Menno de Bruyne is voorlichter bij de SGP Tweede Kamerfractie. Op deze plek geeft hij een kijkje achter de schermen van het hof en het Binnenhof
Bij leven en welzijn over twee jaar staan we stil bij 200 jaar Koninkrijk. Een soort comité onder leiding van oud-premier Lubbers moet een soort feestprogramma gaan bedenken. Het kabinet heeft voor de viering drie thema’s bedacht:
1) bewustwording van het Nederlands democratisch bestel,
2) kennis van de rechtsstaat en de Grondwet en
3) het bevorderenvan saamhorigheid in Nederland.
Nou, daarzal Nederland warm voor lopen…
Toen het Koninkrijk vijftig jaar werd, is er óók volop nagedacht over het’feestje’. We schrijven zomer 1863. Het was toen bijna vijftig jaar geleden datNederland bevrijd was van de Fransen.Premier Thorbecke piekerde zich suf in het torentje. Hoe zou die verjaardag van het herstel van onze onafhankelijkheid nou het best herdacht kunnen worden? Een parade van Pruissische veteranen misschien? Of ‘n herdenkingsrede door koning Willem III? Onze eerste minister zuchtte. Turend over het in het zonlicht glinsterende water van de Hofvijver zag ‘de Tor’ alleen maar leeuwen en beren op de Lange Vijverberg…
De oplossing van het politieke cryptogram waar de liberale staatsman zich het hoofd over had gebroken, stuurde hij medio oktober 1863 naar de Tweede Kamer: ‘Om het grondwettig verbond van het stamhuis van Oranje met het Nederlandsche volk op eene waardige wijze te doen herdenken, zal een paleis voor de vergadering van de beide Kamers der Staten- Generaal te ‘s-Gravenhage van staatswege worden opgericht.’ Wat krijgen we nou, fronste de Kamer de wenkbrauwen. ‘Een eigen paleis,’ herhaalde de onverstoorbare Thorbecke. U leest het goed: de regering wil speciaal stil staan bij 1813, toen de grondslagen van onze Staatsregeling werden gelegd. ‘Op geen gepaster wijze kan dit geschieden dan door het bouwen van een paleis voor de Staten-Generaal…’
Maar de Kamerleden krabden zich nog eens achter het oor. Een paleis? Voor ons? Hoeveel moet dat wel niet kosten? Is de bestaande zaal dan te klein? En Groen van Prinsterer bracht zeer principieel naar voren: „Een paleis voor het parlement? Dat riekt te veel naar volkssoevereiniteit! Ik ben tegen.” „Ho ho, heren,” hield Thorbecke de ‘Hoogmogenden’ voor. „Zo ver is het nog lang niet. Er moet eerst een prijsvraag over worden dit geschreven. Bouwkundigen uit binnen- en buitenland kunnen de verbouwing van het Binnenhof dan eerst bekijken. En wat de pecunia betreft, daar weet ik niets op te antwoorden, dan met de vraag: is dan het jaar 1863, na een vijftigjarig genot, het blijk van erkenning, dat wij u voorstellen, het voorstellen, het offer, zelfs van een millioen, niet waard?”
daar had de Kamer niet van terug. En dus gingen de volksvertegenwoordigers alsnog akkoord. Maar er ging ruim een jaar overheen voordat het programma van de prijsvraag werd gepubliceerd.
En prompt waren de poppen weer aan het dansen. De Kamer vond dat het program van eisen de vrijheid van de bouwmeesters te veel inperkte. Er werd zowaar een interpellatie aan gewijd – in die dagen een zeldzaamheid. Maar premier Thorbecke gaf geen krimp, ook niet toen de Kamer de prijsvraagplannen met 24 stemmen tegen en 23 stemmen voor wegstemde.
Dat het paleis der Staten-Generaal uiteindelijk tóch niet van de grond kwam, was omdat de jury alle 26 ingestuurde ontwerpen naar de prullenbak verwees. Gewogen, en te licht bevonden…