Het begrip ‘ziel’ is complexer dan op het eerste gezicht lijkt. Christenen zijn gewoon om de ziel te zien als een bewustzijn binnenin de mens. De kern, van waaruit het denken en handelen voortkomt. De moderne wetenschap redeneert de ziel weg, als zou de mens louter materie zijn. Prof. dr. W. van Vlastuin: „De acceptatie van het begrip ziel geeft je de mogelijkheid om erover te spreken.”
Als hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme aan de Vrije Universiteit van Amsterdam staat prof. dr. W. van Vlastuin (52) voluit in de wetenschappelijke wereld. Tegelijkertijd dient hij de Hersteld Hervormde Kerk als rector van de predikantenopleiding en staat hij ’s zondags doorgaans twee keer op de preekstoel. In zijn werk en optreden verbindt hij de persoonlijke omgang met God, het buigen voor Gods Woord, met de actualiteit van het wetenschappelijke bedrijf. Hierdoor wordt hij geconfronteerd met vraagstukken die voor veel kerkmensen buiten beschouwing blijven. Tegelijkertijd dient hij hierdoor als gids voor jonge theologen, die met vallen en opstaan beide werkelijkheden proberen te verbinden. Zo ook rondom vragen die ‘de ziel’ betreffen, een begrip dat door de moderne hersenwetenschap wordt gereduceerd tot niets.
Hoe gaat u om met het begrip ‘ziel’?
„Als ik kijk naar mijn eigen prediking had ik aanvankelijk wat huiver om de ziel te thematiseren. Ik was bang dat ik de ziel dan te veel zou isoleren, zodat ziel en lichaam los van elkaar komen te staan. Ik was ook bang voor verinnerlijking en voor het drijven op gevoel. Bovendien had ik uit mijn theologiestudie argwaan meegekregen tegen de zelfstandigheid van de ziel waar ik niet zo goed mee om wist te gaan, omdat ik de goede antwoorden miste. Inmiddels ervaar ik wel vrijmoedigheid om zowel ziel als lichaam te thematiseren. Als je spreekt over de ziel geeft dat de ruimte en vrijheid om tevens over haar gesteldheden na te denken. De Bijbel geeft daar aanleiding toe. Jezus zegt: ‘En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel’. We lezen dat Paulus ernaar verlangt om ontbonden en met Christus te zijn. Blijkbaar is er geen sprake van een zielenslaap na het sterven, maar van bewustzijn. Ook de psalmdichters noemen de ziel. Denk aan de woorden: ‘O mijn ziel, wat buigt gij u neder?’ Wil je aan deze Schriftgegevens recht doen, dan moet je in de christelijke theologie de ziel thematiseren. Anders laat je de ziel vervluchtigen. De zielservaringen als angst, vrees en vreugde zoals we die tegenkomen in de psalmen zijn werkelijkheid. Deze noties vragen wel om een verantwoording; bijvoorbeeld naar de hedendaagse hersenwetenschap.”
Hoe spraken onze vaderen over de ziel?
„Het heeft ons iets te zeggen dat één van Luthers grote bezwaren tegenover de middeleeuwse theologie was dat er geen ruimte was voor de vragen van het hart. Minder bekend is trouwens dat Calvijn, voor hij zijn Institutie schreef, reeds een boek publiceerde over vragen rondom het zielsbegrip. Hij verzette zich tegen de gedachte dat de geest zou opgaan in de wereldgeest en daardoor geen bewustzijn meer zou hebben of de opvatting dat de ziel na het sterven in een soort slaap terechtkomt. Dit waren voor hem aangelegen punten. De strijd om het besef en het juiste begrip van de ziel is geen vraag van onze eeuw, het speelt al honderden jaren. Richard Baxter schreef in de zeventiende eeuw: ‘Het gegeven dat de ziel voor haar werkingen afhankelijk is van het lichaam, is volstrekt geen bewijs dat de ziel niet zonder het lichaam kan handelen. Aangezien het zeker is dat zielen een toekomstig leven hebben, is het dwaas om daaraan te twijfelen omdat we niet kunnen bevatten op welke manier zielen handelen zonder lichaam’.”
De professor vervolgt: „Gegevens uit de Schrift laten ons zien dat we over de ziel kunnen en mogen spreken. De acceptatie van dit begrip geeft de mogelijkheid het te hanteren. Het is niet zielig om de ziel onder woorden te brengen, hoewel bepaalde wetenschappers ons iets anders wil laten geloven. Ook als theologen dienen we ons bewust te zijn van ons spreken over de ziel. Dit heeft te maken met wat dr. W. Aalders aangaf in zijn publicatie: ‘De grote ontsporing’. Hij signaleerde dat de klassieke theologie ging over Christus en de ziel, terwijl de moderne theologie gaat over Christus en de wereld. Als wij de ziel en de zielservaring verliezen zodat het niet meer echt functioneert, zitten we blijkbaar op de wip naar de moderne theologie.”
Verder lezen? Het complete interview met prof. dr. W. van Vlastuin is gepubliceerd in de GezinsGids van 7 januari 2016.