Het mooiste aan zijn werk? Ouders in spannende momenten ondersteunen met een grapje en een arm om hen heen. Dat zegt neonatologieverpleegkundige Jozua van Duuren (55). „Daarnaast is het ontzettend gaaf om de veerkracht van kleine kindjes te zien,” zegt hij. „Een moeilijke kant is het beslissen of we doorgaan of stoppen met behandeling.”

Soms denken mensen dat hij de hele dag baby’s flesjes geeft en luiers verschoont. Maar het werk van Jozua van Duuren als neonatologieverpleegkundige op de neonatale intensive care unit (NICU) houdt heel wat meer in. Hij zorgt op de intensive care voor prematuren vanaf vierentwintig weken tot zieke baby’s van maximaal twee weken oud. „Het zijn de allerkleinsten binnen het hele ziekenhuiswezen,” vertelt Jozua. „Ze wegen soms maar vijfhonderd gram. Dat maakt steeds weer indruk. Als ik bij de supermarkt een pondje sperziebonen meeneem, denk ik soms: Het kindje dat ik vanochtend verzorgde woog evenveel.”

Het zijn niet alleen prematuren, maar ook baby’s die geopereerd moeten worden, een neurologische aandoening hebben of problemen met de bloeddruk ervaren. „Daarnaast geven we koelingstherapie aan baby’s die gereanimeerd werden na de geboorte. Ze worden drie dagen 33,5 graden gehouden, zodat de schade in het brein beperkt wordt. Op onze unit liggen zes à zeven baby’s. Per dienst ben ik verantwoordelijk voor de zorg van één of twee van hen. Ik geef hen voeding, verschoon luiers, geef hen medicijnen en zorg dat ze warm blijven.” Soms is er één-op-éénzorg nodig. „Dan ben je de hele dag druk met zo’n kindje. Continu moet er bloed gegeven en afgenomen worden. Of er moet heel snel medicatie gemaakt worden. Dat vergt veel van je.”

Niet van suiker
Vroeggeboren kindjes vergeten soms te ademen als hun hartslag daalt. „Je moet ze dan stimuleren. Ik aai eerst rustig over het buikje, geef een prikkel onder het voetje en grijp soms in door extra zuurstof te geven via een kapje op het gezicht. Ik blijf daarbij heel rustig en roep een arts als het echt niet gaat. 
Op ouders maakt dit enorm veel indruk. Ze zien je dan vaak als de held die hun kind gered heeft, terwijl ik mijn normale werk doe.”
Ouders vinden het zelf vaak spannend om hun vroeggeboren kindje aan te raken. „Als hun kind ligt te spartelen in de couveuse, zeg ik vaak dat ze hun handen op het kindje mogen leggen. Dat werkt troostend. Het kindje wordt er rustig van. 
Ouders laten dan heel langzaam hun handen zakken. Dan zeg ik dat hun kindje niet van suiker is. Het is wel klein, maar het kan best wat hebben.”

Kwetsbaarheid
Hij is onder de indruk van de veerkracht van de minuscule baby’s. „Soms denk je dat een kindje het niet gaat halen en knapt het toch op.”
Hij ziet ook hoe mooi kinderen geschapen zijn. „Het valt me altijd op hoe snel een prematuur kindje mijn vinger al vastpakt. Als ik die kleine vingertjes om mijn vinger zie gaan, zie ik een stukje van Gods schepping.”
Tegelijkertijd ziet Jozua ook de kwetsbaarheid van deze jonge levens. „Vooral als er medische problemen zijn. Bijvoorbeeld als een kindje een infectie krijgt. Hoe jonger het is, hoe zwaarder die binnenkomt. Er ontstaan snel problemen in de hersenen, zoals een bloeding. Dat wil je er niet bij hebben.”
Die kwetsbaarheid maakt dat je ouders geen voorspellingen kunt doen, leerde Jozua. „Er kwam eens een kindje binnen dat met dertig weken geboren was. Het had amper ondersteuning nodig en het zag er allemaal goed uit. Dus ik zei tegen de ouders dat het meeviel en dat het goed zou komen.
Ter afronding maakten we nog een echo van het brein en toen bleek dat het hele hersengebied onherstelbaar beschadigd was. Uiteindelijk is besloten om de behandeling te staken. Dat was moeilijk. Sindsdien doe ik geen beloftes meer. 
Aan het begin voelde ik me schuldig. Nu zie ik het als een leermoment. Ik hamer het erin bij de studenten die ik begeleid: Zeg nooit dat het goed komt.”

Lees het hele interview in de GezinsGids van 1 april 2025.