altBij het KNMI staat het geregistreerd als de ergste natuurramp van de twintigste eeuw. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 zorgt de combinatie van springtij en een noordwesterstorm voor een extreem hoge waterstand. Op het eiland Goeree-Overflakkee breken veel dijken. In totaal komen 488 eilandbewoners om het leven. Jo Tanis-Meijer (64) uit Goedereede verliest tijdens de watersnoodramp haar moeder, broer en drie zussen.

„Water is nog steeds bedreigend voor me. Tien jaar geleden ging ik voor het eerst onder de sproeier in de douche. Ik houd hem wel zelf vast, dan heb ik het een beetje in de hand.”

De eerste twee jaren van haar leven groeit Jo op in een gezin met vijf kinderen. Met haar vader, moeder, broer en drie zussen woont ze aan de Battenoordsedijk, tussen Oude Tonge en Nieuwe Tonge in. In de nacht van de ramp verwacht men hoog water vanaf het Haringvliet, maar de watermuur komt vanaf de Grevelingen. Precies aan de kant van Goeree-Overflakkee, waar Battenoord ligt. Jo: „De dijken braken daar heel snel door. Mijn moeder en zusjes verdronken al snel. Mijn broer bleef het langst in leven. Ik was tweeënhalf en bleef alleen over met mijn vader.”

Het water verwoest hun huis. De hele nacht drijven vader en dochter door de polder. Tot ze bij een dijk komen. Met zijn bewusteloze dochtertje in zijn armen loopt vader Meijer naar Nieuwe Tonge. „Tegen een man die hij op het Korteweegje in Nieuwe Tonge tegenkwam, zei hij: ‘Alles is weg. Ik heb het zelf gezien. En dit leeft ook al niet meer’. Mijn vader dacht dat ik het niet had overleefd. Ik was steeds buiten bewustzijn en ook onderkoeld doordat ik gigantisch veel water binnen had gekregen.” De gevolgen van de onderkoeling zijn nog steeds merkbaar. „Ik heb het nooit koud. Er is in die nacht aan mijn thermostaatje gedraaid.”

Confronterende helikoperbeelden
„Aan mij vertelde mijn vader nooit persoonlijk iets over wat er met me gebeurde in die nacht. Wel aan mijn man later, toen hij zelf ziek was. Mijn omgeving sprak er ook niet over. Zelfs niet over wat mijn vader meemaakte. Je spaart elkaar door de wond niet elke keer open te halen. Je kunt op je stoel namelijk ook nog verdrinken. Nog steeds praat de oudere generatie niet over de ramp.” Er vallen meerdere puzzelstukjes op zijn plaats als Jo twee jaar geleden onverwachts een documentaire over de watersnoodramp ziet. „Ineens zag ik mijn vader uit een helikopter stappen. Met mij in zijn armen. Het zien van die beelden was heel confronterend. Dan wordt het echt.” Stil staart Jo voor zich uit. Langzaam herhaalt ze haar woorden: „Dan wordt het echt, hè. Dan is het bijna tastbaar. Je verstart gewoon even. Wat ik voor mijn idee later zelf bedacht had, was dus waar: ik zat alleen met mijn vader en de piloot in de helikopter.”
De bewuste helikopter brengt Jo en haar vader van het ondergelopen Nieuwe Tonge naar het droge Dirksland. „In de helikopter raakte ik tijdens de nacht van de ramp steeds bewusteloos. In mijn beleving is hij nooit geland. Als ik ziek was, droomde ik altijd dat ik uit een helikopter zou vallen. Mijn schoonvader zei daarom jaren later: ‘We gaan een keer samen vliegen’. Dat hebben we gedaan. Daarna was het over.” Van het verdere verloop van de rampnacht herinnert Jo zich alleen nog kleine stukjes. „Ik was nat en werd in een bed gestopt om even op temperatuur te komen. Dat moet in Dirksland geweest zijn. Of in Nieuwe Tonge. Er lag iemand naast me om me warm en levend te krijgen. Je voelt als kind op dat moment de angst in je omgeving en accepteert gewoon wat ze met je doen.”

Dit is een selectie van een artikel uit de GezinsGids