alleenmoeder_-_kopieVorig jaar, op haar verjaardag, verloor Eva (26) haar oudere broer Hans. Na een langdurige, psychische ziekte maakte hij een einde aan zijn leven. Ook Jessica (18) moet haar broer missen. „Als kind probeerde ik er voor Richard te zijn, maar ten diepste wist ik dat ik hem niet kon helpen.”

 

Jessica en Eva verloren allebei hun broer aan zelfdoding

Het moment dat Jessica van haar ouders hoorde dat haar broer was overleden, is nu vijf jaar geleden. Het staat in haar geheugen gegrift. „’s Ochtends vroeg kwamen ze beiden met gebogen hoofd mijn slaapkamer in. Dat was voor mij een teken dat er iets mis was, iets vreselijk mis. Beiden op de knieën, aan weerszijden van mijn bed, vertelden ze dat Richard er niet meer was. Ik wilde en kon het niet geloven. Ik heb lang, heel lang gehuild.” Voor die tijd was Richard (toen 15) een jaar lang psychisch ziek. Jessica: „In die tijd wilde hij al verschillende keren een einde aan zijn leven maken. Als omstander is het onmogelijk te begrijpen waarom iemand zulke gedachten heeft.”

Ook Eva (26) heeft een broer verloren aan suïcide. Hij was een jaar ouder dan zij. „Het is een groot vraagteken in mijn leven. Hoe heeft God dit toe kunnen laten? Hans was heel erg ziek. Alsof er een kanker woedde in zijn hoofd. Hij overleed vorig jaar, op mijn verjaardag. Ik was verstomd, verbijsterd.” Tegelijkertijd weet ze dat hij het niet zomaar, in een opwelling gedaan heeft. „Al vanaf de puberteit had hij het heel moeilijk. Omgaan met anderen vond hij lastig. In zijn beroep moest dat echter continu en daarnaast was hij vaak lange tijd van huis. Ook was hij heel perfectionistisch. Zo moest hij ook in Afrika werken en ervoer daar dat hij niet iedereen die zijn hulp nodig had kon helpen. Voor hem was dat een traumatische ervaring. Daar was hij niet tegen opgewassen, maar hij liet er ons maar weinig van merken. Ik weet niet of we hem toen ook wel genoeg begrepen hebben.”

 

Diagnose

Richard was nog erg jong toen hij psychisch ziek werd, weet Jessica. „Dat zorgde er ook voor dat niemand kon vaststellen welke ziekte hij precies had. Mijn broer is twee keer opgenomen geweest en intensief onderzocht, maar daar kwam niets uit. Hierdoor vind ik het extra moeilijk om concreet met anderen over de tijd dat Richard ziek was te praten. Niet iedereen begrijpt dat.”

Ook Hans heeft nooit een officiële diagnose gekregen. Eva: „De eerste keer dat hij werd opgenomen in een psychiatrische inrichting zijn er veel gesprekken met hem geweest. Hij wist dat de hulpverleners op een gegeven moment met een diagnose en een behandelplan zouden komen. De dag daarvoor liep hij weg. Ik denk dat hij er bang voor was om dit te horen. Hij kwam naar huis, en zei: ‘Ik hoef al dat gezeur niet’.”

Hans praatte niet graag over zichzelf. „Niet hij was het probleem, maar de armoede in deze wereld. Daar dacht hij vaak over na en daar wilde hij het dan ook over hebben met hulpverleners. Hij wilde het liefst ook geen medicijnen gebruiken.” Op een gegeven moment deed hij, door zijn polsen door te snijden, een poging om zichzelf om het leven te brengen. „Maar onverwachts kwam mijn jongere broer toen thuis. Hij heeft onmiddellijk eerste hulp verleend, waardoor Hans het overleefd heeft. Achteraf heeft Hans hem verschillende keren verweten dat hij dit niet had mogen doen. Maar als familie wisten we dat God, door Hans’ leven te sparen, daar Zijn bedoeling mee had. We waren er dankbaar voor dat hij nog langer bij ons mocht blijven.”

 

Spelletjes

Uit haar omgeving kwam veel onbegrip, herinnert Jessica zich. „Mensen vroegen zich af of Richard zich niet aanstelde of misschien aandacht wilde. Mijn ouders wisten wel beter.” Als meisje van twaalf jaar wist Jessica ook heel goed dat haar broer ziek was. „Ik was extra zorgzaam en gaf hem extra aandacht. Elk gezinslid probeerde hem te helpen,” legt Jessica uit. „Als kinderen kochten we vaak wat kleins voor hem, om hem op te vrolijken. En als ik merkte dat het niet goed met hem ging, ging ik een spelletje met hem doen. Op die manier probeerde ik hem af te leiden van zijn problemen en gedachten, in de hoop zo iets voor hem te kunnen betekenen. Maar tegelijkertijd wist ik ook dat ik hem ten diepste niet kon helpen.”

