Tekst C.J. de Leeuw beeld Gerben Vat

Voor ds. J.A. Weststrate (GGiN) kost het strijd om zijn werk in Zuid-Afrika los te laten. Voor Job Bolier werd het een strijd om erheen te gaan. Maar nu hebben ze er beiden vrede mee. „Als je ziet dat het Woord zijn voortgang heeft, dan word je zo klein als een stofje. Dan zeg je: ‘Och Heere, het is tóch Uw werk’.”

Zuid-Afrika. Wie dat woord laat vallen, raakt een snaar bij ds. J.A. Weststrate. Een bruisende woordenstroom breekt los. „Je zult wel denken, wat een spraakwaterval,” excuseert ds. Weststrate zich halverwege met een lach. Het verraadt een onderliggend vuur van liefde en bewogenheid. Een vuur dat door zijn verblijf in Zuid-Afrika de achterliggende jaren is opgelaaid en nu zijn hele leven doorgloeit. Liefde voor de zwarte bevolking in Zuid-Afrika, vaak levend in grote ellende en geestelijke armoede. Ds. Weststrate: „Van de tien wortels zitten er nog altijd twee in Zuid-Afrika.”

Bladstil

Ook Job en Heleen Bolier zijn erdoor aangestoken. De roep kwam en ze mochten volgen. Binnenkort hopen ze te vertrekken naar het land. Job zal er gaan werken als zendingswerker namens Stichting Bethlehem, de organisatie die opbloeide vanuit het werk van het echtpaar Weststrate. Het opleidingstraject is afgerond. De uitzenddienst staat gepland voor 13 oktober. Nu is het even rustig. „Een soort interbellum,” glimlacht Job. Zo rustig was het een paar weken geleden niet. Als Job in het vliegtuig zit richting Zuid-Afrika voor een bezoek aan het werkveld – samen met ds. Weststrate en zijn vrouw – woedt inwendig een hevige storm. Want waar is hij aan begonnen? Job: „Je denkt: ‘Wat moet jíj daar gaan brengen? Je had je mond vol over van alles, wat blijft er nu van over?’ Dan wordt het wel even benauwd vanbinnen.”

Nu is het bladstil. „Ik kan en mag niet anders zeggen dan dat de Heere de storm tot bedaren heeft gebracht. Bij de kennismaking met de mensen met wie ik moet gaan samenwerken, sprong de vonk over. Zo ging dat ook bij de mensen onder wie we gaan werken. Ik heb me zó op m’n plaats gevoeld tussen hen.” Dat er nu een zendingswerker wordt uitgezonden en ook nog één in opleiding is, schept vreugde. Ds. Weststrate: „De verantwoordelijkheid van de projecten drukt op je. Het is op je hart gebonden. We beginnen altijd de dag met dit eerst aan de Heere voor te leggen. Toen we het werk in 2018 moesten loslaten omdat ik een beroep aannam naar Elspeet, was het ons gebed of de Heere zendingswerkers, operationeel leider en veldwerkers wilde uitzenden. Zodat het werk voortgang mocht hebben. Want de gereformeerde gemeente in Nederland van Silverton deed wat ze kon, maar het met dezelfde intensiteit voortzetten was onmogelijk. Het heeft me dan ook ontzettend verheugd dat er werkers aangenomen werden.”

Een lege maag heeft geen oren

De stichting is langzamerhand professioneel geworden. Opgebloeid vanuit een klein begin. Onbedoeld en ongedacht. Ds. Weststrate: „Het begon met het aanleren van naald- en kraalwerk aan kansarme vrouwen. In onze pastorie, door mijn vrouw. Via die vrouwen kwamen we in de townships terecht. Dit liefdadigheidswerk wekte het vertrouwen van de bevolking. En zo kwam er ingang voor het Woord. Want vergeet niet: een lege maag heeft geen oren. Dat is echt waar.” Die opening ontstond geleidelijk en spontaan. „Op een gegeven moment deelden we maïs uit. We begonnen dan met Schriftlezing en gebed. Toen kwam uit de groep de vraag: ‘Hebt u niet ook een Woord om te verkondigen?’  Zo heeft de Heere ons allebei op Zijn eigen wijze willen gebruiken. Mijn vrouw won het vertrouwen, ik mocht het Woord brengen.”

