Tijdens de zwangerschap van haar vijfde kindje voelde Coralien Rijsdijk (33) zich steeds zieker worden. Ze was bang dat één van de twee of zij beiden het niet zouden redden. Na vijfentwintig weken werd zoon Louie geboren. „’Is dat een kind?’ vroeg ik me af. Het leek net zo’n vogeltje dat uit het nest was gevallen. Een hulpeloos poppetje.”
Tekst C.A. Schipaanboord-de Vos beeld Anna Hage
Vanaf het begin van haar zwangerschap had Coralien veel buikpijn. „Ik werd van het kastje naar de muur gestuurd. Niemand wist wat er echt aan de hand was. Met achttien weken vloeide ik erg, maar dat stopte weer. De placenta lag aan de onderkant en dat geeft vaker bloedingen,” vertelt Coralien.
„Bij twintig weken dacht de verloskundige een stolsel in de baarmoeder te zien, maar een andere echoscopist zag dat weer niet. Ik kreeg bij tweeëntwintig weken weer erge bloedingen en werd opgenomen in het ziekenhuis.
Het werd alleen maar erger. Op den duur was m’n Hb nog maar 3,3. Ik kreeg bloedtransfusies en voelde me heel erg ziek. Ook had ik koorts. Ze wisten nog steeds niet wat er aan de hand was.
De gynaecoloog zei dat hij geen bloed kon blijven geven als ik het even snel weer verloor. ‘We gaan er ten eerste voor om jou te redden’, zei hij. Dat vond ik heel heftig. Ik hoopte dat het kindje zou blijven zitten tot de termijn dat het geboren kon worden.”
Ontsteking
Het leek beter te gaan, dus Coralien mocht weer naar huis. Een kleine week later begon het bloedverlies opnieuw en werd ze weer opgenomen. „Met net vijfentwintig weken kreeg ik opeens om de vijf minuten weeën.
Het ziekenhuis in Rotterdam was vol en ik werd met spoed naar het Máxima MC Veldhoven gebracht. Ze konden de weeën stoppen en maakten een echo,” vertelt Coralien.
„De gynaecoloog zag een groot stolsel in mijn baarmoeder dat helemaal ontstoken was. Daar kwam de koorts vandaan. Ook had ik inmiddels bloedvergiftiging. Ik was enorm ziek en kreeg antibiotica, weeënremmers en longrijpingsprikken voor het geval de baby zou komen.”
Paniek
Het was heel heftig voor Coralien. „Ik was bang dat het fout zou gaan en dat één van de twee of wij allebei het niet zouden redden. Die onzekerheid was naar.
Op een gegeven moment had ik zoveel pijn in mijn buik dat ik eigenlijk wilde dat het kindje geboren zou worden. Slapen lukte niet meer. Ik mocht alleen op mijn zij liggen en die kant deed erg zeer, dus dat ging eigenlijk niet. Maar anders had de baby een verkeerde hartslag.
Ik was totaal uitgeput,” vertelt ze. „Voor het eerst ervaarde ik dat je dingen echt niet zelf in de hand hebt, hoe graag je het ook wilt. Ik probeerde lang om zelf een zekere invloed op de situatie te hebben, maar dat gaf juist veel onrust.
Ik weet nog dat ik op een nacht waarin ik in paniek was omdat ik niet meer wist hoe het moest, alles over mocht geven aan de Heere. Daarna voelde ik me veel rustiger. Eigenlijk moeten we zo altijd alles in Zijn hand leggen. Hij weet wat het beste is.”
Hulpeloos poppetje
Na vijfentwintig weken en twee dagen zwangerschap waren de weeën van Coralien niet meer te stoppen. „Ons kindje zou geboren worden. Er stond een heel team klaar. Een aantal mensen om mij te begeleiden bij de bevalling en een aantal om het kindje op te vangen. Dat vond ik indrukwekkend.
