Voor kinderen zorgen en hun iets uit de Bijbel meegeven. Dat vindt Anita Kramer (39) het mooiste aan pleegmoeder zijn. „Onze pleegdochters kwamen alle drie als baby bij ons. Dat is vrij uniek,” vertelt ze. „En met hen kregen we er drie families bij.”
Tijdens een zomervakantie kwam via Euro-pa Kinderhulp een Frans jongetje bij Anita en Hendrik vakantie houden. „Drie weken mochten we voor hem zorgen. Toen waren we weer met z’n tweeën. Dat voelde vreemd. Een poos later zag ik een advertentie waarin stond: ‘We zoeken nog een hart met ruimte’. Dat kwam binnen.”
Het is een advertentie van een pleegzorginstelling. Hendrik en Anita vragen informatie op en besluiten een training te volgen. Na het eindgesprek zijn ze aspirant-pleegouders. Dan is het wachten op een telefoontje. Dat komt al binnen een maand. „Het was 4 augustus 2008, elf uur. Om half elf was er een meisje geboren waarvoor ze een pleeggezin zochten.”
Het is even crisis: binnen een uur kan het kind al komen. Maar dan blijkt dat de moeder een nacht in het ziekenhuis moet blijven. Dat geeft Anita en haar man iets meer tijd. Anita. „Allebei hadden we meteen het gevoel dat we hier geen ‘nee’ tegen konden zeggen.
Het was heel uniek. Zeker in die tijd kwam het bijna niet voor dat een kindje zo snel bij de moeder weggehaald werd.”
Ziekenhuiskleertjes
Anita en Hendrik belandden in een achtbaan. „We hadden een kamertje met een ledikantje, commode en kast, maar geen spullen voor een pasgeboren baby. We gingen meteen shoppen en werden ook overspoeld met spullen en kleertjes van mensen in onze omgeving.
De volgende ochtend werd Melody gebracht. Dat moment vergeet ik nooit meer. Twee mensen van de jeugdbescherming stonden voor de deur met een klein meisje in ziekenhuiskleertjes. Ze gaven nog wat informatie – bijvoorbeeld over hoe laat ze de laatste voeding had gekregen – en vertrokken toen.
We voelden ons een beetje in het diepe gegooid. Gelukkig kregen we hulp van mijn tante die in de kraamzorg werkte. Dat was heel fijn.”
Buidelen
Ook de tweede pleegdochter, Amina, komt als baby in het gezin. Anita, glimlachend: „Wij haalden haar zelf op in het ziekenhuis.”
De jongste pleegdochter, Alaiyda, wordt na 32 weken zwangerschap te vroeg geboren. „Ik moest toen elke dag naar het ziekenhuis om te buidelen voor de hechting. Daar lag ik tussen moeders die net bevallen waren. Ik was niet de moeder, maar lag er wel met een kind. Het kind van een ander. Dat was best raar.”
Doordat hun pleegdochters als baby bij hen kwamen, konden ze meteen werken aan de hechting. „Van pleegouders waar pleegkinderen op latere leeftijd in het gezin kwamen, hoor ik vaak van hechtingsproblematiek. Kinderen hebben bijvoorbeeld veel begeleiding nodig, moeten naar het speciaal onderwijs of volgen therapie. Daar hebben wij niet mee te maken. Dat is vrij uniek.”
Bezoekregelingen
Als je een pleegkind krijgt, krijg je er een hele familie bij, stelt Anita. „Dat is niet altijd makkelijk. De bezoekregelingen gaan bijvoorbeeld niet altijd vanzelf. Bij onze oudste ging het altijd soepel, maar onze jongste heeft haar moeder nog maar drie keer gezien.
Bij onze middelste is het helemaal lastig. Het was steeds een drama om naar haar moeder – die inmiddels niet meer leeft – toe te gaan. Ze wilde er niet heen. Dat was al zo toen ze nog een baby was. Ze krijste alles bij elkaar. Later mocht ik erbij blijven, als veilige basis voor haar. Waarschijnlijk ervoer ze het bezoek als te bedreigend en voelde ze de spanning van de ouders.”
Toen ze wat ouder werd, zocht Amina op zulke momenten Anita op. „Ze wilde naast mij zitten. De moeder was heel passief, maar haar vader was dwingend. Hij wilde per se een knuffel. Amina wilde dat niet en verzette zich. En dat vond hij dan weer heel moeilijk.
Vanuit het kind is het gedrag te verklaren, maar de ouders begrepen het niet. De vader zei eens: ‘Ze zat negen maanden in de buik van haar moeder, dus waarom doet ze zo?’ Op dit moment ziet ze haar vader om de maand.
Al verlopen de contacten soms moeizaam, toch vind ik het een verrijking. Het geeft een inkijkje in hun wereld. En je ziet wat een nood er in de wereld is.”
Rechtszaak
Het contact tussen pleegkinderen en biologische ouders verloopt vaker stroef, weet Anita. „Veel biologische ouders zijn boos, omdat ze niet voor hun kind mogen zorgen. Ze accepteren niet dat hun kind in een pleeggezin opgroeit.
Dat is op zich te begrijpen. Daarom vond ik het extra bijzonder toen de moeder van onze oudste pleegdochter zei dat ze ons eigenlijk als de ouders van haar dochter zag. Ze ziet dat haar kind het goed heeft. Ik vond dat heel bijzonder. En tegelijk ook heel verdrietig. Ik herinner me nog goed de rechtszaak waarin wij de voogdij over Melody kregen. Haar moeder zette vrijmoedig haar handtekening. Ze vond het goed dat wij alles zouden regelen.”