Ook Eva probeerde regelmatig met haar broer te praten, om er op die manier voor hem te zijn. „Maar hij kon niet geloven dat iemand van hem kon houden en dat wij hem een leuke broer vonden. Dat kwam niet bij hem binnen, het landde niet. Zo sterk was zijn ziekte, zo minderwaardig dacht hij over zichzelf. Een tijd lang deed hij zelfs niet mee met het avondeten en at hij ‘s avonds laat dat wat over was. Hij vond het niet alleen moeilijk om gezellig met ons mee te doen, maar vond zichzelf er ook te min voor.”

Toch leek Hans niet op zijn plek te zijn op de PAAZ-afdeling (Psychiatrische Afdeling van het Algemeen Ziekenhuis). „Hij zag er helemaal niet depressief uit. Hij rende over de afdeling en leek heel wilskrachtig. Hij zag het leven somber in, maar kon zich tegelijkertijd heel jongensachtig gedragen. Hij voldeed aan geen enkel ziektebeeld. Ik herinner me hem als een sportieve broer. Hij was heel sterk. Dat iemand met zo’n gezond lichaam zó ziek kan zijn …”

 

Verdwenen

Toen hij weer thuiskwam, ging het niet goed met Hans. Regelmatig waren er aanvaringen. Op een gegeven moment verhuisde hij daarom naar het huis van één van zijn broers, Rutger, die in een andere stad op zichzelf woonde. „Dat was een nieuw begin voor hem. Toch praatte hij er nog vaak over dat hij zelfmoord zou willen plegen. Tegen de hulpverleners zei hij dat echter niet. Toen mijn broer dat aan hen doorgaf, zeiden ze dat ze niets met die informatie konden.” Op een gegeven moment was Hans verdwenen. „We hebben toen zo veel voor hem gebeden. Hij bleef een hele dag en nacht weg en had gedacht dat wij daar wel blij mee zouden zijn. Toch ging hij daarna weer terug naar Rutger.”

Eva hoorde deze verhalen alleen via haar ouders en andere broers. „Zelf was ik toen al getrouwd; ik zag Hans in die tijd niet zo heel vaak. Wel heb ik bewust als eerste aan hem verteld dat ik zwanger was. Dat vond hij leuk voor ons. Via Rutger begreep ik dat hij het niet zag zitten om naar mijn verjaardag te komen, maar dat hij wel naar de baby wilde komen kijken als die geboren zou zijn. Ik vond het heel mooi om dat te horen; het liet een stukje betrokkenheid zien. Later hebben we ons zoontje ook naar hem vernoemd.”

De maandag na het weekend waarin Hans verdwenen was, was Eva jarig. „’s Ochtends hadden mijn ouders al gebeld om me te feliciteren. Ik had een leuke dag gehad en vond het vreemd dat ze ‘s avonds nog een keer belden. Het was verbijsterend om te horen wat ze zeiden. Hans had een briefje geplakt op Rutgers woonkamerdeur: ‘Ik heb mezelf opgehangen.’ Rutger was toen naar binnen gerend om te zien of hij Hans nog kon redden. Maar daarvoor was het al te laat. Zo vond hij hem. Het was zo onverwacht. Ergens wist ik wel dat er een kans op herhaling was, maar toch ga je er niet van uit dat het inderdaad gebeurt.”

 

Herinneringen

De week tussen het overlijden van Hans en zijn begrafenis was Eva bij haar ouders, waar hij opgebaard was. „Voor het eerst en voor het laatst konden we hem weer knuffelen. We hadden hem al jaren geen kus meer kunnen geven. Nu kon dat weer.” Heel de week bleef de familie bij elkaar. „We hebben in die week zo veel herinneringen opgehaald, ook aan de tijd voordat Hans ziek was. We hebben een goede tijd met elkaar gehad, dat moeten we niet vergeten.”

Ook Richard werd, na zijn overlijden door zelfdoding, thuis opgebaard. „Als gezin werden we die tijd geleefd,” beschrijft Jessica. „Er was veel medeleven en dat was fijn, maar eigenlijk heb je genoeg aan je eigen verdriet.” Tot na de begrafenis bleef Jessica thuis. „Ik heb veel tijd doorgebracht naast de kist.” Pas toen Richard begraven was, kwam de werkelijkheid op haar af: „Er brak een nieuwe periode aan, zonder mijn broer.”

En die periode was niet makkelijk. „Na het sterven van Richard kreeg ik al snel lichamelijke klachten. Er werd een burn-out geconstateerd. Mij werd aangeraden hulp te zoeken en te praten over de dingen die me bezighielden. Achteraf ben ik blij dat ik dat gedaan heb.” Jessica praatte voor die tijd liever niet over de doodsoorzaak van haar broer. „ Een psychische ziekte als doodsoorzaak maakte de situatie voor mijn gevoel nog moeilijker.” Ze begrijpt dat het ook voor de omgeving lastiger is om met zoiets om te gaan. „Zelf denk ik dat het soms beter is om te zwijgen, dan iets te zeggen wat onbedoeld heel confronterend is.”

Meer over dit onderwerp leest in de GezinsGids van 15 november 2012