Hij houdt zich bezig met de aanschaf van klein-kaliberwapens voor onder andere commando’s en mariniers. Dat is al z’n veertiende baan in de 33 jaar dat hij bij Defensie werkt. „Die afwisseling spreekt me aan,” zegt luitenant-kolonel Harry de Winter (57). „Maar ook het werken voor een hoger doel.” Zijn vrouw Ellen (59) is trots op hem. „De Heere heeft gegeven dat er, ondanks alle gebrokenheid, wel veiligheid is.”

Tekst C.A. Schipaanboord-de Vos beeld Hanno de Vries

38 jaar geleden startte Harry aan de Militaire Academie in Breda en vijf jaar later ging hij aan de slag bij de luchtmacht. „Ik begon op de vliegbasis in Leeuwarden, dus daar gingen we wonen na ons huwelijk.

We waren daar net goed en wel gesetteld toen ik werd overgeplaatst naar Den Haag. Binnen Defensie krijg je om de paar jaar een nieuwe baan. Den Haag was niet aan te reizen, dus besloten we centraler in het land te gaan wonen, zodat we het verhuizen beperkt konden houden,” legt Harry uit.

Z’n vrouw Ellen voegt toe: „Zodat we geen weekendhuwelijk hebben.”

Harry: „Er zijn collega’s die de hele week op de kazerne zijn, maar dat ben ik niet van plan. Ik ben getrouwd en ben graag thuis. Ik vind dat Ellen het recht heeft om mij dagelijks te zien, afgezien van een dienstreis of uitzending. Daarnaast gaf ik jaren leiding aan de jeugdvereniging en ben ik voorzitter van de commissie Koers van de JBGG. Dat zou anders niet lukken.”

Klein-kaliberwapens

Na zo’n zeven jaar stapte Harry na een opleiding over naar de marechaussee. Hij werkte jarenlang op Schiphol, maar ook in Den Bosch en Den Haag. „Momenteel werk ik niet voor de marechaussee, maar heb ik een zogenaamde paarse baan. Dat betekent dat je samenwerkt met andere partijen binnen Defensie. Ik houd me nu als projectleider bezig met het aanschaffen van klein-kaliberwapens. Hierbij werk ik bijvoorbeeld samen met gebruikers, inkopers en technici,” legt hij uit.

„Het mooie aan mijn werk voor Defensie is dat je werkt voor een hoger doel, namelijk de veiligheid van anderen. Ik ben volstrekt niet commercieel aangelegd.

Daarnaast is de organisatie uniek qua cultuur. Er is een hoge mate van kameraadschap. Je wilt samen wat bereiken en daar ga je met z’n allen voor.

Ook is het heel afwisselend qua werk. Dat spreekt mij aan. In mijn periode op Schiphol werkte ik veel samen met commerciële partijen. Daar was de cultuur volstrekt anders, namelijk erg op zichzelf gericht, alleen bezig met scoren en een leugentje om bestwil was geen uitzondering. Dat past totaal niet bij de cultuur die ik ken binnen Defensie. Een ander voordeel is dat het werk bestaanszekerheid biedt.”

Snel schakelen

Na de vraag of Harry’s werk ook lastige kanten kent, blijft het heel lang stil. „Ik zou het niet weten. Of misschien het feit dat er twintig jaar enorm bezuinigd is op Defensie. De hele organisatie is er nu op ingericht om zo weinig mogelijk geld uit te geven.

Hiermee werd Defensie veel bureaucratischer, waardoor je je soms eindeloos druk moet maken over handtekeningen en een documentje hier en daar. Dat past niet in een bedrijf dat snel moet schakelen als de situatie in de wereld verandert.

Als er nu iets aan de hand is, staan er morgen een paar duizend man klaar, inclusief spullen. Daar is Defensie sterk in en dat moeten we zo zien te houden,” legt Harry uit.

„Verder moet je soms op zondag werken. Als je in een missiegebied zit, is elke dag hetzelfde. Dan bestaat er geen zondag. Daar moest ik aan wennen, maar ik vind het zelf geen belemmering. Het hoort erbij. Net als dat Schiphol 24/7 open is. Ik vind het zeker niet noodzakelijk om op zondag te vliegen.”

