altIn deze tijd wordt het gevoel hoog aangeslagen. Je hóórt het mensen zeggen, zelfs als ze uit de kerk komen: „Ja, ik had er een goed gevoel bij!”. Sommige voorgangers, in allerlei kringen, lijken er duidelijk op uit te zijn met hun woorden het gevoel van hun hoorders te raken. Alsof de bewogenheid van de prediker op zichzelf zegen brengt… Jonathan Edwards deed met zijn boek Religieuze gevoelens een poging de algemeen religieuze gevoelens van het werk van de Heilige Geest te onderscheiden.

Tijdens de ‘Grote Opwekking’ in Amerika waren er ten tijde van ds. Jonathan Edwards (1703-1758) tijdens en na de kerkdiensten soms explosies van gevoelens. Edwards dankte de Heere voor de grote geestelijke opwekking die hij mee mocht maken, maar hij merkte ook dat bij velen dat soms heftige gevoel als vanzelf weer verdween. Uit bezorgdheid schreef hij toen zijn boek Religieuze gevoelens. Dr. M.J. Kater, docent dogmatiek aan de Christelijke Gereformeerde Theologische Universiteit in Apeldoorn en predikant te St. Jansklooster, en ds. A.A. Brugge, predikant van de gereformeerde gemeente te Ede, waarderen het dat Edwards boek nu in het Nederlands is uitgegeven. „Gevoelens als hoop, verwachting, vrees en verlangen hebben zeker plaats in een leven in de vreze des Heeren,” vertelt ds. Brugge. „En vooral ook de liefde, want zoals God is, zo is er maar Eén! Wel is het gevaarlijk om uitsluitend oog te hebben voor gevoelens en bevindingen. Het gaat uiteindelijk om het geloof zelf, dát geloof waarvan Christus het Voorwerp is. De klank van de Evangelieverkondiging roept weerklank op in het gevoelsleven. Maar we mogen nooit met die weerklank beginnen. Het begint altijd met de bazuinklanken van het Woord!”
„Die weerklank heeft alles te maken met het getuigenis van de Heilige Geest,” vervolgt de predikant. „Paulus schrijft daarover in Romeinen 8. Als de Geest in mijn hart gaat getuigen, gaat mij een licht op. Daar word ik blij en warm van. Toch gaat het er niet om dat ik uit die gevoelens de conclusie trek dat ik nu een kind van God ben. Het getuigenis van de Heilige Geest richt zich altijd op Christus. Jezus zei immers Zelf: ‘Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen’. Het werk van Gods Geest zal Christus verheerlijken, al is het in honger en dorst.”
„De vrucht van dit getuigenis is het zuchten van de bruid: ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En die het hoort zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil neme het water des levens om niet’. Ik wil hier wel bij opmerken dat er altijd mensen geweest zijn die heel mooie dingen hebben gezegd, maar die niet geleid werden door Gods Geest. Denk maar aan Bileam. Ik zou uit zijn woorden mooie preekjes kunnen maken. Maar hij wilde zelf alleen de hemel, maar niet het leven van Gods kinderen op aarde. Dat kan dus ook.”

 

Eigenliefde
In het leven van Gods kinderen zal het ‘ik’ steeds meer naar de rand van het leven worden gedrongen, zegt de Edese predikant. „Christus zal in Zijn dierbaarheid, gepastheid en noodzakelijkheid steeds meer in het middelpunt komen te staan. Zijn heerlijkheid zal zelfs al in het begin van het geestelijk leven gezien worden. Als ik zie dat ik Hem mis, buiten God sta en doemwaardig ben. Denk maar aan Paulus bij zijn bekering. ‘Wie zijt Gij, Heere?’ Hij ziet de heerlijkheid van Christus, maar daarin zit een diep verterend, aanvretend gemis. Er is een grote kloof, maar de begeerte is: hoe kom ik bij Hem?”
„Eigenliefde is gevaarlijk. De vraag is: wie heb ik lief: de wereld, mezelf of is er iets van het besef dat ik God en Christus Die ik mis, liefheb? ‘Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen.’ Het is niet verkeerd jaloers te zijn op het geluk van Gods volk. Werd dat maar meer gevonden. Het gevaar is echter dat we zo graag rijk willen zijn aan bevindingen en daar een grond van gaan maken. Wat van de Heere is, zoekt Christus. Je mag pas echt goed luisteren als je er zelf tussen uitvalt. Dan wordt je ziel niet meer naar binnen, maar naar buiten, op Christus gericht.”
„Het zoeken, het roeren, het onder een vergrootglas leggen van eigen gestalten kan een groot gevaar voor iemand zijn,” meent ds Brugge. „Het altijd wat willen hebben, het altijd iets willen zijn met Gods genade. Opdat ik kan concluderen dat het met mij wel goed zit. Zo word ik op mezelf teruggeworpen en van Christus afgehouden. Het genadeleven ís geen optelsom, maar een geloofszaak. Daarom is het de strijd en tegelijkertijd de rust: ik lig midden in de dood. Het zelfonderzoek moet leiden tot de vraag: erken ik dat? Wil ik niet nog wat hebben? Ons hart is wat dat betreft arglistig. Het wil zo graag het werk van Christus aanvullen! Maar Hij is een volkomen Zaligmaker,” besluit de Edese predikant.

