preek2Preken went nooit, ook niet na vijftien jaar, bevestigt dominee J. Joppe, hersteld hervormd predikant in Woudenberg. „Het is altijd weer moeilijk als je ervoor staat en aan het eind van de zondag is er telkens opluchting. Toch is het een mooie taak om het Woord centraal te mogen stellen, om op Christus te wijzen. Het gaat niet om mij, maar om Hem.”

 

Het is maandagmorgen. In de pastorie aan de Geeresteinselaan is het stil. De dominee zit in de studeerkamer en denkt terug aan de dienst van gisteren. Het was goed. Er was afname, ondanks alle tekorten en gebreken. Zelf voelt hij zich ook gesterkt.

En nu? De volgende zondag is aanstaande. De week van voorbereiding vangt aan. Waar zal hij beginnen? Meteen de computer aan? Bladeren door de boeken? Nee, eerst stil zijn. Handen gevouwen. ‘Heere, wilt U me leiden naar het juiste Schriftgedeelte?’

 

Werking van de Geest

Voor ds. Joppe is het elke maandag weer de vraag welke boodschap hij in de volgende preek centraal mag stellen. De tekst wil hij zo veel mogelijk tot zijn recht laten komen in de context van het gekozen Schriftgedeelte. Hiervoor zijn verlichte ogen van het verstand nodig. „Preken is een zaak van het gebed, vragend om de werking van de Geest. Dat is bij de voorbereiding even onmisbaar als op de kansel. Je ervaart die werking overigens de ene keer sterker dan de andere.”

De drie stukken uit de Heidelbergse Catechismus – ellende, verlossing en dankbaarheid – lopen als een rode draad door ds. Joppes schriftuurlijk-bevindelijke prediking heen. „Niet als een vaststaand schema dat ik op de Bijbeltekst druk om de drie stukken maar genoemd te krijgen. Soms leidt de tekst ergens anders heen, waardoor de nadruk vooral op het verlossingswerk van Christus komt te liggen of bijvoorbeeld op het leven der heiligmaking.”

De dominee vindt het van groot belang dat er in elke preek gewezen wordt op de zonde en de zondaar, maar dat niet alleen! „Je moet ook altijd wijzen op de Heere Jezus Christus, Die naar deze wereld kwam om zondaren zalig te maken. Je kunt de mens aanzeggen wie hij is – en dat is nodig – maar als je vervolgens niet spreekt over Christus, dan is dat heel arm. ‘Wee mij indien ik u het Evangelie niet verkondig,’ zegt Paulus.” Het Evangelie. De blijde Boodschap …De dominee knikt.

 

Onvoorzien

Een preek van tevoren helemaal uitschrijven, doet ds. Joppe doorgaans niet. „Ik maak een schets waarin de lijn staat die ik wil volgen. Er staan kernpunten in en enkele uitgewerkte voorbeelden die ik wil aanhalen, maar het is niet gezegd dat dit ook gebeurt. Het is meer een geheugensteun. Zo’n schets helpt me bepaalde dingen die biddend voorbereid zijn aan de gemeente door te geven.”

Ds. Joppe vreest dat de werking van de Heilige Geest beperkt wordt als hij een preek helemaal uitschrijft en voorleest. Niet dat de Geest dan Zijn werk niet kan doen, maar preken is toch juist iets van het onvoorziene, vindt hij. „Soms gaat het zo heel anders dan je had voorbereid. Je móét dan andere dingen zeggen. Soms bepreek ik bijvoorbeeld dezelfde tekst in twee gemeenten en toch worden het verschillende preken. In de ene gemeente krijgt de preek een andere spits dan in de andere.” Verrassing is er wat dat betreft wel eens. „Mensen kunnen juist door onvoorbereide woorden bijzonder worden geraakt. En soms weet je zelf niet eens meer dat je het zo gezegd hebt.” Dan is het helemaal buiten de dominee om gegaan.

Het kan ook zijn dat de verrassing uit een heel andere hoek komt en dat een prediker beschaamd uit moet komen. „Bijvoorbeeld als je merkt dat het Woord zijn uitwerking deed, terwijl je, toen je de kansel af liep, bij jezelf dacht dat het dit keer niet veel was,” vertelt ds. Joppe eerlijk. „Andersom gebeurt het ook: dat je denkt dat een preek klinkt als een klok, maar gemeenteleden laten weten dat ze het niet zo konden volgen.” Een predikant zal daarmee om moeten gaan. „Het houdt je laag bij de grond en mag uitdrijven naar de bede: ‘Heere, geeft U me de kracht, elke keer weer opnieuw, om verder te gaan’.”

 

Grote verantwoordelijkheid

Preken is ook niet zomaar iets. Zo gespannen als in het begin van zijn predikantschap is ds. Joppe niet meer, maar nog steeds voelt hij het gewicht van de grote verantwoordelijkheid wanneer hij op de kansel staat. „Je hebt mensen voor je die op reis zijn naar de grote eeuwigheid. Dat kan ontzaglijk zwaar wegen, met name als er een gemeentelid wordt weggenomen. Soms zat die persoon de zondag ervoor nog onder het gehoor en dan komt de vraag naar je toe: heb ik wel genoeg gezegd? Heb ik wel voldoende gewezen op wie de mens is in Adam, dood in zonden en misdaden, maar heb ik ook wel voldoende gewezen op die tweede Adam, de Heere Jezus Christus. Dan komt het naar je toe: ben ik vrij van het bloed van degene die me hoorde?”

De dominee is dan ook verheugd als hij merkt dat hij afnemers heeft. Dat het gesprokene beklijft. „Je merkt dat aan de mensen, aan hoe ze luisteren. Soms kan het ademloos stil zijn. Dan hangen ze als het ware aan je lippen. Je ziet het ook wel aan de emoties, als mensen met tranen in de ogen zitten te luisteren bijvoorbeeld.”

 

Korte spanningsboog

Maar het gebeurt ook de nodige keren dat de dominee merkt dat de aandacht van de hoorders er niet zo bij is. In de loop der jaren is volgens hem de spanningsboog van de luisteraar korter geworden. Door het gebruik van nieuwe media, waarbij men surft van prikkel naar prikkel, kunnen luisteraars minder lang de aandacht bij de preek houden dan vroeger en raken ze eerder afgeleid. „Je probeert daar rekening mee te houden. Niet dat ik korter ga preken,” haast de dominee zich te zeggen. „Ik hoor weleens: ‘Joppe kan niet stoppen’, maar dat terzijde. Ik probeer de aandacht te trekken door zo af en toe een voorbeeldje in de preek aan te halen; met name kinderen luisteren daar goed naar. Ook vertel ik wel eens hoe ik zelf iets ervaren heb, hoewel je daarbij uit moet kijken dat je jezelf dan niet te veel op de voorgrond zet. Het gaat niet om mij, het gaat om het Woord. Maar je mag best wel eens doorgeven hoe je iets ervaart en wat het Woord voor je betekent.” Een dominee zich kwetsbaar opstellen op de kansel. „Als je iets niet goed begrijpt, mag je dat zeggen. Het is goed, denk ik, als gemeenteleden – en dan met name jongeren – merken dat je zelf ook niet alles begrijpt.”

Meer over dit onderwerp leest u in de GezinsGids van 18 oktober.