Ellen vult haar man aan: „Maar de veiligheid moet gewaarborgd blijven.”

Tolerantie

Harry merkt dat de verdraagzaamheid binnen Defensie hoog is als het gaat om religie. „Ik herinner me dat ik in de eerste maanden aan de Militaire Academie niet naar huis mocht. Ze organiseerden toen dat we naar de kerk konden.

Verder zijn er geestelijk verzorgers vanuit verschillende kerkgenootschappen. Dit laat zien dat de tolerantie hoog is,” zegt Harry.

„De verwachting is dat je elkaar respecteert, want het draait binnen Defensie op samenwerken. De marechaussee is van oudsher zelfs een christelijk onderdeel van Defensie. In de wandelgangen wordt het weleens Gods eigen wapen genoemd, aangezien er veel behoudende christenen werken. Hoewel je wel merkt dat het aantal christenen afneemt, net zoals dat in de maatschappij gebeurt.”

Trots

Ellen weet niet beter of haar man is militair. „Toen we elkaar leerden kennen, was Harry al in opleiding,” zegt ze.

Harry: „Ik heb altijd gezegd: je moet goed bedenken dat je met een militair gaat trouwen.”

Ellen: „Het was nog voor de val van de Berlijnse muur en er was altijd een soort dreiging vanuit Rusland. Het werk stond toen echt nog in het teken van landsverdediging.

Als jongere zat ik op het Van Lodenstein College in Amersfoort en kwam ik dus regelmatig langs de Prins Bernardkazerne. Ik zag dan vaak militairen rijden.

Daarnaast diende mijn vader destijds als dienstplichtige in Indië en maakten mijn ouders de oorlog mee als tiener. Ik kreeg op de manier veel verhalen mee. De militaire wereld is dus niet vreemd voor mij.

Als ik Harry nu zo hoor vertellen wat hem drijft, ben ik eigenlijk wel trots op hem. Je mag militair zijn. Soldaten waren er in de Bijbel ook. De Heere heeft alles zo gesticht dat, ondanks alle gebrokenheid,

er wel veiligheid is in ons land. Het is iets wat we krijgen.”

Harry, glimlachend: „Eigenlijk wil Ellen dat ik elke dag mijn uniform draag”.

Uitdaging

Ellen herinnert zich nog goed de eerste keer dat Harry langere tijd van huis moest. „Daar zat ik in Leeuwarden, met mijn ouders en schoonouders ver weg. Ik zag het als een soort uitdaging. Ik had zoiets van: ik moet gewoon een poosje alleen kunnen zijn,” vertelt ze.

Inmiddels ging Harry twee keer op missie, waardoor Ellen ook lange tijd alleen was. „Harry zou naar Kosovo gaan. Ik vond dat op een leuke manier spannend. Nu ging er iets gebeuren! Het was redelijk in de buurt, dus we maakten al plannen dat ik er op vakantie zou gaan, dan kon hij naar me toe komen als hij verlof had.

Maar op een dag kwam Harry thuis en vertelde hij me dat het Bagdad zou worden. Toen schrok ik wel, want dat was een maatje erger. Meteen ging door me heen wat in de Bijbel staat: ‘David sterkte zich in de Heere Zijn God’.”

Dat was in 2007. Harry herinnert zich de oproep nog goed. „Het hele huis lag overhoop. Het dak was eraf en de muur lag open. We waren net bezig met een grote verbouwing en woonden in de caravan in de tuin. Maar daar werd niet naar gevraagd. Als de oproep komt, moet je gaan.

Het was een heel korte voorbereidingstijd. Ik kreeg een training van acht weken waarin ik weer up-to-date gebracht werd als militair. Want als marechaussee werk je niet met zware wapens en voor de uitzending was dat wel nodig,” vertelt Harry.

„Ik was een half jaar in Bagdad, met tussendoor twee weken verlof. Met een team adviseerden we bij een politietraining. Ik was de enige Nederlander en werkte samen met onder andere Denen, Amerikanen en Australiërs.

We gaven trainingen, maar dat ging niet elke dag door. Als het ramadan was, waren veel mensen daar niet in staat om te werken. Of het was zo gevaarlijk, dat de mensen daar de deur niet uit konden.”

