Opvattingen die gemeengoed zijn in de maatschappij komen steeds verder af te staan van de normen en waarden die de Bijbel aanreikt. Dit kan spanning opleveren tussen bijvoorbeeld de kerk en de overheid. Het kan zelfs leiden tot rechtszaken. SGP-senator Peter Schalk en ds. A. Kort hebben ervaring met dit spanningsveld. Ze gaan in op de vraag hoe christenen hiermee om kunnen gaan. Nu, online, alleen deel I: Peter Schalk.

Tekst C.M. de Leeuw Beeld Gerben Vat

Een zanglijster voelt zich in het nauw gedreven door fanatieke koolmezen die in de achtertuin van Schalk hun territorium verdedigen. Het is een mooie metafoor voor de situatie die zich in Nederland steeds duidelijker aftekent: het toenemende onbegrip voor de Bijbels genormeerde opvattingen van reformatorische christenen. Zij moeten steeds meer moeite doen om nog duidelijk te maken waar ze voor staan. Spraakverwarring dreigt.

Ook komt de wettelijke speelruimte voor de klassieke Bijbelse opvattingen rondom bijvoorbeeld het huwelijk steeds meer in het gedrang. De lobby vanuit de LHBTIQ-hoek is uiterst succesvol gebleken: diverse wetten zijn inmiddels aangepast en nieuwe liggen te wachten.

Meer dan ooit is het nu belangrijk dat christenen – in de politiek, hun werk, of in hun naaste omgeving – uitdragen waarom de Bijbelse normen hen dierbaar zijn. Maar moet dat met de botte bijl of past diplomatie beter?

Spraakverwarring

Om seculiere mensen in de politiek en maatschappij duidelijk te maken waarom Bijbelse waarden en normen van levensbelang zijn voor het reformatorische smaldeel, is allereerst de juiste taal belangrijk, geeft Schalk aan. „We zullen ons best moeten doen om in begrijpelijk Nederlands duidelijk te maken wat ons dierbaar is.

‘Dierbaar’, ja, daar heb je meteen zo’n woord. Dat begrijpen nog maar weinig mensen. Velen raken dan de weg kwijt.

Ik merkte toen ik nog bij de RMU werkte en opkwam voor de zondagsrust, dat begrippen als ‘de dag des Heeren’ en ‘de dienst des Heeren’ vaak niet begrepen werden. We zijn dan onze gesprekspartner kwijt.

Soms levert het ook bijzondere situaties op. Tijdens een commissievergadering in de Eerste Kamer zei iemand steeds: ‘Dit moeten we terstond doen’.

Toen zei ik: ‘Mooi dat je het woord ‘terstond’ noemt. Dat kom je ook veel tegen in het Bijbelboek Markus’. We kregen vervolgens een goed gesprek.”

Schalk vertelt nog een anekdote. „Vorig jaar was er een D66-senator jarig. Hij werd 70. Ik feliciteerde hem en zei: ‘Joris, je staat in de Bijbel’.

‘Hoezo?’ was zijn reactie.

‘In Psalm 90 staat dat je de leeftijd der sterken hebt bereikt. En dat het uitnemendste van het leven moeite en verdriet is.’

‘Dat is een mooie tekst’, zei hij. Een tijdje later ging hij een keer met me mee naar de kerk.”

Taalveld

Het is een zoektocht om datgene wat christenen echt raakt naar binnen te brengen bij mensen die daar geen gevoel bij hebben, zegt Schalk. „Bij ethische thema’s moet je goed je woorden kiezen. Je hebt altijd te maken met taalvelden.

Een techneut heeft zijn eigen taalveld, dat niet zomaar voor iedereen te volgen is. Tijdens het pensioendebat kwamen er ook allerlei termen en begrippen voorbij die voor een leek moeilijk te snappen zijn.

Iets vergelijkbaars heb je met kerkelijke taal. Er zijn mensen die opgegroeid zijn in de kerk, de kerk hebben verlaten en dan nog wel begrijpen wat je bedoelt. Maar mensen die er niet mee opgegroeid zijn, volgen je niet.

