Bij kinderloosheid wordt vaak gedacht aan echtparen. Maar ook ongehuwden hebben ermee te maken. „Bij een doopdienst gedenkt de Heere aan zijn verbond, maar dat houdt bij mij op,” vertelt Christine (39), ongehuwd. „Hoe dichter je bij de veertig jaar komt, hoe minder hoop je hebt om ooit nog moeder te worden,” zegt Willemijn (42). Willemijn is eveneens ongehuwd.
Anderhalf jaar geleden verscheen er in de GezinsGids een artikel over kinderloosheid. Daarin werden twee echtparen geïnterviewd. Al snel kwam er een reactie binnen. ‘Er was (terecht) veel aandacht voor kinderloze echtparen. Mijn vraag is of er ook aandacht zou kunnen komen voor ongehuwden. Het is niet mijn intentie om bovengenoemde echtparen iets tekort te doen, maar zij mogen elkaar nog hebben. Terwijl het voor alleenstaanden vaak een zeer eenzame worsteling is waar je zelden met anderen over spreekt’. De mail was afkomstig van Christine, die meteen toestemde om mee te werken aan een interview.
„Ik ken zelf drie echtparen die geen kinderen kunnen krijgen. Van dichtbij maak ik dit mee en zie ik hun verdriet. Ik onderschat hun kruis niet,” vertelt Christine. „Maar ik zie wel dat zij elkaar hebben en alles samen kunnen delen. Ik wil absoluut niet zielig doen, maar aangeven dat onze positie eenzaam en anders is.” Haar vriendin Willemijn voegt toe: „Als ongehuwde kom je altijd alleen thuis. Als je het huis schoongemaakt hebt, is er niemand die zegt dat het fijn opgeruimd is, niemand ziet de mooie bloemen die je hebt gekocht, geeft een compliment voor het gekookte eten of biedt een luisterend oor als je bijvoorbeeld laat thuis komt na een vergadering.” Christine: „Je verlangen om voor een ander te zorgen, kun je ook niet uiten. Als je kookt voor een vriendin, is dat toch anders dan wanneer het voor je eigen man zou zijn. Wel vragen er regelmatig mensen of ik kom eten en dat is heel fijn.”
Hoop
Willemijn ziet nog een ander verschil tussen kinderloosheid van een getrouwd iemand en een ongehuwd iemand. „Een kinderloos echtpaar heeft wel gemeenschap, maar dat wordt niet bekroond met de kinderzegen. Ze blijven min of meer nog hopen op een wonder. Een ongetrouwd iemand heeft geen hoop op de kinderzegen, zeker niet naarmate de veertig nadert. Ook denkt een ongehuwde meer aan het hebben van een levensgezel dan aan de kinderzegen.” Ze blijft even stil. „Ik denk dat ik altijd alleen door het leven zal gaan. Daar heb ik meer rust over gekregen. Ik verwacht het niet meer zo. Als de Heere toch nog iemand op mijn pad brengt, is dat ook goed. Wel denk ik dat het pas echt heftig wordt als ik in de overgang raak, omdat het dan definitief is dat er in ieder geval nooit kinderen meer zullen komen.”
Christine heeft vaak contact met een vriendin die getrouwd is en kinderen heeft. „Ze heeft een leuk gezin. Ik hoor dan bijvoorbeeld dat de kinderen elkaar op een leuke manier op de kast jagen. Dat klinkt erg gezellig en dan voel je dat je dit mist,” zegt ze. Maar beide vrouwen zien ook de moeilijke dingen in gezinnen. „Ik zie zorgen tussen echtparen of om kinderen. Die heb je zelf niet. Ik pas veel op de kinderen van mijn zus. Daardoor heb ik wel de lusten, maar niet de lasten,” zegt Willemijn. Christine gaat erop in: „Door het ongetrouwd zijn, kun je gezinnen tot steun zijn. Door op te passen, kun je ouders ontlasten en een band met de kinderen opbouwen. Je helpt hen dan en kunt meteen van de kinderen genieten. Dat is heel fijn.” Willemijn: „Paulus schrijft in één van zijn brieven dat ongehuwden dienend kunnen zijn in de gemeente. Ik merk dat wij inderdaad meer tijd en vrijheid hebben dan getrouwde vrouwen en moeders.”
Lees meer over dit onderwerp in de GezinsGids van (D.V.) 17 april.
Foto’s: Samuel Otte