Mortieren

Regelmatig moest Harry de stad door. „We moesten dan we naar de groene zone, zo’n vijf kilometer verderop. Dat was het beveiligde gebied waar het hoofdkwartier van de coalitietroepen was. In dat gebied waren duizenden militairen gelegerd, maar verbleef ook de Iraakse regering en een groot aantal ambassades.

We reden in konvooiverband, op wisselende tijdstippen, op topsnelheid dwars door de stad heen. Dat moest zo in verband met de veiligheid, want er vonden dagelijks bomaanslagen plaats. Op Irakezen onderling, maar ook op militairen,” legt hij uit.

Op de vraag of hij weleens bang was, schiet Ellen in de lach. „Dat is een typische vrouwenvraag.”

Harry: „De dreiging was behoorlijk en ik ervaarde wel een bepaalde spanning, maar had er niet veel last van. Er werden veel mortieren afgeschoten. Dat zijn granaten die willekeurig naar beneden vallen. Ik was dus steeds alert om wat er in de lucht hing. Maar echt stress had ik niet.

Dat komt ook door de gedegen training die ik kreeg. Je weet wat je moet doen in het geval van een calamiteit of als je aangevallen wordt. Dat is erin geramd en daardoor sta je steviger in je schoenen.

Het was een goede tijd, maar of het erg nuttig was, weet ik niet. Er beklijft van missiewerk niet zo veel. Al snel nadat ik weg was, kwam ISIS in Irak en was alles overgenomen. Dat is het wrange. Maar je doet als militair gewoon de opdracht die je krijgt.”

Doodsangst

Harry zal niet snel het contact vergeten dat hij had met een Iraakse militair. „Als één van de weinigen kon hij Engels. Het was een heel aardige man die voortdurend in doodsangst leefde. Hij was bang dat hij aangehouden en vermoord zou worden omdat hij een politiepak droeg.

Hij had vijf dochters en was erg bezorgd over zijn gezin en was continu bezig voor hun veiligheid. Ik zag zo van dichtbij hoe er in Irak geleden werd. Zulke mensen willen geen oorlog, maar worden erin meegetrokken,” vertelt Harry.

„Daarnaast maakten we een reis van twee weken door Koerdistan. We waren met een groot team met stoere kerels, waaronder Amerikanen met grote baarden, dikke auto’s en grote wapens. Het leek wel een schoolreisje.

Het is het oude Mesopotamië, dat een zeer rijke historie kent. Het is het tweestromenland, tussen de Eufraat en de Tigris. Dat maakte het extra interessant, al konden we natuurlijk lang niet alles bekijken.”

Stof

Ellen vond het best heftig dat haar man zo’n tijd in Irak was. „Wij hebben geen kinderen, dus ik richtte me op de zorg voor mijn schoonmoeder. Die zag haar kans schoon en vroeg of ik mee ging met een Rijnreisje. Daar genoten we van.

Maar verder vond ik het pittig. Ik heb astma en had daar veel last van door al het stof van de verbouwing.

Daarnaast was ik druk met studeren en de bouwbegeleiding. Alle werkmannen kwamen met hun vragen bij mij en ik wist lang niet alles. Ik stuurde de vragen door aan Harry, in de hoop dat hij op tijd zijn mail kon openen. Internet was in die tijd nog niet zo goed,” vertelt ze.

„Anderzijds was het heel fijn dat de werkmannen over de vloer waren. Ik gaf ze koffie en sprak hen regelmatig. Daardoor was ik niet eenzaam.”

In 2020 kreeg Harry een nieuwe oproep om op missie te gaan. „Collega’s die marinier of commando zijn, trainen dagelijks als voorbereiding op een uitzending. Zij kijken min of meer uit naar een uitzending, omdat al hun werk daarop gericht is.

Maar ik heb een kantoorbaan. Als je dan bericht krijgt dat je alles uit je handen moet laten vallen en op missie moet, is dat echt omschakelen,” legt hij uit.

„Ik moest naar Kaboel met weer een adviserende functie voor voornamelijk de politieopleiding. Maar het was midden in coronatijd en we mochten de deur niet uit. Veel werd online en op kantoor gedaan. Slechts één keer gingen we Kaboel in. Dat voelde als een uitje, al was het wel een gevaarlijk uitje. Door corona was het geen representatieve situatie.”

