Tekst W, de Jongste Beeld Hanno de Vries
Alhoewel de maatschappelijke druk op de jacht toeneemt, zijn jagers een onmisbare schakel in het flora- en faunabeheer. De Poortugaalse jager Dirk-Jan Polak is er duidelijk over: „Als het werk van jagers door beroepslui zou moeten worden gedaan, zou dat onbetaalbaar worden.”
Het is precies een half uur voor zonsopgang als jager Dirk-Jan Polak de akker in de Albrandspolder achter zijn woning in Poortugaal op loopt. Aan het gekwaak te horen moeten er ganzen in de buurt zijn.
In de schemering zijn plots de gestrekte nekken boven een plas water te zien. Als de ganzen opgeschrikt opvliegen en zich in twee groepen verdelen, blijken het er al gauw zo’n tweehonderd te zijn.
Een groep van twintig ganzen vliegt pal over de jager en komt binnen schootsbereik. Dirk-Jan legt aan, overtuigt zich van het feit dat hij veilig kan schieten en na de knal van het eerste schot is het meteen raak. Een van de ganzen staakt zijn vlucht, nog even gaat de kop omhoog en de vleugels uit, maar dan moet het dier lossen. Het schot hagel heeft hem getroffen. Op nauwelijks 25 meter afstand komt hij met een doffe plof neer op de kleigrond.
Trouwe viervoeter Juryo, onafscheidelijk naast Dirk-Jan, wil er eigenlijk direct op af, maar moet wachten op het ‘apport’ van de jager. De rest van het koppel ganzen is inmiddels ver buiten schootsafstand en zal deze morgen in ieder geval op deze plek niet zo snel meer terugkomen.
„Ik moet hier ook niet elke morgen komen, want dan valt er binnen de kortste keren niet meer te jagen,” zegt Dirk-Jan, terwijl hij de hond op de gans afstuurt.
Hij heeft er een flinke kluif aan, maar de ongeveer zeven kilo zware Canadese gans ligt vrij snel naast de jager. Opvallend is dat deze nog vrij jonge jachthond zich de hele morgen met geen enkel blafgeluid laat horen: hij doet wat nodig is. Regelmatig beloont de jager zijn goede gedrag.
Collega
Over zijn hond heeft Dirk-Jan genoeg te vertellen. „Juryo (Japans voor ‘jager’) is een heidewachtelhond, die zowel geschikt is voor het werk voor het schot als voor het werk na het schot.
Een teckel is geschikt om een vossenhol in te gaan, een heidewachtel om een bietenveld in te laveren. Hij is geschikt om de buit op te zoeken, maar ook op te halen.
Het soort staat bekend om zijn eigenwijsheid, maar dat is ook zijn kracht. Een jager moet geen juffershondje hebben: hij met de ruigte aankunnen. Wij zeggen altijd: ‘Het jachtverstand zit van nature in deze honden’.”
Juryo liet dat al zien door bij een bosje te blijven staan en ruiken. „Dan zit er iets, bijvoorbeeld een haas of konijn, maar het had ook een steenmarter kunnen zijn.”
Normaal gesproken loopt de hond aangelijnd dicht achter de jager. Soms stuurt Dirk-Jan hem vooruit, zodat een fazant of duif vanuit het veld zal wegvliegen en de jager in staat is het dier te schieten. De jager: „Dan doet de hond wat anders ook wel een collega of jagervriend doet: het wild opjagen. Dat vraagt goede samenwerking, want je hebt natuurlijk het liefst dat het wild jouw kant op komt lopen of vliegen.”
Split second
Intussen houdt Dirk-Jan de lucht voortdurend in de gaten. Als hij het geluid van ganzen hoort, duikt hij in elkaar. Ineens lijkt het gegak heel dichtbij te zijn, maar het is de jager zelf die het geluid vlekkeloos imiteert. „Nijlganzen! Prachtig, die moeten we hebben,” fluistert hij.
Ze blijken er wel degelijk beïnvloedbaar voor: ze komen zijn richting op. Maar als hij plotseling gaat staan en aanlegt en zich in een split second ervan overtuigt dat hij ‘weidelijk’ kan schieten, zwaait de gans waar hij zich op richt van de rest van de groep af. „Dan is het heel moeilijk raken,” verontschuldigt Dirk-Jan zich voor het gemiste schot, „ondanks dat een hagelschot zo’n tweehonderd kleine kogeltjes verspreidt over een breedte van bijna drie en een hoogte van zo’n dertig centimeter. Kan gebeuren!”
