Tekst C.A. Schipaanboord-de Vos Beeld Anneke Vat-Pul
Ze hebben alle drie een druk gezin. Als het over opvoeden gaat, is het soms zoeken naar de weg. Moeders Gerjanne van Vijven, Marinda de Boed en Judith Gijssel gaan in gesprek over de zachte kant én harde hand die soms nodig zijn. „Ik heb zo vaak wijsheid nodig. Ik ben fulltime moeder, maar voel me niet capabel om ons gezin te leiden.”
Waar denken jullie aan als het gaat om zachtheid in de opvoeding?
Marinda: „Als er iets gebeurt, moet je eerst kijken hoe dingen ontstonden en waarom een kind op een bepaalde manier reageert, in plaats van er meteen bovenop te zitten en er wat van te vinden.” Judith: „Eerst het verhaal aanhoren voordat je oordeelt.”
Marinda: „En niet in gesprek gaan als een kind boos of chagrijnig is. Laat hem of haar dan eerst uitrazen en kom er later op terug.”
Gerjanne: „Ik denk vooral aan zachtmoedig zijn. Dat zou ik graag wat meer willen. Ik ben impulsief en zit er vaak meteen bovenop. Zoals Marinda zegt, is het heel belangrijk om eerst te kijken wat er precies speelt.
Daarnaast hoort de vrede bewaren erbij. Dat vind ik ook een grote uitdaging in het gezin.”
Is er zachtheid te vinden bij jullie thuis?
Marinda: „Als de kinderen weg zijn geweest, vraag ik altijd hoe het was, wat ze gedaan hebben en wie ze gesproken hebben. Zelfs als ze op plaatsen waren waar ik ze niet wil hebben. Niet dat ik dat goed vind, maar ik wil dat ze eerlijk zijn. Soms komen daar juist dan nog mooie gesprekken uit voort. Dat zie ik als zachtheid.”
Gerjanne: „Wij hebben een dynamisch gezin en merken dat de sfeer verzacht als Kasper erbij is. Dat zie ik vooral bij de grote jongens. Ze kunnen soms een maskertje hebben van altijd stoer zijn, maar bij hun babybroertje blijft er een stukje puurheid over.
We hebben één dochter en verder zijn het jongens. Dus het gaat hier heel vaak niet met zachtheid. Jongens moeten altijd duwen en trekken. De meubels verschuiven door het huis. Ik moet leren om dat niet erg te vinden.
Rouwdouwen is hun manier van communiceren. Het kan niet zacht. Geen idee hoe het in een meidengezin gaat, maar ik heb het idee dat je als moeder van jongens steviger in je schoenen moet staan.
Ik verhef soms mijn stem omdat zij dat ook doen. Niet dat ik de hele dag schreeuwend door het huis loop, maar die jongens produceren soms een hoop herrie. Dan hoor ik mezelf bezig en denk ik: dit heb ik vroeger nooit gewild.
Ook is er weleens een vuist nodig, soms letterlijk. Dan pak ik ze bij hun arm of trek ik ze uit elkaar.”
Judith: „Waarom moet je als moeder toch vaak eerst kwaad worden voor ze luisteren? Het ene kind heeft ook een hardere hand nodig dan het andere.”
Gerjanne: „Dat vraag ik me weleens af. Is dat eerlijk?”
Judith: „Het scheelt of je vier bent of negentien, heel druk of juist rustig. Eén van onze zoons kan erg brutaal zijn en heeft bijvoorbeeld duidelijk een hardere hand nodig dan z’n broer, op wie ik bijna nooit kwaad hoef te zijn.”
Vinden jullie jezelf weleens té zacht in de opvoeding?
Gerjanne, lachend: „Ik vroeg aan onze jongens of ze mij weleens te slap vonden. Het antwoord was nee. Toen vroeg ik of ze me te streng vonden. ‘Meestal’, zeiden ze toen.”
Judith: „Ik ben weleens te slap. Dan geef ik straf, bijvoorbeeld dat ze een klus in de tuin moeten doen of hun telefoon in moeten leveren, maar vergeet ik het weer. De kinderen zeggen zelf weleens dat ik niet helemaal consequent ben en meer door moet pakken. Daar hebben ze gelijk in.