Kaboelse jurk

Ellen zoekt even in een doos en haalt er een groen met paars gewaad uit. „Mijn Kaboelse jurk,” grijnst Harry.

Ellen: „Dit is klassieke Afghaanse kleding. Die nam Harry mee terug.”

Harry grapt: „Ik draag hem niet zo vaak. Maar het is wel een leuk ding om bijvoorbeeld op een bonte avond te dragen.”

Ellen herinnert zich nog goed een gebeurtenis voordat Harry aankondigde dat hij op missie naar Afghanistan moest. „Ik ben kleuterjuf en een jongetje vertelde ’s ochtends dat er een vriendje naar Afghanistan moest. Na lang doorvragen begreep ik dat er iemand als soldaat weg moest. We spraken erover en baden voor alle soldaten.

Die middag kwam Harry thuis met het bericht dat hij op missie moest. Ik reageerde er heel rustig op en vroeg me af of de Heere het voorval van die ochtend in de kring gebruikt had om me hierop voor te bereiden.

Mijn schoonmoeder reageerde veel heftiger op het nieuws. Ze zag er meer tegenop dan ik.”

Harry knikt instemmend. „Ze vond het heel erg dat ik wegging en was bang dat ik niet meer terug zou komen.”

Ellen: „Of dat ze zelf zou sterven voor je terugkwam.”

Zelf dachten Harry en Ellen er ook wel over dat hem iets kon overkomen, maar dan vooral zakelijk. „Je moet erover nadenken, want je moet je spullen op orde hebben voor het geval dat dat gebeurt,” zegt Ellen.

Harry: „Zakelijk houd je er rekening mee, maar als je op uitzending bent, kun je het idee dat er iets kan gebeuren, niet als overheersende gedachte houden. Anders kun je niet functioneren als militair.

We waren onlangs in Normandië en ik heb extra respect voor die duizenden militairen die in Normandië aan land moesten. De kogels vlogen om hun oren, maar ze gingen toch. Ik weet niet hoe het psychologisch precies in elkaar steekt, maar je schakelt de overheersende gedachte of je het overleeft uit en gaat gewoon.”

Videobellen

In de periode dat Harry in Afghanistan zat, verbleef Ellen een groot aantal weken met de caravan op een camping in Zeeland. „Dat was fijn. Ik was dan dicht bij mijn schoonmoeder en bezocht haar regelmatig. Al besloot ik om niet mee te gaan met bezoekjes naar het ziekenhuis. Dat zag ik in deze periode waarin ik het zelf zwaarder had, niet zitten,” legt ze uit.

„Ik breidde mijn internetbundel op m’n telefoon uit, zodat we regelmatig samen konden videobellen met Harry. Ik vond het fijn om m’n schoonmoeder daar blij mee te maken.”

Ellen herinnert zich nog een weekend waarin ze het erg pittig had. „Het was zondag. Ik had ’s nachts naar gedroomd en voelde me beroerd. Ik was bijna ten einde raad en besloot na de kerkdienst bij iemand te gaan koffiedrinken.

In de kerk bad de dominee voor mensen die op uitzending waren en hun familieleden. Ik vond het heel bijzonder en het gebed kwam voor mij op het juiste moment. De Heere wist precies dat dit nu voor mij speelde. Het is de Heere Die je door zulke moeilijke momenten heen draagt en op sommige momenten nadrukkelijk laat merken dat Hij er is en dat er niets buiten Hem omgaat. Ook het wereldgebeuren niet.”

Harry: „We kregen ook veel meeleven vanuit de Dordtse kerkelijke gemeente. Ik was JV-leiding en de JV stuurde af en toe dozen met kaas op. Ik ben een enorme kaaskop,” lacht hij.

„Als je op missie bent, zit je in een compleet andere wereld en in een andere structuur. Meeluisteren met de kerk lukt dan bijvoorbeeld niet. Ik probeerde dan regelmatig zelf iets te lezen. Zo’n uitzending geeft een extra dimensie aan het gebedsleven. Want je merkt elke dag nadrukkelijker dat je bewaard moet worden.”

Dit artikel verscheen in de GezinsGids van 22 augustus 2024 D.V.