Tekst C.J. de Leeuw beeld Gerben Vat

De gloed van de vulkaan tegen de nachtelijke hemel boven de Stille Zuidzee lokt ontdekkingsreiziger James Cook naar een klein eilandje: Tanna. Het is de eerste schakel in de ketting die zendeling John Paton naar deze plek zal trekken. Dr. Paulus-Jan Kieviet, die als vertaalconsulent in Oceanië woonde en werkte, schetst de geschiedenis. „De Pacific is doortrokken van het christelijke geloof.”

Je moet wel even goed zoeken om Tanna op de kaart te vinden, het eiland waar zendeling John Paton voet aan land zette om het Evangelie te brengen. Het is een onooglijk stipje in de baaierd van de Stille Zuidzee. 

Hoe deze afgelegen plek ooit binnen het blikveld van een zendingsgenootschap kwam? Dr. Paulus-Jan Kieviet kan daar wel wat van vertellen. Hij woonde en werkte zelf in dit gebied als vertaalconsulent via Wycliffe Bijbelvertalers

Hoe kwam dat zo? „Toen ik veertien was, stimuleerde mijn vader (ds. J.M.J. Kieviet, red.) me om me in het Hebreeuws te verdiepen. Zelf was hij daar toen ook mee bezig, hoewel hij nog geen predikant was. Op dat spoor ging ik verder. Op mijn achttiende begon ik aan de studies Semitische Talen en Algemene Taalwetenschap. 

Tegen het afstuderen kwam de vraag: hoe nu verder? Mijn toen aanstaande vrouw Antje had al vanaf haar zestiende het verlangen om uitgezonden te worden. Ik had daar niets mee. Toch kwam er een moment dat we ons afvroegen: wat is Gods wil voor ons? Hoe kun je op de meest verantwoordelijke manier met je talenten omgaan? 

Ons leven kwam op een soort kruispunt. We kwamen in gesprek met Wycliffe en in 2000 werden we daar aangenomen.”

Zag u daar Gods leiding in?

„Ja, maar dan wel op een heel natuurlijke manier. Het ging snel en best bijzonder. Binnen een paar maanden gingen we een kant op die ik me eerder niet kon voorstellen. 

Ons werkveld was toen nog niet duidelijk. Daar hadden we zelf een stem in. Dat wordt bij Wycliffe pas naderhand vastgesteld. We kwamen in Australië terecht voor onze opleiding en toen dachten we al: misschien wordt het iets in deze hoek van de wereld. 

We ontmoetten er een Nederlands stel dat werkte op afgelegen plekken in de Stille Zuidzee. Ze vroegen ons hun team te komen versterken en zo belandden we in 2004 op de eilandengroep Frans Polynesië, dat zo’n zevenduizend kilometer ten oosten van Australië ligt.”

Hoe was het om daar te wonen?

„Bijzonder. Je leeft er in een heel andere context. Niet heel primitief, het is er een stuk westerser dan in bijvoorbeeld Papoea-Nieuw-Guinea. Ook het Evangelie is er al behoorlijk lang. 

Het is wel heel afgelegen. Je leeft er echt aan de uitersten der aarde. Zo reisden we enkele keren naar Rapa, een klein eiland met zo’n vijfhonderd inwoners. Het dichtstbijzijnde eiland is zeshonderd kilometer weg; eens in de vijf, zes weken komt er een boot. Als je vanuit Jeruzalem lijnen over de aardbol trekt, is dat eilandje letterlijk het uiterste bewoonde plekje van de wereld.”

Je vraagt je af: hoe zijn mensen daar ooit verzeild geraakt?

„Dat ging langzamerhand. Ze hopten van eilandje naar eilandje, vanuit Taiwan via Papoea steeds verder. Dat kun je vaststellen vanuit de verwantschap van de talen en door archeologisch onderzoek. En genetisch onderzoek, maar dat is lastig doordat bevolkingsgroepen zich steeds meer met elkaar vermengen.

De bewoning van Paaseiland – waar we ook gewoond hebben – is wel het grootste raadsel. Dat ligt tweeduizend kilometer van het dichtstbijzijnde bewoonde eiland. Overigens: als een eiland niet bewoond is, kun je ervan uitgaan dat het onbewoonbaar is.

