ZomernummerMAF Ze slachten zelf een varken voor verse worst, pakken uit beleefdheid geen dingen met hun linkerhand aan. Ze missen de structuur van Nederland én drop, hagelslag, vlees, brood en kaas. Familie Van Dijk werkt bij de MAF en woont nu drie jaar in Nabire in Papua. „De mensen hebben een eenvoudig vertrouwen als een kind. Dat is mooi, maar tegelijkertijd beschamend voor ons.”

 

 

De mensen leven buiten. Het is niet zo belangrijk hoe mooi een huis is, want je hoeft er alleen maar in te slapen. Zelfs eten koken doen velen buiten. Stress en vooruitdenken kennen ze niet en dit is misschien wel één van de redenen dat de mensen altijd in zijn voor een praatje. „Wij vallen op omdat we wit zijn en dat vinden de mensen interessant. Haast iedereen denkt dat we Engels spreken en ‘Hello mister’ is een standaard opstapje voor een gesprek. Ongeacht of het morgen of middag is en of je een man of vrouw bent,” vertelt Pieter van Dijk (35) over de cultuurverschillen die hem het meest opvielen tijdens de eerste weken van hun verblijf in Papoea. Samen met zijn vrouw Anja (38) en de kinderen Tjeerd (13), Janieke (11), Harm (9), Hanne (6) en Tom (1) leeft hij in een driecultuur: „Nederlands in huis, Amerikaans op de MAF-basis en een mix van Papuaans en Indonesisch daarbuiten,” legt Anja uit. „We konden ons hierop voorbereiden vanaf 2002. Eerst hebben we een jaar Bijbelschool gevolgd. Daarna liepen we stage in Zuid-Afrika. We woonden in North-Carolina voor de opleiding tot vliegmonteur, waarna we weer verhuisden naar Florida voor de internationale pilotenopleiding en het werk als vlieginstructeur aan een internationale pilotenopleiding. Daarna kreeg Pieter specifieke trainingen bij MAF-US in California en Idaho. Papoea was en is de plaats waar de meeste behoefte is aan nieuwe MAF-piloot-monteurs. Daarom kwamen we uiteindelijk, na jaren voorbereiding, hier terecht.” Pieter voegt toe: „Anja is heel goed in plannen en in het oplossen van problemen. Samen voerden we deze plannen uit. We mochten ervaren dat God ons in deze dingen de weg wees.”

Pieter en Anja kunnen genieten van de Papoease cultuur. „De mensen hier hebben alle tijd van de wereld. Ze zijn erg relaxed en denken niet ver vooruit. Het gebeurt regelmatig dat mensen bedenken dat er in Pieter z’n vliegtuig plek over is: ‘Ik kan eigenlijk ook wel mee,’ is dan hun reactie. Ze stappen dan zonder voorbereiding het vliegtuig in,” vertelt Anja. „Er is ook een grote sociale zorg voor familie, buren en stamgroep. Dat vind ik heel mooi. Als je op zoek bent naar iemand, is er altijd wel iemand die weet waar diegene is. Mensen leven echt in een groep. Je ziet dat ook bij de kinderen. Ze spelen nooit met één vriendje of vriendinnetje, maar altijd in een groep. Onze kinderen moesten zich hierin wel aanpassen.”


Visjes

Pieter valt het op dat mensen vertrouwen in God hebben en dit ook uitspreken. „Ik vloog laatst naar Kegata, een plek niet zover ten zuiden van Nabire. Daar aangekomen was er een jonge vrouw die graag haar visjes levend wilde meenemen. Ze deed er ongeveer twaalf in een plastic zakje met water. ‘Ik houd het wel vast op schoot,’ zei ze. Dat leek mij geen goed plan, want als het hele dunne plastic het begeeft tijdens de vlucht, liggen er straks een paar vissen tussen de roerpedalen te spartelen. Om maar niet te spreken van de roest en andere onaardigheden die het water kan veroorzaken als het door de vloer heen sijpelt en bij de elektriciteits- en besturingskabels kan komen,” vertelt de piloot. „Toen wilde ze het zakje in een keukenpannetje zetten. Maar dat kan natuurlijk nog omvallen in turbulentie. Af te lezen aan de teleurstelling op haar gezicht, was mevrouw erg gehecht aan haar visjes. Toen kwam ik op het idee om de hengsels van het plastic zakje aan het hengsel van het pannetje te knopen met een touw van de vliegtuigbelading. Zo hing ik het geheel op aan een haak in de staart van het vliegtuig waar de koffers en andere spullen altijd staan. De stripagent zei: ‘Ik zie dat de Heere jou de wijsheid geeft om dit probleempje op te lossen.’ Dat was een verwoording van ieders gedachte daar. Als Nederlanders kunnen we leren van dit eenvoudige vertrouwen als een kind. We wensen dat iedereen toe! Bijvoorbeeld om zonder probleem voor je Meester uit te komen. Op je werk, thuis, of waar dan ook. Je kunt stellen dat wij in een derde wereldland zitten om de mensen iets te leren en ze te helpen, maar in dit opzicht zijn het de lokale mensen die ons iets leren en ons op weg helpen,” zegt Pieter. Hij voegt nog toe: „De visjes haalden overigens veilig de kustplaats Nabire!”


