In de gierende wind en met natte kleren door de dakgoot klimmen. Mies Janse-van der Hart (82) herinnert zich de bange nacht van de watersnoodramp in 1953 nog goed. Later maakte ze er een schilderij over, waarmee ze een prijs won. Dat stimuleerde haar om meer te gaan tekenen en schilderen, wat ze nog dagelijks doet. „Ik wil woekeren met het talent dat de Heere me gaf.”
Tekst C.A. Schipaanboord-de Vos beeld Anna Hage
Een aantal nachten slapen op een boerderij met allemaal vreemde mensen. Dat is één van de eerste herinneringen die mevrouw Janse heeft aan haar kindertijd. „Ik was drie jaar en het was oorlog. Op een gegeven moment moesten we vluchten naar de polder, want de Vlakebrug werd gebombardeerd. Wij woonden in Kruiningen, dus dat was vlakbij. We sliepen een paar nachten op de deel van de boerderij, totdat het gevaar voorbij was. Ik kan me niet herinneren dat ik bang was. Mijn vader, moeder, broer en zus waren erbij, dus ik voelde me veilig,” vertelt ze. Glimlachend voegt ze toe: „Ik weet nog goed dat ik toen zweren had. Op een gegeven moment kwam er een hondje en die likte mijn zweren. Later dacht ik wel eens: ik ben net als Lazarus.”
Gierende wind
Een andere herinnering die mevrouw Janse nooit meer vergeet, is van de watersnoodramp. Ze was toen tien jaar. „Ik weet nog goed dat we met ons gezin op zolder zaten. Het water kwam hoger en hoger. Je hoorde allemaal geluiden, zoals de gierende wind, loeiende koeien en hinnikende paarden. Het geluid van de dieren stopte op een gegeven moment. Als kind snapte ik wel dat ze verdronken waren,” vertelt ze. „Ik was heel bang. Op een gegeven moment merkte ik dat mijn ouders in paniek raakten. Want wat moesten we beginnen als het water op zolder kwam? Op een gegeven moment gingen we met z’n allen op de knieën en deed mijn vader een gebed. Dat maakte heel erg veel indruk op mij. Er was angst en er werd om hulp gevraagd.”
Door de goot
Mevrouw Janse’s vader maakte op een gegeven moment een gat in het dak om een uitweg te creëren. „Mijn vader riep naar de buurman aan het einde van de rij en die maakte ook een gat in het dak. Ons huis stond met de achterkant tegen een andere huizenrij aan. Door de goot tussen deze twee daken klommen we naar de buren toe. De storm raasde onverminderd door en toen we door de goot liepen, ging het nog sneeuwen ook. Het was ontzettend koud en we waren nat,” herinnert ze zich. „We zochten de buren op voor steun, maar ook omdat hun huis beter te zien was voor de redders. De buurman hing een vlag en groot wit laken buiten. Steeds kwam er een boot langs, maar die voer voorbij. Het was een bange nacht,” vertelt ze. „Op een gegeven moment stopte er een roeiboot waarin we geëvacueerd werden.”
Mezelf kwijt
Het gezin werd naar Goes gebracht en woonde daar ruim een half jaar bij andere mensen in. „Angstig vroegen we ons af of iedereen nog leefde. Drie mensen uit de familie van mijn vader waren verdronken,” vertelt ze. „Ons huis kon niet meer opgeknapt worden. We waren alles kwijt, behalve de kleren die we die dag aan hadden. Na ruim een half jaar kregen we een eigen huis in Goes. Ik ging daar ook naar school. De ramp had veel impact op mij. Ik was mezelf een beetje kwijt, vooral dat eerste jaar. Ik was altijd de evacuee op school. Bovendien was ik opeens weg uit mijn vertrouwde woonplaats, waar mijn familie en vriendinnen woonden. Anderzijds voelde ik me toch ook veilig, omdat we als gezin compleet waren.”
