Tekst B. van de Beek-Pellegrom Beeld Anneke Vat-Pul

Marjolein van Wetten-Aarnoudse (30) trouwt in 2015 met haar spontane, energieke man Kees (38). Hij staat voor iedereen klaar, geniet van sociale contacten en van de muziek die Marjolein maakt. Maar door een motorongeluk in 2018 verliest Marjolein deze kanten van haar echtgenoot. Een klap op het asfalt veroorzaakt niet-aangeboren hersenletsel bij Kees. Hij raakt arbeidsongeschikt, kan weinig prikkels meer verdragen en gaat door een dal. Marjolein staat naast hem en probeert te leven met ‘Kees 2.0’. „Er was een tijd waarin ik me zelfs niet mocht bewegen in zijn bijzijn, omdat elk geluid te veel was. Op den duur was ik op. Ik kón niet meer.”

Het ruikt naar appeltaart in de rijtjeswoning van Kees en Marjolein van Wetten. In de keuken piept een oven. Kees is druk bezig. Marjolein legt alvast onderzetters neer.

„Wat doe je nu?” vraagt ze, als Kees de koffie serveert. „Dit kopje is van jou.”

„Oh ja.” Rustig draait Kees de kopjes om. Een tafereel dat niet zo heel lang geleden al tot een frustratie-uitbarsting had kunnen lijden. Woede, met daarachter onbegrip, verdriet, eenzaam gemis. Als vrouw van een man met niet-aangeboren hersenletsel kreeg Marjolein het dan ook voor haar kiezen.

„Het is goed dat je haar verhaal ook eens hoort,” knikt Kees. „Het draaide lang alleen om mij, als slachtoffer.”

Na de laatste slok koffie vertrekt hij. „Ik ben naar de moestuin. Tot straks!”

Een halve minuut later is hij weer binnen. Een flauwe glimlach: „Bijna m’n grote vriend vergeten.” Een zwart hoesje wordt meegenomen. Vanaf de orgelkruk kijkt poes toe.

„Zijn noise-canceller,” licht Marjolein toe. Dan, richting de gang: „Vergeet je pet niet, Kees!”

Bruisend

Een pet, noise-canceller en zonnebril. Ze behoren inmiddels tot de standaarduitrusting van Kees. „Het levert soms vreemde reacties op als je midden in de winter met een zonnebril loopt of met een noise-canceller in de kerk zit. Maar hij kan niet zonder, bijna alle prikkels zijn voor hem al te veel.

Zijn ‘filter’ is weg. Alles komt even hard binnen in zijn hersenen. Daar wordt hij verschrikkelijk moe van,” licht Marjolein toe.

Ooit was dat anders. Want de Kees op wie Marjolein verliefd werd, zo’n negen jaar geleden, leek alles aan te kunnen. „Kees was leerkracht op een basisschool, ik werkte in de zorg. We waren beiden familie- en gezelschapsmensen.

In de eerste jaren van ons huwelijk was het hier de zoete inval. Neefjes, nichtjes, vrienden en vriendinnen: iedereen was welkom. We genoten van elkaar, van muziek, van de gezelligheid om ons heen.

Kees was spontaan én dienstbaar. Als hij een avond in de week over had, naast zijn werk voor school en kerk, zocht hij nog naar een vrijwilligersbaantje voor erbij. Hij brúiste van de energie.”

Marjolein valt even stil. Zacht: „Ja. Zo was het.”

Solliciteren

Wás. Want aan dat bruisende leven komt abrupt een einde als Kees op 18 april 2018 een motorongeluk krijgt. Voor haar ogen lijkt Marjolein de film weer af te draaien.

„Kees ging vaak op de motor weg. Zo ook die dag, naar de bloedbank.

Onderweg belandde hij in een file. Een automobilist die van links kwam, wilde in de stilstaande rij invoegen, terwijl Kees – met een gangetje van dertig kilometer per uur – aan kwam rijden. Hij kon hem niet meer ontwijken.”

Ze gebaart met haar hand; een neerwaartse beweging. „Kees kon zijn motor, van 250 kilo, niet meer houden en klapte op de stilstaande auto voor hem. En daarna, zijwaarts, met zijn hoofd op het asfalt. Flarden van wat er toen gebeurde, weet hij nog, maar waarschijnlijk is hij even buiten bewustzijn geweest.”

Een automobilist ziet Kees opstaan en zijn motor aan de kant zetten. Hij besluit polshoogte te nemen. Kees loopt continu de weg op en vraagt steeds wat er gebeurd is.

De man belt een ambulance en van daaruit belt Kees zijn vrouw. Marjolein: „Ik was thuis en had het eten klaar. Ik weet nog dat ik dacht: wat is hij laat. Niets voor Kees.

Toen belde hij en zei heel rustig. ‘Ik zit in een ambulance, maar er is niets aan de hand, hoor. Kom je me zo halen in het ziekenhuis in Dordt?’”