Stevig onderwijs

Pieter en Anja missen in Papua wel de achtergronden van het geloof. „In Nederland gaan de preken meer in op achtergronden, dogmatiek en andere literatuur over een onderwerp. Dat waarderen we enorm. We beluisteren op het moment elke zondag een preek over de Dordtse Leerregels. Zulk eenvoudig en stevig onderwijs mis je hier totaal,” vertelt Anja. „De mensen zijn praktisch gelovigen in het leven van alle dag. De ‘theorie’ is minder of geheel niet aanwezig, waardoor je allerlei omwegen tegenkomt die niet Bijbels zijn. Zo was er bijvoorbeeld een predikant die geloofde dat de Heilige Geest in wijn zit, via de instelling van het Heilig Avondmaal. Daarom moest hij elke keer een slok nemen voordat hij ging preken. Ook komen er talloze vormen van syncretisme voor, die zich uiten als bijgeloof in sommige rituelen. Toen onze zoon Tom een paar maanden geleden koortsstuipen had, was onze helper in de huishouding ervan overtuigd dat satan in hem gevaren was. Daarom moesten we een schaaltje rode uien onder zijn neus houden en hem koffie laten ruiken. Dan zou hij er wel weer uit komen.”


Verse worst

De kinderen kregen eerst les van Anja zelf, maar dat was erg druk. Nu er een onderwijsvrijwilligster is, heeft Anja iets meer haar handen vrij. Ze vertelt: „Omdat je hier minder gemakken hebt dan in Nederland ben je veel drukker met het zorgen voor je eerste levensbehoefte. Je moet alles zelf maken en doen. Je kunt hier niet naar de slager voor een stukje kip of rundvlees, maar je koopt hier een hele kip of een stuk koe. Dit moet je allemaal verwerken en dat kost veel tijd. Je kieskeurigheid over hoe het in Nederland zou smaken, verleer je snel. Als het er een beetje op lijkt ben je al blij. Laatst slachtten we zelf een varken en hadden we echte verse worst!”

Bijna elke middag komt er een groep kinderen spelen bij familie Van Dijk. „De groep varieert van vier tot tien kinderen. Ze zijn gewend om buiten te spelen en weten een heleboel leuke activiteiten met dingen uit de natuur. Zo maken we pijl en bogen, slaapmatjes van een speciale boom in onze tuin, blazen we bellen met een afgebroken blad van een boom,” vertelt Anja. „Ook maken we meestal een vuurtje waarop we dan water koken voor thee of om een eitje te koken. Voor de warmte hebben we het vuur niet nodig, want het is hier echt heel warm. Meestal zo’n 33 graden,” lacht Anja. „Tijdens deze bezigheden kletsen we heel wat af en komen we zodoende veel te weten over de cultuur en gewoontes.”

Inmiddels nam familie Van Dijk al heel wat Papoease gewoontes over. „Je mag hier geen dingen met je linkerhand aanpakken of –geven. Dat is niet beleefd in deze cultuur. Daar houden wij ons dus ook aan,” legt Anja uit. „Ook is het erg onbeleefd om voor iemand langs te gaan. Als dat toch gebeurt, maak je een buiginkje en loop je, voordat je passeert, met je hand naar beneden vooruit voor hen langs terwijl je ‘permissie’ zegt. Als we in Nederland zijn, moeten we heel goed opletten dat we dit niet doen,” lacht ze. „Zeker als we net terug zijn, begin je soms aan zo’n ‘ritueel’, om vervolgens snel weer te stoppen.”

Drop

Weggaan uit Nederland en familie en vrienden achterlaten is niet leuk. „Vooral de eerste keer niet,” vindt Pieter. „Toch treedt er een zekere gewenning op. Een bijkomstig prettig effect vinden wij dat je elkaar nu soms beter leert kennen dan voorheen. In Nederland woont onze familie dicht bij elkaar en daardoor brachten we veel korte bezoekjes die een dieper contact in de weg kunnen staan. Als we nu in Nederland komen, heb je vaker ‘echt’ contact met elkaar.” Naast hun familie mist het gezin niet zo veel van hun vaderland. Elke twee jaar gaan ze twee maanden naar Nederland. „Dan genieten we wel volop van drop, hagelslag, vlees, brood en kaas,” zegt Anja. „Het is heerlijk om ouders, broers, (schoon)zussen, zwagers, neefjes, nichtjes, vrienden en gemeenteleden weer te ontmoeten. Ook is het heel fijn om te ervaren dat we onderdeel zijn van de kerkelijke gemeente. De kinderen gaan dan een poosje in Nederland naar school. Dat vinden ze geweldig.”

Anja en Pieter van Dijk zien dat hun kinderen dingen missen vanuit Nederland, zoals een sociaal netwerk. „Zelf zijn we gemotiveerd om culturele verschillen te overbruggen vanuit het besef dat God ons hier bracht. De kinderen hebben dat niet op deze manier,” zegt Pieter. „Toch is het erg verrijkend voor ze. Ze worden heel praktisch en zijn met relatief kleine dingen tevreden. Grotere of modernere dingen zijn gewoon niet beschikbaar. Ook leren ze al heel jong vanuit de levenspraktijk – vooral als het om medische zaken gaat  – hun vertrouwen op God te stellen. Dat is heel waardevol.”

Info: vandijk-maf.nl