensen waar leed is. Vorig jaar werden we ’s nachts opgeroepen voor tilassistentie. We kwamen een huis binnen en daar lag een vader van zo’n dertig jaar met een hersenbloeding. Hij had jonge kinderen, die erg huilden.

Ik dacht meteen aan onze situatie. Onszelf kan ook zoiets overkomen. Dat vond ik confronterend.”   

Schoonheid van de nacht

„Als ik ’s nachts een uitruk heb en door de stad rijdt, is de stad helemaal stil. Ik vind het altijd leuk om te zien dat zelfs zo’n bruisende stad als Arnhem dan tot rust komt.”

Dit artikel verschijnt in het GezinsGids-WinterNummer van 5 december 2024 D.V.