alt

Henk Klijnsmit (62) uit Nieuw-Beijerland heeft vanaf zijn jeugd letterlijk en figuurlijk in de auto’s gezeten. Jarenlang runde hij het gelijknamige garagebedrijf, maar een paar jaar geleden heeft hij dat overgedragen aan zijn zoons. Die zoons stonden ook aan de wieg van zijn voorliefde voor oldtimers. Inmiddels heeft Klijnsmit tien oude auto’s met ieder een eigen verhaal.

„Al bijna twintig jaar geleden kocht één van mijn zoons een Ford Grenada,” vertelt Klijnsmit. „En nog wel een Sedan Coupé Automaat. Tenminste, dat staat op het kenteken. Een foutje van destijds, want een sedan kan niet tegelijkertijd een coupé zijn. Het is één van de eerste auto’s met stuurbekrachtiging. Zo’n auto ben ik in Nederland nooit tegengekomen. De jongens dachten in hun vrije tijd wel even een autootje op te knappen. Ze kochten hem van een student in Den Haag, die niet meer wist wat hij ermee aan moest, want het ding reed niet meer. Ze zijn er uiteindelijk twee jaar mee bezig geweest. Maar hoe gaat dat? Er lonkt altijd weer iets anders, als je klaar bent. Uiteindelijk heb ik die auto van hen overgenomen.”

Bijzonder verhaal

Over de Austin Morris Minor 1000, die Klijnsmit vijftien jaar geleden kocht, heeft hij een heel bijzonder verhaal te vertellen. Hij kocht zo’n auto toen hij achttien jaar was en nog in de garage van zijn

baas werkte. Het betrof een auto van een Engelse toerist die bij de garage kwam omdat de motor volledig in elkaar gedraaid was. „Daarom kostte dat ding mij maar vijftig gulden. Ik haalde een andere motor van de sloop, knapte hem helemaal op en heb hem wit gespoten. Daarna heb ik er nog twee jaar mee rondgereden voordat ik hem verkocht aan mijn zus. Die kreeg er twee jaar later een ongeluk mee, waarna de auto ‘total loss’ werd verklaard. Vijftien jaar geleden kon ik opnieuw zo’n zelfde autootje kopen. Ook deze auto spoot ik weer helemaal wit. Omdat ik het kenteken van die eerste auto van bijna vijftig jaar geleden nog altijd in mijn bezit had, heb ik de Rijksdienst voor het Wegverkeer gevraagd of ze dat kenteken nog konden activeren voor mijn nieuwe auto. Dat bleek te kunnen! Sindsdien rijd ik in zo’n zelfde karretje met een kenteken van meer dan vijftig jaar geleden!”

Reparatie

Omdat de gewezen garagehouder vanuit zijn beroep nog veel relaties heeft, kan hij meestal wel aan de goede onderdelen komen. Dat is niet voor iedereen eenvoudig, vertelt hij. „Aan originele onderdelen komen voor oldtimers vormt steeds meer een probleem. In Engeland lukt dat nog beter dan in Duitsland of Frankrijk. Het repareren van een oldtimer is over het algemeen niet eens zo moeilijk: onder de motorkap is het allemaal vrij eenvoudig, in tegenstelling tot de auto’s van nu, die allemaal volgepropt zijn met elektronica. Die oude auto’s blinken over het algemeen toch echt uit door hun betrouwbaarheid. Met vier nieuwe bougies en een kannetje olie zijn ze bijna altijd wel te repareren. Omdat er vroeger veel meer door beunhazen werd gerepareerd of de hand werd gelicht met de onderhoudsbeurten, stonden veel auto’s langs de kant, maar in principe was dat niet nodig,” meent de specialist.

Als er écht iets met het plaatwerk mis is, maakt Klijnsmit het helemaal na. „Het plaatwerk van vroeger was natuurlijk niet zo goed gecoat als dat van tegenwoordig. Het was wél degelijk. Soms waren naden zelfs keurig en vakkundig met tin gesoldeerd. Ik haal meestal de slechte stukken eruit en zet er dan een nieuw stuk in. Ik kreeg ooit van een klant een hele pallet vol met blik. Ik maak er nog steeds dankbaar gebruik van,” vertelt hij.

Dit artikel gaat verder in de GezinsGids van 7 februari