Toen Bas van der Vlies 25 jaar in de Tweede Kamer zat, zei hij tegen mij. ‘Peter, toen ik in de Kamer kwam, waren er veel atheïsten. Zij hadden hun geloof afgezworen, maar ze wisten wél waar ik het over had. Nu kom je mensen tegen die areligieus zijn. Die weten echt niet meer waar je het over hebt.’

Juist die areligieuze mensen, die zich niet bewust tegen het christelijk geloof afzetten, kunnen interesse krijgen voor wat je te zeggen hebt. Stel je voor dat door evangelisatie mensen richting de kerk gaan. Misschien moeten wij leren om de kansen die we tegenkomen te gebruiken.”

Met tact

Moeten we diplomatiek zijn of de dingen juist heel zwart-wit zeggen tegen buitenstaanders? „Nou, op een diplomatieke manier kun je toch heel duidelijk zijn,” zegt Schalk. „Volgens mij geeft Paulus daarvoor een prachtige oplossing. Als je iemand in de Bijbel ziet die dicht op de huid van mensen zat, was hij het.

In Kolossenzen 4:5 en 6 staat heel mooi beschreven hoe hij dat deed: ‘Wandelt met wijsheid bij degenen die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende. Uw woord zij te allen tijde in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden’. Loop ik langs wat Paulus hier zegt, dan vind ik dat we dit met tact moeten doen. Een stevige boodschap moet met tact worden gebracht,” zegt Schalk, die zelf als ondernemer een adviesbureau heeft onder de naam metTact.

Evangelisatie

„Paulus verdiepte zich in zijn tegenstanders, of beter gezegd: de tegenstanders van God. Hij ging met hen in gesprek op de Areopagus. Hij tikte ze precies aan op waar ze mee zaten.

Ze hadden altaren voor een heleboel goden, maar er was nog één God onbekend voor hen. Paulus had daarna een stevige boodschap voor hen: het oordeel, maar ook de mogelijkheid van behoud in de Heere Jezus. Er werd met hem gespot, de mensen liepen weg, maar sommigen geloofden.

Stel dat ik in de Eerste Kamer van alles botweg zou roepen op een belerende toon; dan zeggen ze: zoek het uit. Belangrijk is dat je eerst een relatie legt. Dat is ook iets wat ik van evangelisten hoorde – ik adviseer het Deputaatschap Evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten bij hun beleid: ‘Evangelisatie begint met relatie’.

Een valkuil hierbij is om te snel te veel te willen. Je moet eerst de tijd nemen, luisteren naar waar de ander mee loopt. Spreek met wijsheid, op het juiste moment, wees vriendelijk, met zout besprengd.”

Kwetsbaarheid

Diplomatie is niet ‘slap’, stelt Schalk. „Je probeert alles uit de kast te trekken om de ander van jouw gelijk te overtuigen. En soms moet je zelf ook een stap zetten. Als mensen bijvoorbeeld wijzen op de fouten van de kerk: slavernij, seksueel misbruik. Daar ga je dan in mee, door te zeggen dat dit erg is en dat het een reden is voor schaamte. De Naam van Christus wordt daardoor aangetast.

Spreek daarbij ook vanuit je eigen kwetsbaarheid en dat je ook niet alles weet. Niet vanuit een bastion.”

Ziet u bepaalde juridische ontwikkelingen die mogelijk wijzen op verminderde ruimte voor de klassieke Bijbelse standpunten in de toekomst?

„Wij hebben te maken met vreemdelingschap. Ik zie wetgeving op ons afkomen die het voor christenen moeilijker gaat maken. De Algemene Wet Gelijke Behandeling is aangepast voor LHBTIQ+. Onlangs is ook de Grondwet hierop aangepast. En nu ligt er in de Tweede Kamer een transgenderwet. De hele scheppingsorde staat onder druk.

