altCees Cammeraat uit Waddinxveen werd ruim een jaar geleden naar het ziekenhuis gebracht vanwege hartklachten. Hij zou een hartoperatie ondergaan, waarna hij volgens de dokter weer goed zou kunnen functioneren. Het liep echter anders… Cammeraat: „Het woord ‘slachtoffer’ klinkt beladen, maar ik ben het wel. Dankzij een fout tijdens de operatie is mijn leven ingrijpend veranderd.”

„Ruim een jaar geleden was ik nog werkzaam als docent geschiedenis aan het Driestar College in Gouda,” begint Cammeraat zijn verhaal. „Naast het docentschap had ik ook een taak als docentopleider binnen de school. Deze werkzaamheden namen me behoorlijk in beslag. Veel tijd om dingen naast mijn werk te doen, nam ik eigenlijk niet. Behalve als er ijs lag. Als jongen van vier jaar hield het schaatsen mij al bezig. In december 2010 kreeg ik, juist tijdens het schaatsen, de eerste gezondheidsklachten: een pijnlijk en benauwd gevoel in mijn borst. Nooit eerder zoiets gevoeld. Natuurlijk gaat dat weer over, dacht ik. Op weg naar huis was de pijn alweer verdwenen. Helaas kwam de pijn vrij snel terug. Zelfs traplopen was niet meer vanzelfsprekend.”
Cammeraat kwam in de medische molen terecht, die aanvankelijk nog langzaam draaide. „In maart 2011 vond een cardioloog in het Goudse Groene Hartziekenhuis mijn conditie zo goed dat ik niet meer terug hoefde te komen. Wel kreeg ik wat medicijnen mee. Dat er niet veel aan de hand zou zijn, wilde ik maar al te graag geloven.”
Die hoop bleek al snel ongegrond. De klachten hielden aan en Cammeraat ging opnieuw de medische molen in. „Na allerlei onderzoeken volgde er in januari 2012 een hartkatheterisatie. Al tijdens de katheterisatie zei de cardioloog dat er wat hem betreft zo veel mogelijk omleidingen in de kransslagader moesten worden aangebracht. Ik werd op de spoedlijst gezet voor een gerenommeerd ziekenhuis in het midden van het land. Dat overviel me behoorlijk, maar de cardioloog zei verbaasd te zijn dat er nog geen hartinfarct had plaatsgevonden. Ik mocht dus nog van geluk spreken…”


Niet-bestaande wond

Na vijf dagen werd Cammeraat van het ene ziekenhuis overgebracht naar het andere met de mededeling dat hij de volgende dag geopereerd zou worden. „Merkwaardig genoeg heeft de chirurg die mij zou opereren niet van tevoren kennisgemaakt. Ik ben dus ook niet op de hoogte gesteld van de risico’s van de operatie die zes uur zou gaan duren. Ook ná de operatie heb ik de man niet gezien. Dat heb ik als erg onbevredigend ervaren. De avond voor de operatie kwam er nog wel een assistent langs om mijn benen te onderzoeken. Uit één van de twee zou een slagader gebruikt gaan worden voor de omleidingen, vertelde de man. Na een korte inspectie vond hij het rechterbeen wel geschikt.”
Ruim 24 uur later kwam Cammeraat ’s nacht bij uit de narcose. „Onbewust voelde ik aan mijn benen. Vreemd genoeg ontdekte ik nergens verband. Wel voelde ik allerlei slangen en kabels op mijn borst. Er was blijkbaar toch wel iets gebeurd. Na vijf dagen werd ik overgebracht naar Gouda. Na een kleine week werd ik ontslagen uit het ziekenhuis. In de ontslagbrief, die ik later zou inzien, viel te lezen dat de wond aan mijn been goed was genezen. Merkwaardig genoeg had geen enkele arts in Gouda naar dat been gekeken, waar ook nooit een wond had gezeten. Daar kon ik toen de humor nog wel van inzien.”

De weken na zijn operatie bleef Cammeraat kortademig. Toen hij zes weken na de operatie aan de hartrevalidatie in het Groene Hartziekenhuis zou beginnen, schrok de verpleegkundige die hem begeleidde zó van zijn kortademigheid dat Cammeraat direct in een rolstoel naar de spoedeisende hulp werd gereden. De rest van de dag volgden testen, foto’s en onderzoeken. „Eindelijk, tien weken na de operatie, werd duidelijk wat er aan de hand was. Tijdens de operatie waren de zenuwen van het middenrif, de belangrijkste ademhalingsspier, zo beschadigd dat het middenrif voor de helft verlamd was geraakt. Het gevolg hiervan is dat niet meer dan de helft van mijn longcapaciteit is overgebleven. Praten is daardoor erg vermoeiend. Als leraar houd je dat geen lesuur vol.”

Meer over dit onderwerp leest u in de GezinsGid van 13 juni