Lastig
Vanwege de problematiek die bij hun biologische ouders speelt, was het voor al onze pleegdochters uitgesloten dat ze bij hen zouden wonen. „Als een kind daar zou opgroeien, worden de problemen doorgegeven. Als pleegouders haal je hen uit zo’n milieu en kun je ze een nieuwe start geven. Dat vind ik bijzonder.”
Eenvoudig is het niet. Pleegouder zijn kost veel energie, merkt Anita. „Mijn broers en zussen hebben bijna allemaal kinderen en dat kost hen ook energie. Maar pleegkinderen hebben karaktertrekken die je niet herkent bij jezelf. Dat is weleens lastig. Daar moet je eerlijk over zijn.
Ook hebben pleegkinderen extra aandacht nodig. Ook voor bevestiging, dat ze mogen zijn wie ze zijn. In de puberteit ontwikkelen ze hun identiteit en dat is voor pleegkinderen extra moeilijk.
We voeren veel gesprekken. Over sommige dingen denken ze anders dan wij. We proberen alles open te bespreken, zodat de lijn openblijft en er geen dingen stiekem gebeuren.”
Bloedband
De biologische familie is erg belangrijk voor pleegkinderen, merkt Anita. „Onze tweede en derde pleegdochter hebben broers en zussen. Amina was zelfs al tante toen ze geboren werd.
Ik merk dat het contact met haar broer en zussen heel belangrijk voor haar is. Daarom probeer ik hen regelmatig uit te nodigen of bij hen langs te gaan.
Het initiatief daarvoor moet wel echt bij mij vandaan komen. Dat komt niet van hen. Ze zijn zelf ook pleegkind geweest en dat merk je in zulke dingen. Maar in het contact zie ik dat ze een bloedband hebben.”
Ze merkte het vooral toen Amina’s moeder overleed. Amina was toen negen jaar. „Ik nodigde haar broer en zussen uit om erover te praten. Die namen fotoboeken mee en deelden herinneringen over hun moeder. Het is goed dat ze een realistisch beeld meekrijgt van wie haar moeder was.”
Soms geeft contact ook juist moeilijkheden. „Pas zag Amina voor het eerst haar oma uit Marokko. De tijd erna was ze boos en had ze last van woedeaanvallen.
Dat is akelig, maar ik ben er vrij nuchter onder. Ik snap dat het heftig is voor haar. Ik probeer er niet zwaarder aan te tillen dan nodig is.”
Anita benoemt richting haar pleegdochters regelmatig dat het voor haar voelt alsof ze haar eigen kinderen zijn. „Vooral aan de middelste merk ik dat ze dat heel belangrijk vindt. Ze zegt soms ook uit zichzelf dat het voelt alsof ik haar eigen moeder ben.
Dan gaat er wel wat door me heen. Ik vind dat heel bijzonder. Het bevestigt dat er een sterke band is.”
Bagage
De pleegzorg heeft hun leven verrijkt, zegt Anita. „Als we dit nooit hadden opgepakt, dan hadden we platweg voor onszelf geleefd. Nu mogen we toch wat voor kinderen betekenen. Dat geeft meerwaarde aan ons leven. En we kunnen hun iets meegeven van de Bijbel.”
Dat geldt ook voor andere pleegkinderen, die soms maar heel kort in huize Kramer verblijven. „We krijgen soms de vraag waar we dat eigenlijk voor doen. Want die kinderen zijn er toch maar tijdelijk? Maar we merken dat dingen lang kunnen blijven hangen.
De jongen uit Frankrijk was hier maar drie weken en inmiddels is hij ver in de twintig. Toch hebben we nog steeds contact met hem. Goede ervaringen slaan ze toch ergens op.
Sommige pleegkinderen waren nog heel klein toen ze bij ons waren. Wat we ze meegaven, zijn ze inmiddels misschien allang vergeten. Toch geloof ik dat ze het ergens bewaren. Je weet nooit of het op latere leeftijd terugkomt en gezegend wordt.
Dat hoef ik ook niet te weten. Je mag altijd zaaien en ik mag weten dat het niet tevergeefs zal zijn.”
Gedoopt
Melody, Amina en Alaiyda zijn alle drie gedoopt. „Het was best een worsteling. Ik bad er veel voor. Ik zei dan: ‘Heere, U hebt hen toch niet zomaar bij ons gebracht? U had ze dan toch ook in een ander gezin kunnen zetten?’
Onze oudste pleegdochter werd gedoopt toen ze vier jaar was. Haar moeder wilde erbij zijn. Ze was nog nooit in een kerk geweest. De dominee bad voor haar en dat vond ze erg bijzonder.”
De jongste twee pleegmeiden werden vorig jaar gedoopt. „Amina heeft een Marokkaanse vader, die moslim is. Ik had nooit gedacht dat er voor haar een mogelijkheid zou komen, want de vader heeft geen gezag over Amina, maar moet wel toestemming geven. Toch bleven we ervoor bidden.
Zelf wilde Amina graag gedoopt worden. Als het in de kerk of op school over de doop ging, vond ze het jammer dat ze niet gedoopt was. De voogd vond het belangrijk dat ze zelf mocht beslissen.
Amina mocht erover vertellen in een een-op-eengesprek, zodat wij het niet konden beïnvloeden. De pleegzorgwerker zei achteraf dat ze dit heel goed kon.”
Ik ben er diep van overtuigd dat onze pleegkinderen door God aan ons gegeven zijn. Elke dag bid ik voor hen. Ze zijn alle drie gedoopt. Daar pleit ik op. Het is mijn worsteling: ‘Heere, wilt U ze in Uw weg leiden?’ Hoe groot zou het zijn als ze later de Heere voor eeuwig groot mogen maken. Dat is ons verlangen.”
Dit interview staat in de GezinsGids van 4 maart 2025.