Menno de Bruyne is voorlichter bij de SGP Tweede Kamerfractie. Op deze plek geeft hij een kijkje achter de schermen van het hof en het Binnenhof
De begrotingstijd is in Den Haag weer net afgerond. Vanaf de derde dinsdag van september ging de meeste tijd van de geachte afgevaardigden tot eind december heen met het behandelen van alle hoofdstukken van de door de minister De Jager van Financiën aangeboden Rijksbegroting. Traditiegetrouw beginnen ze met de begroting van het ministerie van premier Rutte, Algemene Zaken en eindigt het eind december met de begroting van minister Kamp van Sociale Zaken.
Geen cent
Veel stelt zo’n begrotingsbehandeling overigens niet voor. Alle fracties doen hun zegje over het onderwerp dat aan snee is, waarna de minister (en eventueel ook de staatssecretaris) ingaan op wat de partijen te berde hebben gebracht. Dat doen ze daarna nog eens dunnetjes over – de tweede termijn. Uiteindelijk eindigt het altijd met een stemming. Over ieder hoofdstuk van de Rijksbegroting moet namelijk gestemd worden. Gebeurt dat niet of wordt de begroting verworpen, dan mag de minister vanaf 1 januari geen cent meer uitgeven.
Wordt zo’n begroting écht wel eens verworpen? Zeker! Maar daarvoor moet je wel ‘n aardig aantal jaartjes terug gaan in de historie. De laatste begroting die op de klippen liep was die van het toen nog bestaande departement Marine (1920). De begroting werd overigens verworpen, niet omdat de Kamerleden vonden dat er geen cent meer af kon voor onze ‘Jantjes’, maar omdat ze de toenmalige minister van Marine, mr. H. Bijleveld, kopje onder wilden laten gaan. Door tegen z’n begroting te stemmen liet de Kamer Bijleveld voelen geen vertrouwen meer in ‘m te hebben.
Een gulden
In de jaren daarvoor had de Kamer dit machtsmiddel overigens veel vaker gebruikt om in ongenade gevallen ministers uit de weg te ruimen. In de Kamerannalen bevindt zich een bloederige lijst van ministers die door het wegstemmen van hun begroting aan hun einde kwamen. Op die lijst staan maar liefst 22 slachtoffers. Drie keer pakte zelfs een hele bewindsliedenploeg de biezen omdat er een begroting werd weggestemd.
Een originele manier van de Kamer om een onwelgevallige minister de bons te geven, was het korten op z’n salaris. Die procedure was even effectief als eenvoudig. Op de begroting van inkomsten en uitgaven van ieder departement stond toen nog de post: salaris minister. Wilde men van een minister af, dan diende men een amendement op die begrotingspost in waarin stond dat dat salaris met één gulden (ja ja, toen bestond ie nog…) diende te worden verminderd. Zo’n amendement fungeerde als een verkapte motie van afkeuring. Het signaal was glashelder: minister, we vertrouwen je voor geen cent.
Botte bijl
Het ergste dat een minister heden ten dage kan overkomen is dat er een fractie van de oppositie tegen zijn begroting stemt. Of dat een partij haar stem verheft tegen één onderdeeltje. Zo stemden de fracties van de Socialistische Partij en die van GroenLinks nog vaak tegen de Defensiebegroting, of tegen het kernwapenonderdeel daaruit. En wie een minister of staatssecretaris niet ziet zitten, dient tegenwoordig gewoon een motie van wantrouwen in. Men gaat de regering nu liever te lijf met het scherpe en gerichte floret van een motie of amendement dan met de botte bijl van een begroting.