MennoMenno de Bruyne is voorlichter bij de SGP Tweede Kamerfractie. Op deze plek geeft hij een kijkje achter de schermen van het hof en het Binnenhof

Weigerminister

Tegen het eind van de kabinetsformatie zijn er altijd mensen die hun mobieltje geen seconde uit durven zetten. Stel je voor dat je dat doet en dat je dan nét het telefoontje mist van de formateur: „Zeg Jan (of Piet of Klaas), zou je minister willen worden in mijn kabinet? Binnenlandse Zaken lijkt me wel wat voor jou. Zou je even langs willen komen?” Je zou maar zó een ministerspost mis kunnen lopen…

Wie denkt dat iedereen die benaderd wordt voor het ambt van minister direct toehapt, heeft het mis. Vaak genoeg loopt de formateur een blauwtje bij de kandidaten die hij benadert. Want niet iedereen is gebrand op een ministerspost. Of, zoals minister Ien Dales ooit zei: „Minister word je niet voor de lol.”

Soms is er een politieke reden om te bedanken voor de ‘eer’. In het CDA heb je vanouds een linker- en een rechtervleugel. De linksachtigen voelen er dan niks voor om in een kabinet met de VVD te stappen; de behoudende broeders moeten weer niks hebben van de rooie PvdA. Zo weigerde de linkse CDA’er De Gaay Fortman in 1977 pertinent toe te treden tot het centrum-rechtse kabinet-Van Agt.

Ook om financiële redenen is er wel eens iemand buiten een kabinet gebleven. Dr. J.R.M. van den Brink was er zo één. Nadat hij van 1948 tot 1952 een succesvol minister van Economische Zaken was geweest stapte hij over naar het grote geld van de banken. Toen hij in 1959 en 1966 gevraagd werd om premier te worden, gaf hij niet thuis in zijn villa in Laren.

Een reden die ook vaak wordt gegeven om ‘nee’ te verkopen tegen de formateur is een zwakke gezondheid. Soms is dat de ware reden. Het ministerschap vergt dat je mentaal en fysiek in een goede conditie bent. Maar ‘gezondheidsredenen’ zijn niet zelden een smoes om de ware reden te maskeren. De latere premier De Geer durfde het in 1918 nog niet aan om toe te treden tot de regering. Hij was, zoals hij later toegaf, wat ‘al te angstvallig’. Hij regelde een doktersattest om z’n partij ervan te overtuigen dat hij niet geschikt was.

Ook De Quay wist in 1956 z’n arts nog zo ver te krijgen dat hij een negatief advies uitbracht. Maar vijf jaar later moest de arme De Quay er tóch aan geloven. Z’n hart was goed genoeg, en diezelfde arts oordeelde wéér vijf jaar later: „U kunt uw auto en het land nog blijven besturen…”

Een fraaie uitvlucht biedt de formulering dat iemand om ‘persoonlijke redenen’ afziet van een baantje als schietschijf voor de Tweede Kamer en de pers. CDA-voorman Willem Aantjes was verschillende keren in beeld voor het ministerschap. Altijd liet hij de beurt voorbij gaan, naar later bleek omdat hij bang was dat zijn duistere oorlogsverleden dan opgerakeld zou worden.

Maar de meest bijzondere weigerminister van allemaal was Theo Heemskerk. Toen z’n vrouw, die op dat moment in het buitenland vertoefde, hoorde dat haar man in beeld was als excellentie in het kabinet van Abraham Kuyper, schreef ze hem een brief op poten. Als hij het waagde om in Kuypers kabinet te gaan zitten, zou ze niet meer terug keren naar Den Haag. ‘Kuyper ist ein Lügner’ (leugenaar), fulmineerde ze.

Heemskerk bleef netjes thuis…