Ze navigeerden aan de hand van wolken en zeestromingen. Op basis van hun kennis konden ze vermoeden: daar zal ongeveer land zijn. Al zullen er veel mensen zijn omgekomen, als er toch geen eiland bleek te zijn. 

Ze voeren met grote kano’s, een soort catamarans van zo’n twintig, dertig meter lang. Daar kon je de hele familie op meenemen. Aanleiding voor een verhuizing? Een conflict binnen een stam bijvoorbeeld. Of je was de tweede zoon van een koning en je concludeerde: hier is geen plek meer voor mij.”

Hoe kwamen de eilanden in beeld bij de zending?

„In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de Stille Zuidzee verkend door ontdekkingsreizigers, zoals bijvoorbeeld de bekende James Cook. Ze waren onder de indruk van de eilanden. Het was er heel idyllisch en de bevolking was heel vriendelijk – je werd in elk geval niet meteen opgegeten. En de taal was makkelijk: ‘Die kun je in drie maanden leren’.

Die verhalen verspreidden zich. Toen in 1795 de London Missionary Society werd opgericht, kwam dit gebied dan ook meteen in beeld. In 1797 vertrok er een schip met zo’n twintig zendelingen naar Tahiti. Op 5 mei van datzelfde jaar kwamen ze daar aan. Die dag is nog steeds een kerkelijke feestdag die jaarlijks wordt gevierd.

Onderweg hadden ze een woordenlijst uit hun hoofd geleerd, met het idee dat ze de taal zouden spreken als ze aankwamen. Een beetje naïef misschien, maar dat was maar goed ook. Anders waren ze wellicht nooit gegaan. Het schijnt dat één van hen bij aankomst een inheemse bewoner begroette met ‘Goed nacht broeder’. Een nogal ongebruikelijke groet. Die man keek vast raar op.

De praktijk bleek weerbarstig. Na een jaar kwam er een schip om eens te kijken hoe het ging. De grote meerderheid van de zendelingen keerde met hetzelfde schip terug naar Engeland. 

De rest bleef gelukkig. Na vier jaar kon één van hen met veel moeite in de lokale taal preken. Na zeventien jaar hadden ze het eerste boekje met geschiedenissen uit het Nieuwe Testament klaar.”

Hoe komt het dat er juist in die tijd zo veel zendelingen op pad gingen?

„Aan het einde van de achttiende eeuw ontstond een zendingselan. Het besef groeide: er zijn zo veel onbereikte volken, we hebben de verantwoordelijkheid om hen het Evangelie te brengen.

De ontdekkingsreizen speelden daarbij een rol: onbekende gebieden kwamen in het vizier. Onbewust was misschien de Verlichting ook wel een factor: de wereld werd meer als ‘maakbaar’ gezien. Je hoefde de wereld niet te aanvaarden zoals hij was, je kon als mens verandering tot stand brengen. 

Maar de belangrijkste oorzaak zijn vermoedelijk de revivals in Engeland en Amerika. Uit die opwekkingsbewegingen ontstond een nieuwe bewogenheid en bereidheid om het leven aan God toe te wijden. Het waren vaak eenvoudige mensen die op pad gingen. Ze gingen gewoon. Zonder opleiding, met alleen een Bijbel en een paar boeken. Vol goede moed en met vertrouwen op God.”

Hoe ging de kerstening van de Stille Zuidzee?

„In het begin moeizaam. Zendelingen wisten niet goed hoe ze contact met de bevolking moesten leggen. Ze woonden bijvoorbeeld apart van hen om niet verleid te worden door heidense praktijken. 

De grootste barrière was meestal de lokale godsdienst. Een beslissende wending kwam vaak na een power encounter: een krachtmeting tussen de lokale afgoden en de God van de Bijbel. Vergelijk het met de confrontatie tussen Elia en de afgodspriesters op de Karmel.

Zo ging het ook op Tahiti. Toen de koning van dat eiland na vijftien jaar zendingswerk tot bekering kwam, at hij van een heilige schildpad en zou daarmee volgens het traditionele geloof een vloek op zich laden. Maar er gebeurde niets. 

Dat zorgde voor een doorbraak. Er kwam een volksbeweging op gang. Al snel werden de eerste kerken gebouwd en rond 1820 was een groot deel van de bevolking christelijk.