Marjolein schudt haar hoofd. Ze zoekt even naar woorden. „Maar toen ik hem in het ziekenhuis zag, wist ik direct dat er wel iets raars was. Zijn ogen. Zo naar, ze stonden helemaal niet goed.”

Omdat ze in het ziekenhuis, buiten blauwe plekken, echter niets kunnen ontdekken, neemt Marjolein hem mee. Ze schiet in de lach. Een bijna verdrietige lach. „En weet je wat Kees die avond deed?” Naar bed, even uitrusten: dat lijkt acceptabel.

Ze schudt haar hoofd: „Hij trok over zijn blauwe plekken een deftig pak aan en ging naar een gepland sollicitatiegesprek. Ik was boos, want dat hij een hersenschudding had, leek me duidelijk. Maar Kees was onverzettelijk. Ik heb hem uiteindelijk gereden, dat leek me het meest verantwoord.”

Instorten

Het gesprek verloopt goed. Kees komt helder over, wordt aangenomen en begint enkele maanden later op zijn nieuwe werkplek. Weer voor de klas.

„Maar intussen ging het bergafwaarts. Hij deed álles om op zijn werk nog normaal te kunnen functioneren, maar thuis werd het een strijd en ons sociale leven belandde op een nulpunt. Ik liep op mijn tenen, want bij alles wat ik deed of vroeg, kon een woede-uitbarsting het gevolg zijn.”

De poes klimt op de bank. Alsof ze aanvoelt dat een inktzwarte periode in het huwelijk van Kees en Marjolein aan bod komt.

Marjolein glimlacht even: „Ze maakt altijd de driehoek tussen mij en Kees af. Als ik hier zit, op de bank, en hij op de stoel: dan zit zij in het midden. ’t Is fijn dat ze er is.”

Een poes is fijn, ze maakt geen herrie. Maar alles wat wel geluid maakt of licht geeft, kan Kees in die periode inmiddels niet meer verdragen. Uiteindelijk loopt het spaak.

Zijn werkgever ziet de achteruitgang en Kees belandt in de ziektewet. Marjolein herkent inmiddels haar energieke, dienende man ook niet meer. Hij functioneert haast niet meer en kan alleen maar slapen, eten en werken. En dat doet pijn.

„Er is in die tijd zó veel gebeurd. Sommige dingen wíl ik me niet eens meer herinneren. En Kees ook niet. We zijn nu zo ver dat we het samen weer fijn hebben – zij het op een andere manier dan voorheen – maar hoe het toen was, was zó eenzaam.”

Want terwijl Kees vecht tegen de wirwar en onrust in zijn hoofd, vecht Marjolein voor haar eigen bestaan én hun relatie. „En dat kan niet. Je kunt niet alles alleen op je schouders nemen. Dus toen hij uiteindelijk instortte, op zijn werk en thuis, was ik ergens ook opgelucht. Ik zag het al maanden aankomen.

Op den duur kon hij niet meer uit zijn woorden komen, zelfs niet meer op zijn benen staan. En dat werd steeds erger.

Achteraf denk ik dat hij zijn hersenschudding heeft verwaarloosd. Zijn hoofd heeft nooit de rust gehad om de kneuzingen intern te laten genezen.

Als je je verdiept in de werking van onze hersenen en ziet hoe ingenieus alles geschapen is, is het bijzonder dat we niet allemaal de hele dag met een helm op lopen om dit zó belangrijke deel van ons lichaam te beschermen.”

Overleven

Als het schooljaar is afgelopen, wordt Kees’ contract niet verlengd. Dan zet ‘het overleven’ voort, zoals Marjolein die periode typeert. „Ik werkte, moest voor een groot deel van het inkomen zorgen en Kees kreeg ergens een parttime baan, die hij nét aankon. De andere dagen was hij thuis. Onbegrepen en worstelend.

Maar ook bang, zie ik achteraf. Want wat moest hij nu? Lichamelijk nergens toe in staat, psychisch in de knel met zichzelf.

Gelukkig was hij niet depressief, dat was een lichtpuntje. Maar erkennen dat er wat mis was in zijn hoofd, dat lukte nog niet. En zolang er geen ruimte was om te erkennen dat hij misschien wel moest revalideren of een blijvend probleem had opgelopen, mocht er – volgens hem – niet over gepraat worden. Niemand hoefde te horen dat hij thuis alleen maar sliep of op de bank lag.”

Marjolein houdt even stil. „Of ik het voor me kon houden? Lang wel. Maar toen ik écht niet meer kon, heb ik tegen meerdere familieleden open kaart gespeeld en gezegd dat het thuis niet meer ging.

Dat was niet goed, zie ik nu, maar ik moest wat. Ik kón geen mooi weer meer spelen. Onze relatie raakte meer en meer ontwricht.

We waren in die periode ook pas drie jaar getrouwd, hè? Je hebt nog amper wat meegemaakt samen.”

Het volledige, lange interview verschijnt in de GezinsGids van 23 februari D.V.