Eigenlijk moet ik het meteen opschrijven als ik straf geef. Ik zeg dan meestal dat het mijn fout is en dat ze deze keer mazzel hebben.”
Marinda: „Ik denk dat het voor veel ouders moeilijk is om heel consequent te zijn. Er lopen meerdere kinderen rond die allemaal aandacht nodig hebben. Dan schiet er weleens iets bij in.”
Gerjanne: „Misschien ben ik wel te streng. Als we bijvoorbeeld aan tafel zitten en ze gaan dollen, ben ik ze kwijt. Dus dat probeer ik meestal te voorkomen, zodat ik de touwtjes in handen blijf houden. Als er soms wat minder kinderen thuis zijn, ben ik volgens mij een veel lievere moeder.”
Judith: „Dan is het ook makkelijker, omdat je er dan niet zo veel om je heen hebt.”
Hebben jullie veel regels in de opvoeding?
Gerjanne: „Peter en ik grappen weleens dat we zesduizend regels voor de kinderen hebben. Ik ben benieuwd hoe dat in andere gezinnen gaat. Elke nieuwe situatie vraagt weer om nieuwe regels. Zo proberen we alles onder controle te houden en in te kaderen.
We hebben bijvoorbeeld regels over de hoeveelheid broodbeleg, het knoeien met de potjes, netjes eten en één kind moeten we inperken qua hoeveelheid eten. Ik vraag me dan soms af of ik te veel aan het kneden ben met de kinderen om ze te krijgen zoals ik ze wil hebben en of ze wel zichzelf kunnen zijn.”
Marinda: „Wij hebben niet zo veel regels. Bij de oudste twee kinderen hadden we nog wel de regel dat ze hun bord leeg moesten eten, maar daar begin ik niet meer aan. Als ze het niet lusten, is het pech en aan dubbele porties begin ik niet.
Verder hebben we wel wat regels over bedtijden en over corveetaken. Zo helpen ze altijd met de afwas en het afruimen van de tafel. Verder blijven de telefoons op zondag uit en hebben de kinderen dan een taak, want ik ga niet de hele zondag rennen en vliegen. Dat is het wel zo ongeveer.
Ik ben heel makkelijk. Er mogen ook altijd vrienden of vriendinnen komen eten of logeren. Misschien slaapt er vanavond wel weer één op de bank. Ik heb geen idee.”
Judith: „Ik kan een strenge moeder zijn. ’s Avonds moeten de kinderen hun telefoon om negen uur inleveren. Daar ga ik net zolang achteraan totdat ik ze allemaal in de kast heb. De volgende ochtend krijgen ze hem pas om acht uur weer en op zondag blijft hij in de kast. Ook tijdens maaltijden en drinkmomenten zijn ze buiten beeld.
Op zondagavond onder het eten mag iedereen een gerecht kiezen voor in die week. Als iemand zuurkool kiest, kook ik er nog iets anders bij. Sorry, Marinda, maar bij mij staan er soms wel twee potjes op tafel. Dat scheelt me een hoop gezeur.”
Heb je weleens spijt als je te streng bent geweest?
Marinda: „Ik deed op zondagmiddag eens een dutje en hoorde al een poos gebonk en gegil. Ik lag me al een poosje te irriteren en ging op den duur naar beneden. Ik gooide de deur open, deed m’n handen tegen de monden van de kinderen en liet hen duidelijk weten dat ze moesten stoppen. De kinderen keken erg beteuterd. De buurjongetjes bleken de veroorzakers te zijn.”
Gerjanne: „Ik heb ook weleens spijt. Soms heeft een kind echt wat gemopper verdiend. Dan kom ik daarna met een ander in contact en krijgt die een snauw van me.
Dat is natuurlijk niet eerlijk. Ik laat dan meteen weten dat het niet aan hem of haar ligt en vraag over een kwartiertje terug te komen. Dan heb ik even een time-out voor mezelf om weer wat op te vrolijken.
Eén van onze kinderen is nogal gevoelig en die zie ik soms zomaar ineenkrimpen bij een stevige opmerking. Daar kan ik dan ook spijt van hebben. Je moet soms onderscheid maken in hoe je kinderen behandelt.”