De vrijheid van onderwijs uit artikel 23 van de Grondwet komt onder druk te staan, bijvoorbeeld met de ‘Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium’. De minister krijgt hiermee meer middelen in handen om in te grijpen bij schoolbesturen. Dit heeft in eerste instantie betrekking op het voorkomen van haatzaaien op islamitische scholen, maar ook reformatorische scholen worden door de overheid in dit verband genoemd.

Momenteel is het informeel onderwijs in het vizier bij de overheid. Zo werd de Bond van Zondagsscholen van de Gereformeerde Gemeenten op het ministerie gevraagd om uit leggen wat zondagsscholen doen. Die zondagscholen bestaan al meer dan honderd jaar.

Maar goed, we moeten open zijn, dus mijn advies aan de Bond was om naar het ministerie te gaan en uitleg te geven. We moeten altijd bereid zijn tot verantwoording, al gaat dit echt heel ver.

Ik hekel de geest die hierachter zit. We worden op één lijn geplaatst met moslimextremisten.”

Tijdens de coronacrisis ontstond er een botsing tussen het seculiere deel van de maatschappij en de overheid enerzijds en de kerken anderzijds. Hoe kijkt u daarop terug?

„Namens de reformatorische kerken mocht ik spreken met de overheid. Ik had een bespreking met Grapperhaus.

Op de eerste zondag toen we af moesten schalen kreeg Kees van der Staaij een app van deze minister: ‘Ik weet wel dat het de dag des Heeren is’ – hij kende dat woord vanuit zijn rooms-katholieke achtergrond wel – ‘maar kan ik je bellen?’ Hij vroeg aan Van der Staaij wie hij namens de kerken zou kunnen spreken. Toen noemde Kees mijn naam.

Mijn eerste opmerking in het overleg met Grappenhaus was: ‘Wat u ook doet, verbied niet de eredienst. Als er ingeperkt moet worden, valt erover te praten, maar de kerken mogen niet op slot, dat kan grondwettelijk niet en het geeft burgerlijke ongehoorzaamheid bij dat deel van bevolking dat ik vertegenwoordig’.

Grapperhaus heeft dat toen goed opgepakt, dat heb ik gewaardeerd. Ik heb stevig met hem gepraat over het belang van de erediensten voor onze gezindte.”

De D66-senator die destijds een keer meeging naar de kerk wilde ook graag iets weten over onze achterban, met name omdat er wel commotie was over de kerken. „Ik ben lid van de kerkenraad, dus mijn vrouw zei: hij kan wel naast mij zitten. En zo gebeurde.

We waren vroeg in de kerk, er zaten toen zo’n vijftig mensen. ‘Komt deze kerk helemaal vol?’ vroeg hij.

‘Ja, die komt helemaal vol’.

De D66’er was zeer onder de indruk van de dienst waarbij zo’n 1.800 mensen aanwezig waren. ‘En vanmiddag komen die ook allemaal nog een keer?’

‘Ja, maar honderd minder, omdat er op de kinderen gepast moet worden’.

Tijdens het gesprek thuis bij de koffie konden we toen duidelijk maken waarom het sluiten van kerken zo’n grote impact zou hebben op onze achterban.”

Zijn de reformatorische kerken te slap geweest tijdens de coronacrisis?

„We hebben een route gezocht die verantwoord was met het oog op de gezondheid en waarmee we konden voldoen aan de Bijbelse eis om de onderlinge samenkomsten niet na te laten. Dat heeft tot beperkingen geleid, zonder de kerken te hoeven sluiten.

Uitgangspunt daarbij was ‘zo klein als noodzakelijk’, wat betekende dat minimaal de koster, de organist en de ambtsdragers aanwezig waren, en daarnaast wisselende aantallen kerkgangers. Het stemde tot dankbaarheid dat de diensten via internet te volgen waren.

Maar het was een verschrikkelijke tijd. Dat de kerken open mochten blijven in tegenstelling tot bijvoorbeeld bioscopen was voor veel mensen moeilijk te verteren. Het gaf veel boosheid, ook al konden we deze keuze op basis van de grondwet verantwoorden.”

