Tekst W. de Jongste Beeld Rosalie Kolk
De beelden van vluchtende Oekraïners grepen hen aan. Daarom wilden William Buis, Henk Hoogerbrug en Hans Slappendel ‘iets doen’. Met een vrachtwagen vol etenswaren vertrokken ze naar de Pools-Oekraïnse grens. Om nood te leningen en duizenden vluchtelingen te voorzien van voedsel. „Ik zal die hongerige, onderkoelde vrouw, die na zes dagen zwerven aankwam, niet licht vergeten.”
Het ligt op je hart en dan wil je het uitvoeren,” vertelt William Buis. „We zaten met elkaar aan de koffie en toen ontstond het idee om iets te kunnen doen voor Oekraïnse vluchtelingen. We hebben een passie voor koken en eten klaarmaken, dus we wilden ons op voedsel concentreren.” En na het bedenken van dat idee gaat het snel. Buis: „Voor we het goed en wel wisten, waren mensen die van onze plannen hoorden al aan het verzamelen. Er waren zelfs mensen die al goederen hadden klaarstaan toen wij nog wanhopig op zoek waren naar een geschikte plek waar we het zouden kunnen uitdelen. Op een gegeven moment moesten we de verwachtingen wel waarmaken. Dat wilden we ook, maar we wisten nog niet hoe en waar.” Hoewel de plek nog onbekend was, maakte Henk alvast een groepsapp aan waarin om geld werd gevraagd, zodat vluchtelingen van voedsel kunnen worden voorzien. Hans: „Het geld stroomde binnen. Na twee weken hadden we een vrachtwagen vol. Wat een enthousiasme, geweldig! We konden veel voedsel inslaan om mee naar de grens te rijden. De firma Suiker uit Moordrecht – een transporteur uit de omgeving – stelde zijn grootste gekoelde trailer ter beschikking. We gingen uiteindelijk met z’n vijven op pad. Met tienduizend hamburgers, duizend kilo patat, onvoorstelbaar veel appels, sinaasappels, noten, worsten en nog veel meer. Alleen… hadden we nog stééds geen locatie.” Voor de mannen voelde het als een beproeving. William: „Je hebt de drive om anderen te helpen en toch
lijkt het of het niet wil. Dat voelt vreemd. Je hebt het toch niet voor niets ‘op je hart gekregen’? Toch won het vertrouwen dat het goed zou komen.” Henk, vrachtwagenchauffeur van beroep: „Op een gegeven moment werd na veel googelen onze aandacht getrokken naar een plek in Polen, waar veel vluchtelingen de grens overkwamen. We dachten bij een groot winkelcentrum een grote schuur te hebben ontdekt, waar hulpgoederen werden opgeslagen en dachten daar een goed adres te hebben. Toen namen we de beslissing: we gaan! Na anderhalve dag reizen werden we vriendelijk ontvangen, maar er bleek al een organisatie voor vluchtelingen eten te koken.”
Om half zeven aan de patat
William herinnert zich het wanhopige moment alsof hij het opnieuw beleeft. „We wisten het echt niet meer. We zijn met z’n allen in gebed gegaan met de vraag of de Heere de weg zou willen wijzen. Niet lang erna werden we gebeld door een hulpcoördinator uit de omgeving. Die wees ons op het dorpje Przemyśl, waar zeshonderd vluchtelingen zonder eten zouden zitten. Daar aangekomen, mochten we zelf weten waar we gingen staan. We hebben onze tent opgezet, de Nederlandse vlag gehesen en vanaf half zeven ’s morgens tot ’s avonds half negen aan één stuk door staan bakken. Er kwamen steeds maar nieuwe bussen met vluchtelingen aan. Alleen vrouwen en kinderen stapten uit. Mannen en vaders waren achtergebleven. Dan schiet door je heen: Leefden die nog? Dat stemt wel droevig. De stroom ging maar door. We dachten vooraf: als we vijfhonderd mensen kunnen helpen, is onze missie geslaagd. Maar we konden wel duizenden mensen per dag aan ontbijt, middag- en avondeten helpen. Toen we na drie dagen bikkelen om versterking vroegen vanuit Nederland, stonden er binnen anderhalve dag twee mensen om ons te helpen. Om half zeven ’s morgens kwamen mensen namelijk al patat halen voor
hun ontbijt. Dan moest je er eigenlijk al weer staan.”
Kamp Holland
Van het geven „werden ze niet minder,” zegt Buis. En Henk legt uit: „De ene dag kwam het Duitse Rode Kruis pallets frisdrank brengen om uit te delen. Vanuit Nederland – maar ook uit andere landen – kwamen er verschillende mensen vluchtelingen ophalen. Die hadden hun auto’s volgestopt met hulpgoederen die ze eerst bij ons kwamen legen. De één kwam met powerbanks voor mobieltjes. De ander loste drieduizend eieren. Weer een ander kwam met dozen bananen of spek. Het hield maar niet op.
‘Kamp Holland’ was een begrip geworden. Langzamerhand werd het voor ons lastig om te beslissen om weer weg te gaan. Gelukkig hebben we het achter kunnen laten op een moment dat we wisten: er komt
iemand voor ons in de plaats.”
Geen mayonaise
Het geeft voldoening als ze eraan terugdenken. Buis: „Al is er ook het besef dat je tekortschiet. Ik zal de vrouw met haar kind, die zwaar onderkoeld en na zes dagen zonder eten bij ons kwam met de woorden ‘I’m hungry’ niet licht vergeten.” Hans: „Mij trof de aanblik van de hal vol bedden met vluchtelingen enorm. En moet je dit zien,” zo toont hij de foto’s op zijn mobiel. „Deze vrouwen, dekentje om
en een koffertje als schamel bezit. Dat is een film die voortdurend terugkomt, hè?” Gaan ze nog een keer? William: „Zeker. En dan kiezen we weer voor voedsel. Hoewel we ook Bijbels in onze vrachtwagens aantroffen. We verwonderen ons bij de gedachte dat Oekraïense soldaten die ergens een plekje hebben gegeven in hun tank. Toch zijn we daar in de eerste plaats niet voor. We zullen sommige dingen wel anders doen dan de eerste keer. Als wij patat eten, nemen we mayonaise erbij.” Lachend: „Maar laten die mensen daar dat nu helemaal niet lekker vinden. Dat wordt dus ketchup.”
Dit interview verschijnt -samen met nog een deel- in de GezinsGids van 5 mei 2022 D.V.