‘Niet uit’
Toen mevrouw Janse vijftien was, maakte ze een klein schilderij over haar ervaringen met de watersnoodramp. „Ik zat op de rijkskweekschool en leerde voor kleuterleidster. Mijn tekenleraar zag wel wat in mij en stimuleerde mij heel erg. We tekenden altijd op schoolborden in een groot tekenlokaal. Aan het einde van de lees schreef hij bij mijn tekening altijd ‘niet uit’. Het mocht niet uitgeveegd worden. Ik werkte met zwart krijt op een zwart bord om een bijzonder effect te krijgen. Dat vond hij helemaal geweldig,” glimlacht ze. „Hij wees mij op een wedstrijd van UNICEF, een hulporganisatie voor kinderen in rampgebieden. Ik schilderde ons gezin in de golven en won daarmee de eerste prijs. Dat stimuleerde mij des te meer om het talent dat de Heere me gaf te gebruiken.”
Het Woord
Tijdens een tekencursus bracht mevrouw Janse’s leraar haar in contact met stichting Dovenzorg. „Hij tekende daarvoor, maar stopte ermee. Toen nam ik het van hem over. Ik maak bijvoorbeeld illustraties voor lesboekjes voor catechisatie, uitgaande van Dovenzorg. Mensen die doof zijn, hebben vaak weinig woordkennis. Daarom staan er ter verduidelijking plaatjes bij,” legt ze uit. „Ik lees altijd eerst het Bijbelverhaal in de context en bedenk dan hoe ik het kan verbeelden. Zo ben ik dan met het Woord bezig en dat vind ik fijn.”
Kaarten
Ze staat op en haalt een doos met daarin wat voorbeelden van haar werk. Ze houdt een set kaarten omhoog met prachtige illustraties. „Deze maakte ik voor de thuisfrontcommissie van het Deputaatschap Israël om te verkopen. Er staan Bijbelse taferelen op. Kijk, dit is het dienstmeisje van Naäman.” Ze draait de kaart om. „’Tegen wie kun jij goede dingen over God vertellen?’, staat er op de achterkant. En deze is van de wonderbare spijziging. Daar staat op de achterkant: ‘Wat kun jij aan de Heere geven?’. Ik maak zoiets ontzettend graag. Mijn hart ligt in de Bijbelse dingen. Ik hoop dat kinderen erover na gaan denken of er met hun ouders over praten, zodat het een opstapje is naar het Woord.”
Volksschilderkunst
Ook voor de BimBam maakte mevrouw Janse een tijdlang tekeningen voor een vervolgverhaal. „Meestal teken ik eerst met potlood, dan met pen en ik kleur het in met plakkaatverf. Jaren geleden was de volkschilderkunst populair.” Ze haalt een dienblad tevoorschijn wat beschilderd is met bloemen. „Ik beschilderde allerlei voorwerpen en verkocht die voor de vrouwenvereniging. Ook kreeg ik particuliere aanvragen. Ik beschilderde bijvoorbeeld veel melkbussen. Mijn man schuurde ze voor me.” Ze slaat een fotomapje open en laat wat foto’s ervan zien. „Ik deed het graag, omdat ik er mensen een plezier mee deed. Maar nu houd ik me voornamelijk bezig met Bijbelse taferelen. Dat vind ik veel mooier en het heeft een andere dimensie. Zo maakte ik bijvoorbeeld elke week een plaatje bij het Bijbelverhaal voor de kinderbijbelclub in de wijk. Ook werkte ik mee aan een project voor de GBS. Dat ging over moeilijke woorden in de berijmde Psalmen die kinderen op school moeten leren. Ter verduidelijking maakte ik daar afbeeldingen bij.”
Gekregen
Tekenen en schilderen is een mooie tijdvulling, vindt mevrouw Janse. „Zeker na het sterven van mijn man en later toen de kinderen uit huis waren. Ik ben veel alleen en vooral ’s avonds vind ik het heerlijk om te doen. Ik ben dankbaar dat ik het kan,” zegt ze. „Ik geniet ook van de samenwerking met anderen hierin. Mensen komen met een vraag, bijvoorbeeld of ik een boekje wil illustreren of hun trouwtekst wil schilderen. We bespreken dan hoe ze het willen hebben. Ik schilder met veel plezier en ben blij dat ik mensen zo kan helpen. Meestal is het ontspannend, hoewel ik altijd ingespannen bezig ben,” lacht ze. „Het moet natuurlijk wel kloppen! Het belangrijkste doel van mijn werk is dat ik wil woekeren met de talenten die ik gekregen heb.”