 

Teksten krijgen
Ds. Kater, die een aanbeveling schreef in het boek van Edwards, signaleert een gevaar van de andere kant. „Er zijn ook mensen die vanuit een soort verstandsgeloof spreken. ‘Bij het spreken over kenmerken word je alleen maar teruggeworpen op jezelf,’ zeggen ze. Ik zou bijna zeggen: ‘Ja, en?’ Dan hoop ik dat je juist je eigen armoede ziet en de toevlucht neemt tot de Zaligmaker. Dat is het heilzame van zelfonderzoek.”
„Met een zekere regelmaat moeten de kenmerken van genade in de prediking en het pastoraat aan de orde komen,” vervolgt hij. „Vanuit de tekst. Tegelijkertijd zeg ik: ‘Kom je er zo uit?’ Je kunt zeggen ja, want als de Heere licht laat vallen over Zijn eigen werk kan iemand tot zijn grote vreugde de herkenning krijgen vanuit het Woord. Die kant wil ik zeker honoreren. Maar laten we anderzijds nooit vergeten wat het avondmaalformulier zegt: ‘Aangezien wij midden in de dood liggen, zoeken we het leven buiten onszelf in Jezus Christus!’ Bovendien: soms ben je erg scherp in de preek en trekken juist de verkeerde mensen zich dat aan. Toch kan het ook dan nog heilzaam zijn. Je hoeft niet altijd getroost te worden.”
„Ik denk dat iedereen in wie de Heere werkt wel bepaalde teksten heeft waarvan hij zegt ‘Geen leed zal het ooit uit mijn geheugen wissen’. Edwards is daar niet tegen. Maar het wordt wél bedenkelijk als mensen meer onder de indruk zijn van het krijgen van een losse tekst, de bijzondere manier waarop dat gebeurt, dan van de inhoud ervan. Tegen mensen die denken dat ze bekeerd zijn omdat ze plotseling met veel emoties een tekst kregen, is Edwards erg scherp. Het gaat om de inhoud van Gods Woord, niet om onze emoties! Ook in onze gezindte komt het voor dat er meer verwachting is van het krijgen van een losse tekst dan van het gewone Bijbellezen of de gewone voortgaande prediking. In dat opzicht mogen we Edwards’ les wel ter harte nemen. We hebben het héle Woord Gods. Maar laten we geen verkéérde conclusie trekken. De Heere gebruikt wel bepaalde Schriftgedeelten, maar dan gaat het om de inhoud!”

 

Liefde
Liefde is de fontein van alle genadige gevoelens, schrijft Edwards. Ds. Kater: „Dit is het einde van een farizese levenshouding! Edward fundeert die uitspraak op de inwoning van de Geest. ‘De liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest,’ staat in Romeinen 5. En in 1 Korinthe 13 staat: ‘De meeste van deze is de liefde’. De mooiste ogenblikken in het geestelijke leven zijn die waarin de liefde open bloeit doordat je ziet Wie God is in Zijn deugden, Christus in Zijn heerlijkheid en de Heilige Geest in Zijn Persoon en werk, los van jezelf. Je valt er dan zelf tussenuit. Daar is liefde echt de fontein van alle genadige gevoelens, een voorproefje van de eeuwigheid!”
„Deze liefde kán tot veel vrijmoedigheid in het bidden en in het spreken leiden. Toch wil Edwards vrijmoedigheid geen kenmerk van genade noemen… Sheppard zegt: ‘De trompet van de farizeeër zal gehoord worden tot aan het eind van de stad!’ Anderzijds is het wel zo dat áls de Geest werkt, de mond inderdaad overvloeit van Gods eer. De apostelen konden het na Pinksteren niet laten om te spreken van wat ze gezien en gehoord hadden!”

Karakter
Je hoort nog wel eens zeggen: ‘Als iemand bekeerd wordt, wordt zijn karakter niet mee bekeerd. Kijk maar naar Petrus. Voor zijn bekering stond hij graag vooraan en na zijn bekering voerde hij nog als eerste het woord’. Edwards zegt echter dat iemands natuur wél bekeerd wordt. Dan verneem je volgens hem Jezus’ Woord: ‘Leert van Mij dat ik zachtmoedig ben’. Bovendien maakt genade ons het Beeld van Gods Zoon gelijkvormig. „Edwards zegt dat vanuit de inwoning van de Heilige Geest,” licht ds. Kater toe. „Die drukt het eigendomskenmerk van de Zoon als een zegel in het hart. Als de Heilige Geest in je werkt, word je ook met je eigen karakter geconfronteerd. Hij laat niets ongemoeid in je leven.
Maar je moet niet verwachten dat de Geest het werk van de Schepper tegen gaat spreken. In die zin behouden Gods kinderen ook allemaal hun eigen karakter. Alleen wat de zondige karaktertrekken betreft zal er iets komen van het kruisigen van de oude mens.”

Verder lezen? Dit artikel gaat verder in de GezinsGids van 5 september 2013.