Is er niet te veel sprake geweest van een compromis?

„De overheid is er niet voor niets. Ze is een dienaresse Gods, ons ten goede. We moeten ons aan de wetten houden, behalve wanneer deze tegen Gods Woord ingaan.

Bij de coronacrisis zochten we een weg tussen de macht van de overheid en het gezag van de kerk. Daarom vond ik het zo’n ontzettend moeilijke tijd.

Ik was er verwonderd over dat ik als vertegenwoordiger van de reformatorische kerken – Oud Gereformeerde Gemeenten, Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), de Hersteld Hervormde Kerk – het gesprek mocht voeren met de overheid en dat men mij ook heeft verdragen en mijn adviezen ter harte genomen. Een verwaardiging om zo’n taak te mogen hebben.

In het begin heb ik vijf kosters van kerken met verschillende grootte gebeld en gevraagd om eens uit te rekenen wat de anderhalvemetermaatregel doet met het aantal kerkgangers. Het kwam erop neer dat ongeveer een derde van de zitplaatsen bezet zou kunnen worden. Dit rekenwerk heeft een schema opgeleverd dat uiteindelijk min of meer door de overheid werd geaccepteerd, en door veel kerken is gehanteerd.”

Ook op het gebied van homofilie en allerlei varianten van het mannelijke en vrouwelijke geslacht, zoals het transgenderisme, wordt de kloof steeds groter tussen kerk en wereld. Hoe moeten we daar als reformatorische christenen mee omgaan? Bijvoorbeeld in het onderwijs?

„Ik krijg in de politiek weleens het verwijt: ‘Jullie willen homo’s ontslaan’. Ik antwoord dan dat dit niet zo is. Ze worden ontslagen als ze een homoseksuele relatie praktiseren. Maar dat geldt ook voor een docent die ongetrouwd samenwoont met zijn vriendin.

Belangrijk is om niet alleen te focussen op deze situatie. Op catechisatie vroeg iemand: moeten homo’s dan heel hun leven alleen blijven? Toen zei ik: ‘Kijk eens om je heen in onze kerk hoeveel mensen er alleen zijn? Ongetrouwde mensen bijvoorbeeld, die hetero zijn, zouden die dan geen seksuele gevoelens hebben of worstelen met hun eenzaamheid?’ Niet om te bagatelliseren, maar wel om duidelijk te maken dat seksuele gevoelens en strijd veel breder leeft dan alleen bij mensen met homoseksuele gevoelens.

De hoofdlijn die wij hebben uitgewerkt in een brochure over seksuele diversiteit van de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) – ik heb daaraan meegewerkt – is dat we oog hebben voor de mens. We willen mensen die met een andere geaardheid worstelen bijstaan, maar tegelijkertijd zijn we wel duidelijk over de Bijbelse lijn.

Het is nodig dat de kerk hier ook oog voor heeft. Dat is nu meer zo dan twintig jaar geleden. Vroeger werd deze problematiek weleens wat makkelijk weggeduwd. Het is goed dat hier in pastoraal opzicht meer ruimte en aandacht voor gekomen is.” 

Schat aan zegeningen

Ondanks dat de ruimte voor christenen in Nederlander kleiner wordt, is er alle reden tot dankbaarheid, vindt Schalk. „In Nederland hebben we nog een schat aan zegeningen. Het is niet alleen een somber verhaal.

We kunnen in alle vrijheid naar de kerk. Ik kan als reformatorisch christen de politiek in. We hebben verpleeghuizen van christelijke signatuur. Het is heel bijzonder dat we door de overheid gefinancierd reformatorisch onderwijs hebben.

Maar hebben we voor dit laatste nog wel oog? Hebben we nog gebed voor datgene waar meer dan honderd jaar geleden voor gestreden en gebeden is? Hebben we oog voor al de zegeningen die we nog hebben?”

Het interview met Peter Schalk verschijnt in de de GezinsGids van 7 september 2023 en is onderdeel van een tweeluik. In het nummer komt ook ds. A. Kort (OGG) aan het woord.