Ik was heel bang. Omdat het kindje misschien niet zou leven, maar ook voor wat ik ging zien. Ik had geen idee hoe zo’n kleintje eruitzag.
Normaal gesproken mag je vooraf op de couveuseafdeling kijken en krijg je een kindje te zien van dezelfde termijn, zodat je een beeld hebt. Maar het was coronatijd, dus dat ging niet,” legt ze uit.
„Ik was verbijsterd toen ik Louie voor het eerst zag. Hij kwam er min of meer uit gevlogen en lag toen op het bed. Is dit een kind? Is dat mijn kind? Dat ging er door mij heen. Het was net zo’n vogeltje dat uit het nest was gevallen. Een hulpeloos poppetje van 830 gram en 32 centimeter.
Ik hoorde een geluidje en dat luchtte mij op. Hij leefde in ieder geval! Daarna luisterde ik wat de mensen zeiden. Ik ben zelf verpleegkundige en herkende best veel termen. Ze waren heel rustig.”
Schelp
Doordat ze mee mochten doen aan een studie, werd Louie op een soort schelp boven Coraliens buik gelegd. Daar deden ze allerlei handelingen met hem. „Ik kon het goed zien en mocht zijn handje pakken of voetje vasthouden. Louie ademde meteen zelfstandig.
Na een kwartier mocht hij even op mijn borst liggen. Dat waren heel bijzondere momenten. Daarna werd hij meegenomen en brachten ze via zijn navel een lijn in naar zijn hart en lever. Die handeling duurt tweeënhalf uur. Dat doen ze zodat ze zo’n kindje niet vaak hoeven te prikken. Via de ene lijn meten ze de bloeddruk en via de andere dienen ze medicatie toe.”
Halve milliliter
Toen kreeg Coralien het bericht dat ze al snel met ontslag mocht. „Dat overviel me. We leefden zo naar de bevalling toe, dat we totaal niet bezig waren met wat daarna kwam.
Bovendien was ik heel ziek geweest en voelde ik me nog erg zwak. Ik had het gevoel dat nu alles om Louie draaide en dat ik als moeder opeens een beetje vergeten werd,” vertelt ze.
„Ik mocht nog een nacht blijven en ging de volgende dag over naar het Ronald McDonald Huis. Louie verbleef op de nicu-afdeling. Daar ging de rollercoaster verder.
Ik moest kolven, maar de borstvoeding kwam totaal niet op gang. Voor zulke kindjes is het juist heel belangrijk om borstvoeding te krijgen.
Elke druppel brachten we naar het ziekenhuis. Het personeel had ook gezegd: al is het maar een druppel. Louie kreeg trouwens ook maar een paar druppels per keer. Aan het begin een halve milliliter voeding en dat twaalf keer per dag. Het was allemaal ontzettend intensief.”
Buidelen
Na de geboorte van hun andere vier kinderen voelde Coralien meteen dat het háár kind was. Dat ervaarde ze nu anders. „Ik kwam op de couveuseafdeling en daar lag Louie met allerlei slangetjes en toestanden. Dat voelde heel raar. Ze zeiden dat ik hem eruit mocht halen en hielpen me daarmee. Toen mocht ik met hem in de speciale buidelstoel zitten. Dat moest minstens een uur achter elkaar. Ze verplaatsen zo’n kindje zo min mogelijk, anders is het te vermoeiend,” legt ze uit.
„Ik buidelde zo’n vijf uur per dag. Mijn man buidelde ’s middags een poos als ik rustte.
Mijn man bleef gelukkig de hele tijd bij mij in het Ronald McDonald Huis. De eerste tijd kon ik niet zelf naar het ziekenhuis lopen, omdat ik zo verzwakt was. Hij bracht me dan met de rolstoel. Louie moest zeven weken in Veldhoven blijven.”
