„Kan ik straks nog wel terecht bij de instelling waar ik me thuis bij voel?” Een prangende vraag die veel altpatienten en cliënten op dit moment bezig houdt. De contouren van een nieuw zorgstelsel – inclusief de daarmee gepaard gaande enorme bezuinigingen – worden steeds duidelijker zichtbaar. Zal de identiteitsgebonden zorg in deze dynamiek overeind blijven? De GezinsGids legt die vraag voor aan vier bestuurders van organisaties die Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid als grondslag hebben.

 

„Zorg is niet alleen iets van mens tot mens, maar ook iets tussen de mens en diens Schepper. Denk aan vragen rondom levenseinde, depressies en lijden,” reageert Van der Ham op de vraag waarom het belangrijk is dat er identiteitsgebonden zorg geboden wordt. Van Essen beaamt dat en vult aan: „Juist in momenten dat er zorg nodig is, is het belangrijk dat er een herkenbare gemeenschappelijke identiteit is. Dit bevordert een goede relatie en onderling vertrouwen tussen de zorgvrager en de zorgverlener en vormt zo een belangrijke basis voor goede zorg.” Ook De Pater merkt dagelijks dat mensen behoefte hebben aan zorg in eigen sfeer. „Dankzij de identiteitsgebonden zorg kunnen cliënten leven volgens de waarden en normen die voor hen belangrijk zijn. Zij kunnen met medewerkers deze waarden en normen delen. Dat uit zich in heel praktische dingen, zoals een omgeving waar een avondsluiting wordt gehouden, waar aan tafel wordt gebeden, gelezen en gezongen en waar een bewuste keuze is voor muziek en media.”
Ook Versloot herkent zich in het belang dat de andere bestuurders schetsen en wijst daarbij nog op het bieden van perspectief. „Als het goed is, komt ook de verticale dimensie, zoals wie God wil zijn in de noodsituatie, aan de orde. Dit kan onze cliënten helpen om, ziende op Christus, verder te kunnen op de weg die ze gaan.”

Roeping
Het zorglandschap is enorm in ontwikkeling doordat gemeenten en verzekeraars vanaf 2015 een grotere rol krijgen bij het afsluiten van zorgcontracten. Dat gebeurt in een tijd dat Nederland steeds meer geseculariseerd raakt. De vier bestuurders kijken verschillend naar de vraag of dit een ontwikkeling is waarbij de identiteitsgebonden zorg in gedrang kan komen. Versloot ziet deze ontwikkeling voor Stichting Schuilplaats niet direct als een bedreiging, maar dat komt ook doordat Stichting Schuilplaats voor haar financiën niet alleen afhankelijk is van de subsidies van burgerlijke gemeenten en zorgverzekeraars. „Het overgrote deel van onze inkomsten komt uit kerkelijke en particuliere giften,” licht Versloot toe, hoewel hij wel beseft dat ook die giftenstroom kan inkrimpen. Tegelijkertijd wijst hij erop dat miskenning van hulp gebaseerd op christelijke normen en waarden van alle tijden is. „Daarom is het onze roeping om juist te laten zien dat identiteitsgebonden zorg een meerwaarde heeft, een belangrijke dimensie kent.”
Van Essen weet uit ervaring dat veranderingen in de zorg niet per definitie een bedreiging hoeven te zijn voor identiteitsgebonden instellingen. „Om onze achterban van huishoudelijke hulp te kunnen blijven voorzien hebben we – toen gemeenten in 2007 verantwoordelijk werden voor de huishoudelijke verzorging – contracten afgesloten met 110 gemeenten. Wel maak ik me er zorgen over dat de veranderingen gepaard gaan met een forse bezuiniging. Daardoor wordt het voor alle zorginstellingen moeilijk om de kwaliteit vast te houden, terwijl de tarieven fors onder druk komen te staan. Ik zie wel de trend dat voor alles wat christelijk is, steeds minder plaats is. Of het om zorg of onderwijs gaat, we gaan een moeilijke tijd tegemoet. De tijd kan zeker komen en is misschien heel dichtbij dat het behouden van identiteitsgebonden instellingen weer offers gaat vragen.”
De Pater ziet ook een gevaar als gemeenten het voor het zeggen gaan krijgen: „Het is de vraag of gemeenten wel christelijke opvang gaan organiseren, zeker in gemeenten waar burgers met een identiteitsgebonden zorgwens in de minderheid zijn. Omdat alle kerkelijke zorgorganisaties landelijk gezien al klein zijn, worden deze door de krimp nog kleiner. Zolang mensen zelf mogen kiezen voor onze zorg, zie ik die bedreiging echter minder.”
Van der Ham ziet de meeste bedreigingen, zeker als hij goed om zich heen kijkt: „Identiteitsgebonden zorg is al in gedrang, omdat sommige gemeenten lijken af te rekenen met keuzevrijheid, zoals die vandaag de dag overwegend geldt. Als identiteitsgebonden aanbieders niet zeer alert zijn, worden ze in deze steeds meer seculiere samenleving meer en meer gemarginaliseerd. In Rotterdam zijn er nu al mensen die hulp bij het huishouden van ons willen krijgen, maar dat niet meer kunnen krijgen. Een persoonsgebonden budget (PGB) is dan mogelijk nog een tijdelijk alternatief, maar daarvan mag de gemeente zelf het tarief bepalen.”