Wapenrusting
Op de vraag wat haar mooiste werk is, kijk mevrouw Janse even peinzend voor zich uit. „Eens maakte ik een schilderij bij het thema ‘Doet aan de gehele wapenrusting Gods’. Dat was een groot ding en ik verwerkte er allerlei symbolen in. Het eindresultaat vond ik heel mooi. Het was in opdracht, dus ik heb hem jammer genoeg niet meer. Wel heb ik er nog een foto van. Ik maak eigenlijk nooit twee keer hetzelfde. Dat gaat niet, want dan is er geen inspiratie meer.” Stellig voegt ze toe: „Ik vind het niet leuk ook.”
Grote waterstromen
Na even rommelen in de doos haalt ze een kaart tevoorschijn van een meisje dat met uitgestrekte armen in een wilde zee ligt. De lucht erboven is dreigend. Bovenaan staat een regenboog. In het water staan de woorden: ‘Al de grote waterstromen. Zijn Heer, over mij gegaan, En mij over ‘t hoofd gekomen’, dat is een deel van Psalm 42 vers 5 naar de berijming van Datheen. Door de regenboog staat: ‘Maar Gij hebt mij bijgestaan’. „Dit staat boven heel mijn leven. Letterlijk”, vertelt mevrouw Janse. „Hij heeft mij bijgestaan en doet dat nog. De Heere spaarde mij al die jaren, in de oorlog, tijdens de watersnoodramp, toen later twee van onze kinderen levenloos geboren werden en toen ik op 44-jarige leeftijd weduwe werd.”
Wacht op de Heere
Dat de Heere bij haar was, ziet mevrouw Janse vooral als ze terugblikt. „Toen ik veertig jaar was, zette de Heere mij stil. Ik ging onderzoeken naar hoe het in mijn leven zat en probeerde houvast te krijgen aan het Woord. Toen ik het eerste hoofdstuk van Jesaja vanaf vers tien las, kreeg ik de schuldbrief thuis, zoals ze dat noemen. Maar daar eindigde het niet mee, want er staat ook een belofte: ‘Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol’. Dat gaf me naast die veroordeling toch hoop dat de Heere dat ook waar zou maken”, vertelt ze. „Ik begon daarna de Psalmen te lezen en Psalm 27 bemoedigde me, waarin staat ‘Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE’. Vervolgens las ik Psalm 31, die bijna hetzelfde eindigt. Later las ik in Psalm 62: ‘God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is’. Dat vond ik heel bijzonder! Het Woord heeft me geleid en onderwezen. De tekst uit Psalm 27 gaat mijn hele leven mee. Als er moeilijkheden of onzekerheden zijn, richt ik me daar op.”
Soli Deo Gloria
Dit gaf mevrouw Janse ook moed toen haar man overleed aan maagkanker. „Doordat de Heere me had laten zien wie ik eigenlijk ben en wat ik verdiend heb, raakte ik niet opstandig door het verlies van mijn man. Het was een moeilijke en verdrietige periode,” zegt ze. „Toen ik nog niet zo lang weduwe was, zat ik op een ochtend te schilderen. Ondertussen luisterde ik naar een radioprogramma. Het ging over een wetsvoorstel van de regering waarin stond dat ook weduwen met jonge kinderen weer in het arbeidsproces moesten. Er zou een adres genoemd worden voor als je bezwaar wilde maken. Ik rommelde wat in m’n schilderskist en vond een papiertje om het op te schrijven. Automatisch draaide ik het om en las: ‘Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beërven wat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen’. Je begrijpt wel dat dit briefje uit de Hemel voldoende was! Het heeft mij nooit aan iets ontbroken.
Wat mevrouw Janse ook bemoedigde, was de wetenschap dat haar man gelovig wegging. „In het laatste half jaar waarin hij ziek was, wist hij maar niet hoe het moest. Totdat de Heere tot zijn ziel sprak: ‘Mijn genade is u genoeg’. En dat was voor hem genoeg,” vertelt ze. „Na zijn sterven ging mijn leven verder. Ik heb veel werk in afhankelijkheid kunnen en mogen doen. Daarin voel ik sterk: ‘En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen?’ Daarom moet onderaan het artikel dit staan: Soli Deo Gloria!”
Dit artikel verschijnt in het GezinsGids-WinterNummer van 5 december 2024 D.V.