Open ductus
Louie ademde zelfstandig, maar kreeg ondersteuning van een machine. Het ging heel voorspoedig. „Dat vonden we bijzonder. Om ons heen zagen we prematuur kindjes die hersenbloedingen of een darminfectie kregen of van wie de oogjes niet goed waren.
Louie had wel een open ductus, dat is een ruisje bij zijn hart. Maar dat ging dankzij medicijnen snel dicht. Ook had hij regelmatig dipjes. Dan stopte zijn ademhaling even. Dat komt vaak voor, omdat deze kindjes door onderontwikkeling vergeten te ademen,” vertelt ze.
„Aan het begin vond ik het elke keer spannend hoe we hem aan zouden treffen. Of ik was bang dat we gebeld zouden worden en dat we moesten komen.
Ik zei tegen een verpleegkundige dat we zeker bij de dag moesten leven, maar ze zei: bij het uur. Zo snel kon het veranderen. Dat vond ik heel spannend, maar op den duur kreeg ik er vertrouwen in.”
Afscheid
De hele situatie had veel impact op de andere kinderen van het gezin. „Toen ik opgenomen werd, namen mijn ouders de kinderen in huis. Dat was voor mijn ouders heel wat om weer vier kleintjes in huis te hebben. Maar voor de kinderen was het ook heftig om opeens bij je ouders weg te zijn.
Bij opa en oma ging het heel goed. Soms bezochten ze ons in het ziekenhuis of Ronald McDonald Huis en het afscheid nemen daarna was drama. Voor hen was dat vreselijk, maar ook voor ons. Vooral Manninne had daar veel last van,” vertelt ze.
„Op mij had dat ook veel impact. Ik had het gevoel dat ik voor één kind koos, terwijl ik er vijf had. Ik wilde moeder zijn voor al onze kinderen, maar dat ging niet. Daar leed ik onder.”
Kiezen
Coralien en haar man merkten dat mensen hen niet begrepen en dat vond Coralien erg lastig. „Na een week vroegen ze bijvoorbeeld waarom Roelof nog niet aan het werk was en waarom hij steeds in het ziekenhuis was. Ook vroegen ze waarom we niet eens een dagje iets gingen doen met de andere kinderen.
Mijn man is daar nuchter in. ‘Zij kennen de situatie niet en snappen niet waar we in zitten’, zei hij. Maar ik had er veel last van en was bang dat ik verkeerde keuzes maakte,” vertelt ze.
„Ik was juist heel blij dat Roelof al die tijd bij me was, want ik had niet geweten hoe ik het alleen moest doen. Louie is niet alleen mijn kind, maar ook zijn kind. Bovendien was ik zwak en ik moest ook mijn eigen kamer schoonmaken en de was doen. Dat kon ik niet alleen.
Gelukkig werd ik goed begeleid door een psycholoog in het ziekenhuis. Ze liet me zien dat ik niet anders kon dan kiezen voor de beste optie in deze situatie. Dat hielp mij, maar ik heb lang de tijd nodig gehad om dit te verwerken.”
Breda
Na zeven weken werd Louie naar het ziekenhuis in Breda gebracht, naar de High Care-afdeling. De reistijd hierheen was een uur voor Coralien en haar man. „Ik vond het heel naar dat ons kind zo ver weg was.
In het ziekenhuis sliep ik niet goed, dus ik besloot ’s nachts thuis m’n rust te pakken. Dan kon ik er overdag weer voor Louie zijn. Ik was er van ’s ochtends acht uur tot ’s avonds een uur of acht. Mijn man kwam uit zijn werk naar het ziekenhuis. Onze kinderen woonden nog bij mijn ouders,” vertelt ze.
„Vanaf zo’n drieëndertig weken ademde Louie helemaal zelfstandig en begon hij gedeeltelijk zelf aan de borst te drinken. Na zeven weken in Breda mocht Louie naar Bergen op Zoom, naar de zuigelingenafdeling. Hier had hij alleen nog een sonde. Vlak voordat hij na zeven weken écht naar huis mocht, ging de sonde eruit en was Louie sterk genoeg om alle voedingen te drinken.”