Samenwerken

Strategische beslissingen zijn nodig om in te spelen op de veranderingen. Is de oplossing samenwerken, fuseren, verenigen onder een koepel of juist de identiteit versterken? De identiteitsgebonden aanbieders hebben een verschillende visie hoe zij de identiteitsgebonden zorg met hun organisatie ook voor de toekomst kunnen waarborgen. „Herkenbare zorg voor de klant is voor ons van groot belang,” vertelt De Pater. „Dat is zorg waarin de identiteit is verweven. Dat is ook het bestaansrecht van onze organisaties. Vanuit deze visie zal er worden samengewerkt waar dit kan en waar dit een toegevoegde waarde heeft.” Van Essen kiest, zonder water bij de wijn te doen met betrekking tot de identiteit, per gemeente de strategie die nodig is om tot een goede overeenkomst te komen. De ene keer zal dat volgens haar als zelfstandige organisatie kunnen, een andere keer in samenwerking met een andere aanbieder en soms als onderaannemer bij een seculiere instelling. „Dit is niet iets nieuws, want de afgelopen jaren zijn dit soort afwegingen al vaak gemaakt.”
Het bestuur van Stichting Schuilplaats wil vooral het aanbod van identiteitsgebonden hulpverlening in stand houden, waarbij de vorm ondergeschikt is. Versloot: „In de achterliggende jaren heeft Stichting Schuilplaats deelgenomen aan verschillende initiatieven om te komen tot samenwerking of fusie. Nu kijken wij of het voordeel oplevert om aan te sluiten bij een grotere koepelorganisatie.”
Van der Ham heeft al gekozen voor zo’n koepelorganisatie. „Lelie zorggroep heeft gekozen voor het vormen van een paraplu,” vertelt hij. „Onder die paraplu willen we veiligheid bieden aan de diverse onderdelen. Een zekere schaalgrootte is nodig omwille van de overlevingskansen.” Van Essen ziet daarbij echter wel een gevaar. „Natuurlijk is een bepaalde schaalgrootte nodig om de continuïteit te waarborgen. Als bedrijfseconoom weet ik echter uit ervaring dat grotere instellingen met een divers zorgaanbod veel minder slagvaardig zijn. Flexibiliteit wordt steeds belangrijker.” Van der Ham knikt begrijpend: „Schaalgrootte is alleen een middel, nooit een doel op zich. Het doel is de continuïteit van de christelijke hulpverlening te bewerkstelligen. Als je samen optrekt en daardoor slagvaardiger kunt worden, met minder kosten uit kunt komen en de professionals meer te bieden hebt, snijdt het mes aan meerdere kanten.”

Dit artikel gaat verder in de GezinsGids van 3 oktober