Rente van de natuur
Wat is dat eigenlijk, weidelijk schieten? Dirk-Jan legt het even later uit: „Er is officieel van weidelijk schieten sprake als je zeker weet dat je goed met ‘boeren, burgers en buitenlui’ bent omgegaan. Daarnaast moet je goed omgaan met het wild in het algemeen en het wild dat je op dat moment schiet. Verder moet het de biodiversiteit dienen.
Concreet houdt weidelijk schieten dus in dat je zeker weet dat je een goede kans krijgt en dat je veilig en in één keer dodelijk kunt schieten. In zijn algemeenheid betekent het ook dat je als jager een taak hebt tegenover de overbevolking van bepaalde diersoorten, zonder dat je daarin doorschiet.
Als ik hier elke dag jaag, is er binnenkort niets meer te schieten. Ik zeg altijd: ‘Wij oogsten de rente van de natuur’.
Een ander aandachtspunt is dat je het jagen moet kunnen uitleggen. Daar heb je tegenwoordig echt al je sociale vaardigheden bij nodig. Vandaar dat ik die ene duif boven de schuren van de buren niet schoot. Als zo’n vogel dood op het erf van mensen belandt, bevordert dat het gevoel van veiligheid bij die mensen zeker niet.
Bij acht opvliegende fazantenhennen legde ik even aan, maar besloot toch niet te schieten. Even gaat het door je heen, maar je moet je verstand gebruiken.
Ik weet vanwege het feit dat op vele landerijen nog begroeiing staat de stand van de fazanten niet: ik heb nog geen telling kunnen doen. Dus ben ik voorzichtig met het afschieten van hennen. Er moeten hanen lopen. De jager weet vaak wel dát ze er zijn, maar niet exact waar.”
Papiertje
Als jager heeft Dirk-Jan een specifieke taak. „Wij komen niet zomaar aan een jachtvergunning. Wie jager worden, doet eerst een jaar jachtopleiding. Daar krijg je les over kogel- en hagelschieten en over veiligheid. Slechts een derde deel haalt het diploma in één keer. Je moet bijvoorbeeld twintig eendensoorten kennen en herkennen, terwijl je slecht een of twee soorten mag schieten.
Vandaag nog dacht ik dat twee wilde eenden voor me opvlogen, maar binnen een paar tellen zag ik aan de vlucht en de grootte dat het krakeenden waren. Die lijken zó veel op elkaar! Maar het verschil is wel belangrijk, want krakeenden mag je niet schieten.
Als je eenmaal je papiertje hebt, ga je ermee naar de wapenhandelaar. Die vereist een jachtakte, die je kunt halen bij de korpschef van bijzondere wetten. Daar zul je hem ervan moeten overtuigen dat je óf zelf een jachtgebied pacht óf een bewijs hebt dat je met een andere jager mee mag jagen.
Bovendien stelt de korpschef voor de afgifte van de akte de eis dat je een verankerde kluis hebt waar je het wapen veilig in kunt opbergen. Om dat te controleren komt hij zelf op inspectie. Hij eist ook nog een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en drie of vier ‘referentieadressen’, die hij gerust opbelt om informatie over je op te vragen.
Als laatste moet je als jager lid zijn van een regionale wildbeheereenheid, zodat je zult gaan bijdragen aan het door die eenheid opgestelde wildbeheerplan. En dat is tegelijk je taak. Een jager jaagt met plezier, maar altijd met een doel: de wildstand beheren en het vlees benutten. Als ik je vertel dat er in Nederland plek is voor 100.000 grauwe ganzen en dat er 500.000 rondvliegen, dan begrijp je dat er een taak ligt.
Ik vergelijk een jager weleens met een lid van de vrijwillige brandweer: als die mensen ermee zouden stoppen, zouden we voor enorme kosten komen te staan, want slechts twintig procent is beroeps. Zelf heb ik als tuinder ook een stuk land en dan zie je welke schade deze dieren aan flora en fauna kunnen aanrichten in het vertrappen, eten en bevuilen. Wij hebben hier het walhalla voor ganzen: water, ruimte en enorm veel eten.”
Aan het einde van zijn morgentje jagen legt Polak de ‘buit’ zorgvuldig op zijn erf. De koppen van de watervogels schikt hij keurig richting de tuin. „Als jager heb je respect voor wat je hebt geschoten. Dat laat je ook zien in de manier waarop je ermee omgaat.”
Dit interview verscheen in de GezinsGids van 8 december 2023 jl.