Praten
Coralien en Roelof ontdekten dat ze de gebeurtenissen anders verwerken. „We hoorden dat best veel relaties stuklopen door situaties zoals wij meemaakten. Daar schrok ik van en we wilden daarvoor waken.
Je moet elkaar echt ruimte geven om het op je eigen manier te verwerken. Ik ben een prater en ik verwerk dingen door erover te praten. Achteraf vertelde ik het verhaal vaak aan mensen in mijn omgeving, totdat er steeds minder emotie bij kwam kijken. Zo kreeg het een plekje,” vertelt ze.
„Roelof is niet zo’n prater en ik dacht dat hij geen last van de hele situatie had. Dat frustreerde mij eerst. Maar hij verwerkte alles op een andere manier.
Ook hierin werden we goed begeleid en we leerden elkaar daarin de ruimte te geven. Uiteindelijk bracht deze intensieve periode ons juist dichter bij elkaar”
Bang
Ook op de andere kinderen had de situatie impact. „Vooral de meiden waren lange tijd heel bang dat ik ineens weg zou gaan.
Het gebeurde twee keer dat ik onverwachts ’s nachts opgenomen werd. Ik had de kinderen naar bed gebracht en toen ze ’s ochtend wakker werden, was ik weg. Als ik nog eens in zo’n situatie kom, ben ik van plan hen wakker te maken om het hen te vertellen,” vertelt Coralien.
„Verder merkte ik dat de kinderen dachten dat de situatie met Louie normaal was. Toen ik opnieuw zwanger raakte, gingen ze ervan uit dat ze weer lange tijd ergens anders moesten wonen.
We legden vaak uit wat een ‘gewone’ situatie is, maar daar konden ze zich niets bij voorstellen. Het lastige is dat we ook niets konden beloven, want je weet niet of alles goed zal gaan.”
Pittige peuter
Aan Louie merkt Coralien niet veel van zijn vroeggeboorte. „Hij is een pittige peuter. We merken dat hij sterk reageert op prikkels en dat is wel kenmerkend voor zulke kinderen. Verder is hij heel gezond.
Je hoort vaak dat prematuur kindjes gevoelig zijn voor griepjes, maar hij doet lang niet altijd mee met zijn broers en zussen. Hij lijkt een sterk jongetje geworden, zonder groeiachterstand. Hij eet, drinkt en praat goed,” vertelt ze.
„Dat is heel fijn. Want onbewust maak je je zorgen over hoe hij zich zal ontwikkelen. Waar ik bij de andere kinderen veel vanzelfsprekend vond, is bij Louie elk stapje heel bijzonder.”
Liefde
Ondanks dat het een pittige periode was, kijkt Coralien er positief op terug. „Ik zou het niet nog een keer willen meemaken. Maar het bracht ook mooie momenten. Bijvoorbeeld dat Roelof en ik de eerste periode van Louie samen intensief voor ons kind mochten zorgen.
Ook waren we blij met alle mensen om ons heen. Het was bijzonder hoeveel mensen er in touw waren om ons te helpen. Mijn moeder zorgde voor onze kinderen en haar buurvrouw kwam bij haar poetsen, om mijn moeder te ontlasten.
Maar ook veel andere mensen hielpen. We hoefden niets te vragen, alles werd geregeld. We ervaarden hoe waardevol een sociaal netwerk is,” vertelt ze.
„Daarnaast vonden we de begeleiding in alle ziekenhuizen heel fijn. De mensen zorgen voor je kind alsof het hun eigen kind is. Zo liefdevol en rustig. Je durft je kind dan gerust achter te laten. We ervaarden heel veel liefde in die periode.”
Dit artikel verschijnt in de GezinsGids van 14 november 2024 D.V., als onderdeel van een tweeluik over ‘premature kindjes’, in kader van het Week van het Leven.