Marinda: „Als een kind straf krijgt, kan het soms zeggen dat je veel meer van z’n broer of zus houdt. Dan zeg ik altijd dat dit totaal niet waar is. Een moeder kan niet van het ene kind meer houden dan van het andere. Tenminste, ik merk dat dit bij mij zo is.
Ik vind ook dat kinderen mogen aangeven als ik onterecht streng was. Ik ben geen moeder die ver boven haar kinderen staat. Ze moeten gewoon naar mij luisteren, maar ik houd niet van dat autoritaire.”
Judith: „Maar ze moeten wel weten wie de baas is en tegen wie ze het hebben.”
Gerjanne: „Kinderen kunnen het ook op een respectvolle manier aangeven.”
Judith: „Ik ben depressief geweest en heb periodes gehad waarin ik niet lekker in m’n vel zat. Dan zei ik weleens iets wat niet goed was. Dan vertelde ik achteraf dat ik met mezelf in de knoop zat en dat het niet goed van me was. Daar hadden ze dan begrip voor.
Zo gaat het vaker. Als we met z’n allen uit zijn of als de bom thuis weer eens is gebarsten, bespreken we soms wat er anders kan. Ik vraag de kinderen dan wat mama anders kan doen en wat papa anders kan doen.”
Gerjanne: „Praten ze dan allemaal mee?”
Judith: „Ja, en daar ben ik heel blij mee.”
Zijn jullie ook weleens ‘streng met de handen’?
Judith: „Ik zal mijn kinderen niet snel slaan. Maar als het nodig is, pak ik ze gerust wel bij hun arm of nek. Ze hebben het soms nodig om te voelen hoe ver ze kunnen gaan.”
Marinda: „Ik pak ze ook weleens bij hun arm om ze vervolgens naar de gang te dirigeren. Ik zou niet weten waarom dat niet zou mogen. Kinderen kunnen het bloed flink onder je nagels vandaan halen en op je hart trappen en dit zou dan volgens sommigen niet mogen.”
Judith: „Als je ziet wat er in Spreuken en Prediker staat, is een corrigerende tik niet per se fout. Ik las pas in Prediker dat je kinderen kort moet houden, omdat ze anders met je op de loop gaan.” Gerjanne: „Bij mij gaat het op dit vlak niet altijd zoals ik zou willen. Ik voel soms dat ik fout zit als ik uit boosheid een kind van me af duw of hardhandig op de trap zet. Als het gebeurt uit drift en machteloosheid is het niet goed. Soms zitten de jongens fysiek zo aan elkaar dat ik ze uit elkaar moet trekken. Dat gebeurt dan weloverwogen en dat vind ik anders.”
Vragen jullie je weleens af wat andere moeders van jullie opvoeding vinden?
Gerjanne: „Ik zie soms moeders die altijd zo vriendelijk, zachtaardig en liefdevol zijn. Dan denk ik dat hun kinderen een veel fijner thuis hebben dan mijn kinderen. Ik zit altijd zo dicht op ze met mijn korte boodschappen en ze moeten van alles. Soms zou ik wat vriendelijker willen zijn.”
Marinda: „Je moet je wel realiseren dat je andere personen vaak maar op korte momenten bezig ziet. Bij hen thuis gaat het misschien wel heel anders.
Kinderen kijken zo ook vaak naar andere ouders en denken dan dat die ouders veel leuker zijn. Ik zeg soms: pak je pyjama en koffer maar en ga maar een leuke moeder zoeken.”
Judith: „Ik zeg soms ook dat ze de koffer mogen pakken en een beter thuis mogen zoeken. Maar dat gaat hen toch te ver. Een beter huis hebben ze nog niet gevonden.”
Marinda: „Ik merk dat wel. Iemand zei me eens dat ik meer door moest pakken. Maar mijn kind had faalangst en had iets heel anders nodig.”
Gerjanne: „Het is belangrijk om niet te oordelen. Je weet nooit welk verhaal erachter zit.”
Het volledige interview verschijnt in de GezinsGids van 9 februari D.V.