Op Tahiti en de eilanden eromheen ontstond een christelijke enclave. Tahiti werd een uitvalsbasis voor zendelingen om andere eilanden in de Stille Zuidzee te bereiken. Zo werd uiteindelijk ook Tanna bereikt.” 

Als er al zo veel zending is bedreven, waarom is al dat vertaalwerk nu nog nodig?

„De Bijbel is wel vertaald in de hoofdtalen, zoals het Tahitisch en het Tonga. Maar er zijn ook veel minderheidstalen. Het is voor het geestelijke leven ontzettend belangrijk om Gods Woord in je eigen taal te kunnen lezen en horen.”

Hoe weet je dat dit niet eigenlijk dialecten zijn?

„De grens tussen een taal en dialect is inderdaad niet altijd helder. Een goede graadmeter is als je een taal echt moet leren om die te kunnen spreken: dan gaat het wel echt om verschillende talen. Ook de perceptie van mensen zelf speelt een rol: het Rapa en het Tahitisch liggen relatief dicht bij elkaar, maar een Rapa ziet het Tahitisch niet als zijn eigen taal.

Het kan ook anders liggen. Als er binnen een taal verschillende dialecten zijn, moet soms worden gekozen welke als uitgangspunt dient bij het vertalen. Dat kan heel gevoelig liggen: waarom kies je het ene dialect en niet het andere? Soms kiest men er dan voor om de Bijbel in meerdere dialectvarianten te drukken.”

Hoe staat het ervoor met de kerk in de Stille Zuidzee?

„De Pacific is doortrokken van het christelijke geloof. Leiders komen er openlijk voor uit dat ze christen zijn. Ze citeren in hun toespraken uit de Bijbel. En predikanten hebben een belangrijke rol in de samenleving.

Zo zie je op Tahiti in vrijwel ieder dorp drie kerken: een protestantse, een rooms-katholieke en een één van de mormonen. Die laatsten zijn ook heel actief in de Stille Zuidzee. Weer andere eilanden zijn overwegend protestants of overwegend rooms-katholiek.

We bezochten verschillende gemeenten en we hebben met verschillende gemeenten meegeleefd en overal zag je wel dingen waar je enthousiast over was én dingen waar je vragen bij had. De protestante kerk op Tahiti liet zich bijvoorbeeld behoorlijk leiden door de traditionele cultuur, wat soms een politiek tintje kreeg. Het draaide er om de eigen identiteit, met een beroep op de theologie. Men wil dan bijvoorbeeld het Heilig Avondmaal gaan vieren met kokosmelk in plaats van wijn. Want dat is ‘van ons’.

Mooie dingen waren er ook. Er waren Bijbelstudies waarbij je een levend geloof proefde. Wat bijzonder is, is dat ze een eigen Bijbelstudiesysteem hebben. Eén tekst staat centraal en de hele gemeente mag er wat over zeggen. Eerst de jongeren, dan de vrouwen, daarna de mannen, vervolgens de ouderlingen en tenslotte de predikant. Discussie is er niet: de oudste beslecht uiteindelijk het pleit. 

Zeker bij oudere generaties is er veel Bijbelkennis. Ik werd op het eiland Rapa gevraagd om voor te gaan. In het Tahitisch – iets wat ik nu niet meer zou kunnen. Ik rekende er al half mee en had daarom een colbert geleend van een politieagent. Een diaken hielp me met de voorbereiding van de tekst die aan de beurt was. Hij gaf me tips: dit kun je eruit halen, deze lijn kun je trekken. Je merkte dat hij wist wat je met de Bijbel kon.”

Inmiddels bent u alweer een tijd terug. Was het lastig hier opnieuw te aarden?

„Wij vonden dat niet zo moeilijk. We konden hier verder met hetzelfde werk en gingen wonen in een dorp dat we al kenden. Bovendien hebben we in die tien jaren in vier landen gewoond. Dan raak je nergens echt gehecht. 

Al ligt in al die landen wel iets van jezelf. Als je er weer bent, ademt er iets van je op. Maar we hebben niet het gevoel dat we ergens anders horen. We zijn en blijven Nederlanders.”

Dit is het tweede deel van een artikel over de ‘verspreiding van het Evangelie in de Stille Zuidzee’ dat verschijnt in de GezinsGids van 23 september 2021 D.V. Het eerste deel verschijnt niet online, maar alleen in het nummer.