Boven het stof verheven

Als ds. Weststrate één punt moet markeren waarop het écht begon, dan is dat de begrafenis van Elizabeth. „Zij was feitelijk de eerste werker van onze stichting. Toen ze overleed, vroeg de familie of ik op haar begrafenis wilde spreken. Dat deed ik met liefde. Maar aan het einde van de dienst vroeg de familie: ‘We verwachten dat u ook op het graf spreekt!’ Daar had ik niet op gerekend. Waar moest ik over spreken? Onderweg richting de begraafplaats worstelde ik ermee.” De mensen zijn massaal naar de begrafenis gekomen. Dat is gebruikelijk in de zwarte cultuur. Als hij de mensenmassa ziet, overweegt hij de grafmeditatie te houden over ‘alle vlees is gras’. „Maar toen ik het Bijbelgedeelte opsloeg, kon ik de tekst niet meer vinden. Dat is me nog nooit overkomen. Het was alsof de Heere het licht liet vallen op een andere tekst: ‘Hij zal de lammeren in Zijn arm vergaderen en in Zijn schoot dragen’. Er kwam zó veel in mee. Ik was boven het stof verheven. Ik heb lang gesproken, want ik wilde niet ophouden. Ik dacht: ‘Als ik nu stop, is de Geest weg en ben ik terug op aarde’. Later kreeg ik vanuit Nederland te horen van drie mensen dat ze mochten geloven dat we die dag een Koningskind hadden begraven. Terwijl ze van niets wisten.”

Tot U zal alle vlees komen

Als hij in 2014 een beroep van de gereformeerde gemeente in Nederland te Silverton krijgt, wordt die roep bekrachtigd met de woorden uit Psalm 65: ‘Gij hoort het gebed, tot U zal álle vlees komen’. „Toen had ik al de hoop dat het naast de blanke gemeente óók voor de zwarte bevolking zou zijn.” En ze kwamen, de zwarte mensen. Al was het in eerste instantie misschien voor hun lege maag. Of voor werk. Want inmiddels is er een project opgezet waarbij meer dan honderd mensen een stuk land kunnen bewerken. „Er zijn dagelijks zo’n vierhonderdvijftig mensen op de Garden of Hope. Ouderen, moeders en kinderen. Tot aan baby’s toe. Steeds krijgen ze het Woord erbij. „Bezoekers krijgen eten, er is een dagopening en er worden regelmatig Bible Classes gehouden. Dan wordt ook weer uit het Woord gelezen.  Alles wat we doen heeft een woordcomponent. Het daadwerk is een middel. Want je hebt te maken met zielen voor de eeuwigheid. We doen ze ernstig tekort als we dan alleen uitwendige dingen geven. Dat is onze missie geworden: behoeftigen brengen van dagelijks brood tot het levende Brood.”

Schaduwen van de dood

Heel belangrijk is dat je in het werk aansluit bij de cultuur. En één zo’n cultureel gegeven is dat families in de townships een centrale rol vervullen. Ds. Weststrate: „Dat is een reden waarom Job erheen ging voor een kennismakingsbezoek. We introduceerden Job bij de zwarte families, die het lokale management vervullen. Gelukkig viel dat heel goed.” Relaties zijn sowieso heel belangrijk in de zwarte cultuur, vertelt de predikant. „Hoeveel uren we niet besteed hebben om met lokale mensen te praten, te eten en samen te zijn… Maar het is nodig om het vertrouwen te winnen en te behouden.” Tijdens het bezoek leggen ze veel home visits af. Aangrijpende momenten die op je netvlies blijven branden, zegt Job. „Je komt zulke schrijnende situaties tegen. Dat laat je niet zomaar los.”

Ds. Weststrate: „Er zijn veel zogenaamde child headed families: gezinnen die geleid worden door het oudste kind, omdat de ouders er niet meer zijn. Vaak is niet bekend wie de vader is – mannen slapen zo’n beetje elke nacht bij een andere vrouw – en veel mensen sterven er aan aids.” Job: „Tshepo was zo’n jongen. We troffen hem aan in tranen. Als je het leed dan in z’n ogen ziet, denk je: ‘Moet ik, rijke westerling, hier komen vertellen hoe het zit?’ Als je dan niet de beste Boodschap had, zou je geen zinnig woord kunnen uitbrengen. Ik mocht iets uit Psalm 23 met hem delen. ‘Mij zal niets ontbreken’. Hoe kan dat, als je in een dal van schaduwen van de dood bent?”

Ds. Weststrate: „Job probeerde hen pastoraal te begeleiden. Dat deed hij heel invoelend. Alleen Gods Woord kan in zo’n situatie kracht doen. Er is op zo’n moment een voortdurende noodkreet in je hart:  ‘Heere, geef Uw woorden in mijn mond’. Je zucht: ‘O Heere, grijp ook deze zielen’. Wat ook bijzonder is: als je ergens een keer of zes, zeven geweest bent, zie je orde ontstaan. De rommel rond het huis wordt opgeruimd. Die netheid is al een uitwendige vrucht van het Woord.”

Dit is een fragment uit een interview met ds. J.A. Weststrate (GGiN) en Job Bolier. Het complete artikel verschijnt in de GezinsGids van 7 oktober D.V.